HC personen en familierecht.
HC 1: Algemene bepalingen.
Boek 3-> art. 15, 59, 78-79, 326; belangrijke schakelbepalingen. Verband tussen personen
en familierecht en de boeken 3, 5 en 6 (vooral 3 en 6) aan de andere kant.
Art. 6:216 BW (schakelbepaling)-> 6:213 t/m 6:260 BW. Vereist:
1. Meerzijdig.
2. Vermogensrechtelijk van aard.
Dwalingsleerstuk (6:228) + redelijkheid en billijkheid (6:248) + rechter kan contract wijzigen
op grond van onvoorziene omstandigheden (6:258) kan worden toegepast want die vallen
alle drie onder het bereik van de schakelbepaling art. 6:216 BW.
EVRM-> direct werkende bepalingen, bij strijd tussen supranationale recht en nationale
recht anderzijds dan prevaleert het supranationale recht, maar dan moet het wel gaan om
een een ieder verbindende bepaling; bvb art. 8 grote rol in familierecht. Art. 14 EVRM
discriminatieverbod. IVBPR, IVRK (art. 7= recht om afstamming te kennen-> HR 18 maart
2016, ook art. 8= recht op eigen identiteit).
Algemene bepalingen boek 1 BW:
- Art. 1:1= rechtsbevoegdheid-> recht om subject van rechten en verplichtingen te zijn.
- Niet te verwarren met handelingsbevoegdheid en handelingsonbekwaamheid.
Minderjarige is handelingsonbekwaam (titel 13 en 14).
- Nasciturus of nascitura= hij of zij die zal worden geboren maar nog niet is geboren.
- Art. 4:9 BW-> je moet bestaan op het moment dat het nalatenschap open
komt te staan.
- Art. 1:2 BW-> het kind waarvan een vrouw zwanger kan wel erven. Als het
kind dood wordt geboren dan wordt het kind geacht nooit te hebben bestaan.
Kind wordt dus geacht te bestaan vanaf de conceptie, daarom erft het kind
mee.
- Art. 1:3
- Art. 4:12-> verder bent verwijderd dan 6de graad dan erf je niet, gaat het naar
de staat.
- 1:205-> vernietigbaarheid van een erkenning. Erkenning van een kind door
een (niet biologische) vader is geldig tot art. 1:205 BW.
- Bloedverwantschap is familierechtelijk. Aanverwantschap is bvb stiefmoeder
of schoondochter (lid 2). Bloedverwantschap in de eerste graad rechte lijn
noem je dan bij een schoondochter aanverwantschap in de eerst graad
rechte lijn.
- Lid 3-> schoonfamilie raak je nooit kwijt, aanverwantschap blijft.
Familieprocesrecht in art. 798-828 Rv.
Art. 1:197 BW-> kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke
betrekking tot elkaar (bij familierechtelijke betrekking in juridische zin sprake van
bloedverwantschap). Vaak valt juridisch bloedverwantschap samen met biologisch maar
hoeft niet, bijv. adoptie (1:229 lid 1 BW).
Graad van bloedverwantschap bepaalt door het getal der geboorten die de
bloedverwantschap hebben veroorzaakt. Hierbij telt een erkenning, gerechtelijke vaststelling
,van ouderschap of een adoptie als geboorte (art. 1:3 lid 1 i.v.m. 1:203-206, 207-208 en 227-
232 BW).
HC 2: Naamrecht.
Is een persoonlijkheidsrecht, belangrijk voor identiteit.
Voornaam + achternaam (geslachtsnaam juridisch genoemd).
Art. 1:4-1:9 BW -> regelt recht op naam.
Art. 1:9 heeft niks te maken met de geslachtsnaam die in uw geboorteakte staat.
Art. 1:5 BW:
- Geen huwelijk (of geregistreerd partnerschap)-> ouders kunnen geslachtsnaam kind
kiezen. Breng je geen keuze uit dan wordt het de geslachtsnaam van de moeder.
- Wel huwelijk -> mag je ook kiezen, maak je hier geen gebruik van, dan wordt het de
geslachtsnaam van de vader (art. 1:5 lid 5 BW).
- Lid 8-> volgende kinderen van dezelfde ouders, krijgen dezelfde geslachtsnaam als
het eerste kind (eenheid van naam binnen het gezin). Uitzondering is lid 7.
- Lid 7-> is het kind ouder dan 16 op het moment van het ontstaan van de
familierechtelijke betrekking dan moet deze ten overstaan van de rechter verklaren
welke geslachtsnaam deze kiest.
Woon je alleen samen dan mag je ook elkaars geslachtsnaam voeren. Voer je de naam van
iemand zonder toestemming dan verricht je een OD (art. 1:8 BW). Staat nergens dat je je
eigen naam moet voeren, je mag bijv. een fictieve naam voeren. Maar art. 1:8 maakt dat het
soms onrechtmatig is een andere naam te voeren, als je de schijn wekt een ander te zijn
dan mag het bvb niet.
Wijziging van de voornaam in art. 1:4 lid 4 BW.
Art. 1:10-1:15 BW-> woonplaats van een persoon (lid 1) of rechtspersoon (lid 2).
Art. 1:11 lid 1 BW-> verliest woonstede door daden waaruit de wil blijkt om haar prijs te
geven. Lid 2-> wordt vermoed dat zijn woonstede is verplaatst wanneer hij daarvan op de
wettelijke voorgeschreven wijze aan de betrokken gemeentebesturen kennis heeft gegeven.
Betreft hier een weerlegbaar wettelijk vermoeden; de wet spreekt immer over ‘wordt
vermoed’ en niet over ‘wordt geacht’.
Art. 1:88 BW staat in titel 6 en geldt daarmee voor alle vormen van het huwelijk, geldt dus
niet na scheiding van tafel en bed. Wat is wonen legt art. 1:88 lid 1 sub a BW niet uit, dus
dan val je terug op de algemene regeling van het BW, in dit geval art. 1:10 jo. 1:11 BW.
HR Maastrichtse woning: art. 822 Rv-> de voorzieningenrechter kan voor de duur van het
rechtsgeding de woning aan een van het stel toewijzen. Mag bvb de vrouw dan de woning
verkopen als de woning tijdelijk aan haar is toegewezen? Woont de man nog in het huis?
Nee, volgens de rechtbank en het hof niet, want wonen werd ingekleurd als feitelijk wonen.
HR is het niet eens met de rechtbank en het hof. Art. 1:11 lid 1 BW wijst HR op, meneer had
zich niet laten uitschrijven uit de woonplaats van het huis, dus is hij er volgens dit lid nog
wonende. Meneer had nog de wil om er te wonen en dit is volgens art. 1:10 jo. 1:11 BW
genoeg om er te wonen (de wil om er te wonen= juridisch wonen). Dus de meneer woonde
er nog waardoor de vrouw het niet zou mogen verkopen. Zaak wordt terugverwezen naar
het Hof van Arnhem. Die zegt dat de vrouw er gerechtigd op heeft mogen vertrouwen en dus
wel mag verkopen. HR geeft meneer weer gelijk, want er is geen sprake van te goeder
trouw.
, Woonplaats minderjarig= volgt woonplaats van wie hij onder het gezag is gesteld. Beide
ouders hebben gezag over het kind. Art. 1:251 e.v.= na scheiding loopt gezamenlijk gezag
door. Woonplaats bij gescheiden ouders is wellicht anders, dus dan volgt kind de
woonplaats van de ouder van wie deze feitelijk verblijft (art. 1:12 lid 1 BW). Als feitelijk
verblijf exact 50% 50% is verdeeld dan heeft het kind twee afhankelijke woonplaatsen. Voor
basisregistratie personen (publiekrechtelijk) kun je echter maar een woonplaats hebben.
Maar civielrechtelijk kan het kind op basis van boek 1 dus wel meerdere woonplaatsen
hebben. Art. 1:14 BW-> ook hier zijn er dan twee woonplaatsen.
Onder curatele gestelde= volgt woonplaats van bij wie hij onder curatele is.
Bij bewind-> volgt woonplaats bewindvoerder (art. 1:12 lid 2 BW, uitzondering lid 4):
1. Meerderjarigenbewind-> art. 1:431 BW.
2. Erfrechtelijke vormen van bewind-> art. 4:153 e.v.
3. Bewind bij schenking-> art. 7:182 BW.
Bij mentorschap (1:450 e.v.) BW-> volgt woonplaats mentor (art. 1:12 lid 3 BW, uitzondering
lid 4).
Wanneer persoon waaraan woonplaats wordt afgeleid overlijdt of zijn gezag/hoedanigheid
verliest, blijft hij deze woonplaats volgen totdat een nieuw persoon is aangewezen (art. 1:12
lid 5 BW).
Wanneer kan je je woonplaats kiezen?-> art. 1:15 BW (jo. 6:277a BW):
1. Als de wet het hem verplicht.
2. Of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane
overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen
geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is.
Burgerlijke stand-> art. 1:19 e.v., bewijskracht wijst af van de gewone bewijskracht:
- Akte van geboorte.
- Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar kind is geboren
maakt deze (lid 1).
- Is kind te vondeling gelegd dan ambtenaar van de burgerlijke stand van de
gemeente waar het kind is gevonden (lid 2).
- Akte van overlijden.
Beiden zijn authentieke aktes in de zin van art. 156 lid 2 Rv, maar bewijskracht wijkt af o.g.v.
art. 1:22 en 1:22a BW. Beiden bevatten doorgaans een ambtenaarverklaring (157 lid 1 Rv)
die dwingend bewijs (151 lid 1 Rv) oplevert, en een partijverklaring die volgens art. 157 lid 2
Rv i.b. dwingend bewijs oplevert.
Art. 151 Rv (lex generalis): authentieke akte= notariële akte.
- Partijverklaring= verklaring van degene die het geboren kind komt melden.
- Ambtenaarverklaring= verklaring ambtenaar dat er iemand is gekomen om aangifte
te doen (van geboorte bvb).
Onderhandse akte= de niet notariële akte, zelf gemaakte akte.
Art. 1:22 lid 1 en lid 2 (lex specialis):
- Bij akte geboorte en overlijden leveren de partijverklaring en ambtenaarverklaring
beide op zichzelf volledig bewijs op tegen iedereen.
- Bij andere authentieke aktes heb je de partijverklaring en ambtenaarverklaring nodig
om volledig bewijs tegen iedereen te hebben.