Hoofdstuk 15, Waarnemen
15.1 Zintuigcellen
Evenwichtszintuig
In de oren zitten evenwichtsorganen, die registreren de stand van je hoofd ten opzichte
van de richting van de zwaartekracht. Beide evenwichtsorganen bestaan uit een centraal
deel, de vestibulum, en drie halfcirkelvormige kanalen (gevuld met een vloeistof:
endolymfe). In het vestibulum zitten kleine zintuig orgaantjes: de maculae. De zintuigcellen
in de maculae steken met zintuigharen in een geleilaag met daar bovenop een laag
kalksteentjes. De zintuigharen buigen mee met de zwaartekracht, deze informatie geven ze
door aan de hersenen. De maculae registreert verandering in snelheid. De drie
halfcirkelvormige kanalen registreren informatie over de draaibewegingen van je hoofd. Elk
kanaal heeft aan de basis een knobbel met daarin zintuigharen die vrij heen en weer kunnen
bewegen met de endolymfe. De zintuigharen steken in een geleiachtige massa, de cupula.
Verwerking zintuiglijke informatie
Het evenwichtscentrum in de hersenen ontvangt ook informatie uit ogen, gewrichten, de huid
en spieren. Al die informatie gecombineerd, maakt het mogelijk dat we naar een voorwerp
blijven kijken, terwijl we bewegen en voorkomt duizeligheid als we ons hoofd bewegen. De
kleine hersenen spelen een grote rol bij het terugkoppelen van de informatie naar de diverse
spieren. Misselijkheid op de kermis komt doordat de evenwichtscentrum de informatie niet
goed meer kan combineren. Ook bij reizen kan misselijkheid ontstaan. Een reis pil
onderdrukt informatie uit het evenwichtsorgaan.
Zintuigcellen
Zintuigcellen ontvangen prikkels, het zijn receptorcellen. De zintuigcellen in de cupulae en
maculae zijn mechanoreceptoren, zij zijn gevoelig voor mechanische prikkeling. Op de huid
heb je ook mechanoreceptoren, maar ook thermoreceptoren. Zintuigcellen in je tong en neus
reageren op bepaalde stoffen, en zijn dus chemoreceptoren. Zintuigen in je oog zijn
fotoreceptoren. Elk type receptor is gevoelig voor zijn eigen type prikkel, de adequate
prikkel. Receptorcellen hebben over hun membraan een rustpotentiaal, een adequate
prikkel leidt tot verandering in het membraanpotentiaal. Ook bij het membraanpotentiaal van
receptorcellen is een prikkeldrempel. Wordt die bereikt, dan vindt volledige depolarisatie
plaats, dat opent de calcium-poorten. Wanneer de calcium naar binnen stroomt, lozen de
receptorcellen een exciterende neurotransmitter in een synaps met een sensorische neuron.
Hoe sterker de prikkel, des te meer transmitters er vrij komen.
Verdoofd
Door langdurig prikkelen boven de prikkeldrempel kan de prikkeldrempel van een
receptorcel omhoog gaan. Dit heet adaptatie. Pijnzintuigen vertonen geen adaptatie.
, 15.2 Het gehoorzintuig
Buitenoor en middenoor
De oorschelp vangt geluidstrillingen op en geleidt ze via de gehoorgang het oor in. De
gehoorgang en de oorschelp vormen het buitenoor. De trillingen bereiken aan het einde van
de gehoorgang het trommelvlies, die sluit de gehoorgang af van het middenoor. De
trommelvlies trilt mee met de luchttrillingen. De luchtdruk moet aan beide kanten gelijk zijn,
anders komt het trommelvlies op spanning te staan. De drukverschillen tussen het buiten- en
middenoor los je op via de buis van Eustachius. Dat loopt van het middenoor naar de
keelholte. Door de slikken gaat het klepje van de buis van Eustachius even open, en
verdwijnt de boven- of onderdruk.
In het middenoor zijn drie gehoorbeentjes verbonden met het trommelvlies: hamer,
aambeeld, stijgbeugel. Deze versterken de trillingen, hierna gaan de trillingen naar het
binnenoor.
Binnenoor
De trillingen van de stijgbeugel brengen via het ovale venster (= een membraan in de wand
van het slakkenhuis) de vloeistof in het slakkenhuis in trilling. Het slakkenhuis bevat drie
opgerolde kanalen. De twee grootste: voorhoftrap ene trommelholtetrap. Deze zijn gevuld
met perilymfe, een vloeistof met een eigen ionensamenstelling. Het kleine kanaal:
slakkenhuisgang. Het slakkenhuisgang bevat endolymfe, hierin zitten K+-ionen,
verantwoordelijk voor depolarisatie van zintuigcellen.
Een trilling verplaatst zich van het ovale venster door de perilymfe in de richting van het
centrum van het slakkenhuis. Afhankelijk van de frequentie van de trillen gaat ergens een
membraan in het kanaal meetrillen. Vanaf die plaats gaat de endolymfe in het
slakkenhuisgang meetrillen, wat de trillen weer doorgeeft naar de perilymfe in het andere
grote kanaal. In het middelste kanaal laten de trillingen het basilair membraan bewegen.
Over dit membraan ligt het orgaan van Corti, een langgerekte strook mechanoreceptoren
met haarcellen (zintuigharen). De haarcellen drukken tegen een ander stugger membraan,
het dakmembraan.
Toonhoogte en volume
Het basilair membraan is aan het begin dun en soepel, dat maakt het membraan gevoelig
voor trillingen. Vlak bij het ovale venster zijn dat de hoge frequenties, bij het slakkenhuis juist
lage. Hoe groter de amplitude van de trilling, des te groter de beweging van het basilair
membraan. De zintuigharen buigen dan sterker, en dat levert meer impulsen op, het geluid
is dan hard.
Gehoorbeschadiging
Toonhoogte heeft als eenheid hertz (Hz) en heluidssterte heeft als eenheid decibel (dB).Elke
10 decibel meer, betekent 10 keer zoveel energie van de geluidsgolven (logaritmisch). De
pijngrens van geluidssterkte ligt rond de 120 dB. Kortdurende blootstelling aan 120 dB geeft
gehoorschade op. Langdurige blootstelling van 80-90 dB ook. Bij gehoorbeschadiging zijn