,Voorwoord
Voor u ligt de scriptie die wij hebben gemaakt over de motieven voor middelengebruik onder
Nederlandse studenten in Groningen in opdracht van het onderzoeksbureau X . Deze scriptie is
geschreven in de afstudeerfase van de opleiding Toegepaste Psychologie aan de Hanzehogeschool in
Groningen.
Wij willen X en X , de opdrachtgevers van dit onderzoek, bedanken voor de mogelijkheid om dit
onderzoek te doen. Zij hebben ons nuttige feedback en tips gegeven om dit onderzoek in goede
banen te leiden. Tot slot willen wij ook de respondenten bedanken die onze enquête hebben
ingevuld. Zonder respondenten hadden we geen onderzoek kunnen uitvoeren.
De periode dat we zijn bezig geweest met het afstuderen hebben we als zeer leerzaam ervaren. Wij
hebben veel nieuwe informatie geleerd op het gebied van onderzoek doen. We vonden ons
afstudeeronderwerp ook erg interessant, waardoor we met plezier aan de scriptie hebben gewerkt.
Wij wensen u veel leesplezier toe.
X en X
Groningen, juni 2021
1
,Samenvatting
Door de COVID-19-pandemie zijn er veel maatregelen genomen om het aantal besmettingen terug
te dringen, waardoor het leven van veel mensen is veranderd. Studenten worden ook getroffen door
de coronamaatregelen. Deze maatregelen kunnen een effect hebben op het middelengebruik van
studenten. Ook kunnen de redenen om middelen te gaan gebruiken door de pandemie zijn
veranderd. Er is daarom kwantitatief onderzoek gedaan naar de motieven van Nederlandse
studenten om middelen te gebruiken. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: “Welke motieven
hebben Nederlandse studenten in Groningen om middelen te gebruiken tijdens de COVID-19-
pandemie?” De motieven die onderzocht zijn, zijn gebaseerd op de Substance Use Motives Measure
van Biolcati & Passini (2019). De middelen die zijn uitgevraagd zijn gebaseerd op Het Grote
Uitgaansonderzoek van het Trimbos (Miltenburg, van Laar & van Beek, 2020). Deze middelen zijn
ingedeeld in de categorieën: downers, uppers en trippers. Het is van belang onderzoek naar de
motieven voor middelengebruik te doen, zodat de kennis die wordt opgedaan ingezet kan worden
voor passende interventies, voorlichtingen en preventie.
Er is een enquête verspreid over de motieven voor middelengebruik onder Nederlandse studenten
die studeren aan de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit in Groningen om zo een antwoord te
krijgen op de onderzoeksvraag. Door middel van de gemiddelden van de motieven, ANOVA-toetsen
en de tukey post-hoc test zijn de gegevens uit de enquête geanalyseerd via SPSS. Uit de resultaten
en de conclusie blijkt dat de motieven die het meest gebruikt worden voor middelengebruik
‘verbetering van gevoelens’, ‘verveling’, ‘sociaal zijn’, en ‘zelfontwikkeling’ zijn. De motieven
‘conformeren’, ‘angst-coping’ en ‘depressie-coping’ worden het minst gebruikt als motieven om
middelen te gebruiken. Er zijn ook significante verschillen gevonden tussen middelen bij sommige
motieven. Dit is zowel het geval binnen een categorie zelf, maar ook tussen de drie aparte
categorieën. Dit houdt in dat er bij deze middelen een aantoonbaar verschil is gevonden in de
motieven om middelen te gebruiken.
Door dit onderzoek is duidelijk gemaakt wat de motieven per middel zijn om te gebruiken onder
studenten in Groningen. Een waardevol vervolgonderzoek is om in kaart te brengen hoe studenten
hun behoeften kunnen bevredigen zonder middelengebruik, om hier vervolgens interventies,
voorlichtingen en preventie op te baseren. Dit kan gedaan worden door alternatieven voor
middelengebruik aan te reiken zodat studenten deze alternatieven gaan gebruiken in plaats van
middelen te gaan gebruiken. Welke alternatieven kunnen worden ingezet is te onderzoeken via
literatuuronderzoek. De alternatieven kunnen gebaseerd worden op de motieven die in dit
onderzoek het vaakst naar voren kwamen als reden om middelen te gebruiken, zoals bijvoorbeeld
activiteiten te bedenken, waardoor studenten niet onder invloed willen zijn en hierdoor wordt dan
het motief ‘verbeteren van gevoelens’ verbeterd. Het is ook waardevol om het onderzoek nogmaals
uit te voeren met dezelfde enquête en populatie, maar dan in een periode zonder de COVID-19-
pandemie. De resultaten van een vervolgonderzoek kunnen dan met dit onderzoek vergeleken
worden. Ten slotte kan men als preventie of interventie kijken naar waarom het motief een rol
speelt in het leven van de student en hoe dit eventueel veranderd kan worden.
2
,Summary
Due to the COVID-19-pandemic, several measures have been taken to reduce the number of
infections. This has caused changes in many people's lives. These measures have also affected the
lives of many students and their substance use. It is a possibility that there is also a change in the
reasons as to why students use substances. Quantitative research has therefore been conducted to
learn what the motives of Dutch students are to use substances. The main question of the study is:
“What motives do Dutch students in Groningen have for using substances during the COVID-19-
pandemic?” The motives that are researched are based on the Substance Use Motives Measure by
Biolcati & Passini (2019). The substances measured in this research are based on Trimbos’ Het Grote
Uitgaansonderzoek (Miltenburg, van Laar & van Beek, 2020). These substances are divided into the
following categories: downers, uppers and trippers. It is important to research the motives for
substance use, because little research has been done to learn the motives for substance use. This
knowledge can also be used for appropriate interventions, information and prevention.
A survey about the motives for substance use among Dutch students studying at Hanze University of
Applied Sciences and the University of Groningen was distributed in order to answer the research
question. Using the means of the motives, ANOVA tests and the tukey post-hoc test, the data from
the survey was analyzed with SPSS. The results and conclusion show that the motives most
commonly used for substance use are ‘enhancement’, ‘social’, 'boredom-coping’, and ‘self
expansion’ . The motives ‘conformity’, ‘anxiety-coping’ and ‘depression-coping’ are the least used
motives for using substances. Significant differences were found for some motives. This is the case
for categories themselves, but also between the three separate categories. This means that for these
substances a demonstrable difference has been found in the motives for using substances.
This research has clarified the reasons for each substance to be used among students in Groningen.
A valuable follow-up research is to learn how students can meet their needs without using
substances. This can be done by providing alternatives to substance use so students can use these
alternatives instead of using substances. Which alternatives to use can be found through literature
research. The alternatives can be based of the most popular motives, for example organize some
activities, so students don’t want to be under the influence and that will improve the motive
‘enhancement’. It is also valuable to run the study again with the same survey and population, but in
a period without the COVID-19-pandemic, to compare the results with this study. As last it is possible
to make a prevention or intervantion to why a motive is important in the life of a student and how
it’s possible to change it.
3
,Inhoud
Voorwoord ............................................................................................... Error! Bookmark not defined.
Samenvatting .......................................................................................................................................... 2
Summary ................................................................................................................................................. 3
1. Inleiding............................................................................................................................................... 6
1.1 De COVID-19-pandemie ................................................................................................................ 6
1.1.1 Middelengebruik tijdens de COVID-19-pandemie ................................................................. 6
1.2 Substance Use Motives Measure ................................................................................................. 7
1.3 Aanleiding ..................................................................................................................................... 9
1.4 Doelstelling en probleemstelling .................................................................................................. 9
1.5 Vraagstelling................................................................................................................................ 10
1.6 Operationalisaties ................................................................................................................... 10
1.7 Leeswijzer.................................................................................................................................... 12
2. Methode............................................................................................................................................ 13
2.1 Populatie ..................................................................................................................................... 13
2.2 Meetinstrument .......................................................................................................................... 14
2.2.1. Pilot ..................................................................................................................................... 14
2.2.2 Inhoud enquête.................................................................................................................... 15
2.3 Dataverzameling ......................................................................................................................... 16
2.4 Ethische aspecten ....................................................................................................................... 17
2.5 Analyseplan ................................................................................................................................. 17
2.6 Validiteit en betrouwbaarheid .................................................................................................... 18
3. Resultaten ......................................................................................................................................... 19
3.1 Motieven voor gebruik per middel ............................................................................................. 19
3.2 Verschillen en overeenkomsten binnen een categorie .............................................................. 20
3.2.1 Downers ............................................................................................................................... 20
3.2.2 Uppers .................................................................................................................................. 21
3.2.3 Trippers ................................................................................................................................ 22
3.3. Verschillen en overeenkomsten tussen de categorieën ............................................................ 23
4. Conclusie ........................................................................................................................................... 25
4.1 Motieven voor gebruik per middel ............................................................................................. 25
4.2.1 Downers ............................................................................................................................... 26
4.2.2 Uppers .................................................................................................................................. 27
4.2.3 Trippers ................................................................................................................................ 28
4
, 4.3 Verschillen en overeenkomsten tussen de groepen .................................................................. 28
4.4 Eindconclusie .............................................................................................................................. 29
5. Discussie en aanbevelingen .............................................................................................................. 31
5.1 Discussie ...................................................................................................................................... 31
5.1.1 Zwakke punten ..................................................................................................................... 31
5.1.2 Sterke punten....................................................................................................................... 32
5.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................ 32
5.2.1 Nogmaals uitvoeren ............................................................................................................. 32
5.2.2 Alternatieven ....................................................................................................................... 33
Literatuurlijst......................................................................................................................................... 34
Bijlagen.................................................................................................................................................. 38
Bijlage 1: Vragen per motief ............................................................................................................. 38
Bijlage 2: De enquête ........................................................................................................................ 39
Bijlage 3: Contactgegevens verenigingen ......................................................................................... 53
Bijlage 4: Formulier ‘Zorgvuldig omgaan met proefpersonen, respondenten en testkandidaten’ .. 56
Bijlage 5: Resultaten ......................................................................................................................... 64
5