Letterlijke uitwerking werkcolleges Personen en familierecht Tilburg Universiteit 2021
Inhoud
Blok 1: Inleiding en personenrecht Werkcollege..................................................................................2
Edpuzzle Verwantschap .................................................................................................................... 23
Blok 2: Afstamming en adoptie Werkcollege ..................................................................................... 30
Blok 3: Gezag en alimentatierecht..................................................................................................... 53
Edpuzzle Kinderalimentatieberekening ......................................................................................... 53
Gezag werkcollege ........................................................................................................................ 59
Alimentatie werkcollege................................................................................................................ 78
Blok 4: Meerderjarigenbescherming ................................................................................................. 83
1
,Blok 1: Inleiding en personenrecht Werkcollege
Inleiding
We gaan eerst uitleggen hoe het vak in elkaar steekt en dan gaan we kijken naar de
werkgroepvragen van deze keer. Jullie hebben verschillende video colleges gekeken en
deze colleges zijn bedoeld om zelf te bekijken. Je kunt het kijken wanneer je het wil kijken,
maar zijn wel ingeroosterd. De videocolleges zijn bedoeld ter vervanging van hoorcolleges.
Deze sessies zijn meer bedoeld ter interactie, dus meer voor toepassing van de kennis dat je
hebt geleerd. Werkgroep vragen worden gepost op Canvas. Het kan zo zijn dat een aantal
vragen niet afkrijgen en die zullen we dan begin volgende week behandelen. In de tweede
werkgroep daar is mijn bedoeling anders, namelijk krijg je dingen ter plekke, waarin jullie met
elkaar gaan discussiëren. Het kan wel zo zijn dat ik misschien even vooraf iets post, dat je
het kan doornemen, maar het zal geen voorbereiding nodig hebben. Je gaat dan in discussie
met elkaar. Zo zit het vak in elkaar. Zo gaan we te werk en dat hebben we vier blokken lang.
Tentaminering
We hebben twee verschillende toetsen. De toetsen de ene weegt 30 procent van het
eindcijfer en de ander 70 procent van het eindcijfer. 70 procent van het eindcijfer wordt
gedaan door middel van een schriftelijk tentamen. Dat is aan het einde van het vak. Dat gaat
via TestVision. Dat is een digitale tentamensysteem waarin je als je op de Campus dat moet
doen of je kan het thuis doen dan moet je in het systeem inloggen en dan heb je een
schriftelijk tentamen op de computer. Dat heeft als voordeel dat wij het digitaal kunnen
nadenken en we hoeven jullie handschriften niet ontcijferen. We kunnen beter zien wat je
schrijft. We kunnen dus dan beter van een goede afgewogen tentamen voorzien. Of het een
open boek tentamen wordt hangt er van af. Als er een thuistentamen is als we in lockdown
zitten en je moet het thuis afmaken dan is het een open boek tentamen, want ik kan niet zien
welke boeken je thuis hebt en ik ga geen proctorio gebruiken. Dus dan is het een open boek
en betekent dat de vragen die we stellen net wat anders zijn.
Als het een tentamen is op Campus dan zal gewoon een normale tentamen zijn waarin je je
wettenbundel mag meenemen. Het kan zo zijn dat we dan wat toelaten, maar dat doen we
op Canvas laten weten. Ga er vanuit als het op Campus is dan is dat niet zo. Dat andere
tentamen is 30 procent en is niet een mondeling tentamen, ook al staat er mondeling. De
reden is dat wij mondelingen vaardigheden toetsen. Wat we doen is een oefenrechtbank
nabootsen. Dus wij gaan jullie in groepen verdelen en jullie gaan een familiezaak nalopen.
Wat jullie krijgen is dat jullie alle verschillende delen die we in de blokken hebben gedaan,
die komen samen en dan krijgen jullie een casus waarin jullie met groepen een advocaat van
de verzoeker of verweerder moeten naspelen. De oefenrechtbank vindt plaats waarschijnlijk
tussen het derde en vierde blok. Dan heb je het algemene familierecht gehad, afstamming
en adoptie, gezag en alimentatie gehad, dan kun je je voorstellen waar de oefenrechtbank
over zal gaan. Dan spelen we echt hoe het in de rechtbank gebeurd. De casus zal worden
geplaatst. Degene die verzoekers zijn, jullie hebben zoveel tijd om het verzoek in te dienen
vervolgens krijgt de verweerder een verweertermijn en moeten zij een verweerschrift
indienen en dan vindt er een mondelinge pleidooi plaats. Het zal gaan hoe het in een
rechtbank gebeurd. Wij zijn de rechters, je krijgt een echte rechter. Je krijgt vragen van ons
en dan word je mondelinge presentatie beoordeeld en ook je schriftelijke verzoekschrift en
verweerschrift. Dat komt later.
2
,Vragen bespreken
Wat gaan we doen? We hebben dus zes vragen en die zijn onderverdeeld in verschillende
vragen. De leraar leest de eerste vraag voor. Dit gaan we samen behandelen. Jullie gaan
eerst met elkaar discussiëren.
1. Beantwoord de volgende vragen over het EVRM:
a) Wanneer is in het familierecht een beroep op art. 8 EVRM zinvol en aan welke
voorwaarden moet zijn voldaan, wil dat beroep kans van slagen hebben?
Een beroep op art. 8 EVRM is zinvol op het moment dat je nationale wegen uitgeput
zijn. Als je zegt dat nationaal recht bied geen oplossing voor het probleem dat ik heb,
of de oplossing dat wordt geboden niet wenselijk is voor mijn cliënt of mijn situatie, dan
zou art. 8 EVRM kunnen betekenen dat de nationale wet opzij wordt gezet. Dat is in
die zin een art. 8 EVRM beroep wel zinvol zijn. En dan zou je inderdaad kunnen zien
in een materiële zin of formele zin. Dat kan betekenen bijvoorbeeld je hebt geen weg
aan de rechter om iets voor te leggen. Denk dan bijvoorbeeld in een omgangssituatie.
Als we het hebben over art. 8 EVRM dan zien we dus dat je de materiële en formele
weg hebt. Als je kijkt bijvoorbeeld naar de omgangsregeling niet iedereen kan de
rechtbank verzoeken om een omgangsregeling vast te stellen. In de Nederlandse wet
als je kijkt naar art. 1:377, vroeger was het zo dat je alleen een juridische ouder dat
mocht doen. Vroeger is daar aan toegevoegd dat het iemand mag zijn in een nauwe
persoonlijke betrekking heeft. Dat nauwe persoonlijke betrekking is eigenlijk iemand
die family life heeft, dat is eigenlijk ingekomen vanwege het feit als je dan geen juridisch
ouder was, maar je had wel een band met je kind en de juridische ouder zei je mag je
kind niet zien, dan kon je via geen enkele weg het aan de rechter voorleggen. Dat is
een formele eis een ontvankelijke eis. Daarin is gezegd dat nauwe persoonlijke
betrekking is gekomen, dat is dan zo een voorbeeld van hoe dat family life van invloed
is op die formele relatie. Dat heeft te maken met formeel rechten om iets vast te leggen.
Als we kijken naar de situatie dat je materieel rechtelijk gaat kijken dan heeft het te
maken dat je al iets aan de rechter mag voorleggen, maar dat is dus dan iets wat niet
kan volgens het Nederlands recht bijvoorbeeld. In het volgende blok zullen we naar
afstamming kijken en daar zien we wie dan een verzoek tot ontkenning niet mag
vragen. Daar zou je misschien kunnen denken misschien is een beroep op art. 8 EVRM
mogelijk? Heeft niet zozeer te maken met de formele vereisten, maar mag dat
überhaupt een ontkenning worden toegekend? Dat heeft meer te maken met de
inhoudelijke toetsing. Als het gaat om de inhoudelijke toetsing dan zit je in die materiële
kant en de formele kant is meer die procesrechtelijke ingangen. Als Nederlands recht
iets niet biedt, dan zou een beroep op art. 8 EVRM wel van toepassing kan zijn.
Je hebt verschillende hoofden, zowel family life, private life, huis en correspondentie.
Dat zijn vier verschillende hoofden. Het is aan de verzoeker om dan te noemen waar
ze onder vallen. Het is niet alleen private life of family life van belang zijn. Het kan ook
zijn dat private life of familiy life van belang zijn of allebei. Kan iemand bedenken wat
misschien onder privéleven valt, wat niet onder family life valt? Je privacy dat iemand
bijvoorbeeld je tuin filmt. Ik zie jullie allemaal andere dingen aanhebben, er zitten niet
twee mensen in dezelfde kleren, iets in jou privéleven wat je mag aandoen wat je wil
als de staat daaraan voorwaarde zou gaan stellen wat je wel of niet mag dragen is van
invloed op je privéleven en is niet van invloed op jou family life.
3
, Kan je iets bedenken wat in het eerste blok wel iets onder privéleven zal vallen, niet
altijd onder family life, maar soms ook onder family life. Wat wij hebben gestudeerd en
in sommige van de vragen voorkomt. Je naam. Je naam is eigenlijk iets wat in je
privéleven zit, maar waarom draag je eigenlijk de naam die je hebt? Dat heeft soms te
maken met je family life. Het is zo een onderwerp dat eigenlijk zowel onder prive leven
kunnen vallen als family life. Als je denkt aan relaties die mensen hebben valt meestal
onder dat family life. De voorwaarden voor de verschillende hoofden zijn anders. Het
is redelijk recent dat het hof voor de rechten van de mens heeft gezegd twee mannen
hebben geen family life, maar wel privéleven. De staat mag niet inmengen in hun
privéleven, dus het feit dat zij een liefdevolle relatie met elkaar hebben, daar mag de
staat niet inmengen, dus mogen niet de politiebezoeken afleggen en dat soort dingen,
ze mogen geen verschil in leeftijd hebben tussen seksuele gemeenschap in homo of
heteroseksuele. Daar is een inmenging in je privéleven. Recentelijk heeft het hof voor
de rechten van de mensen gezegd, het is wel prima als je dan geen familierechtelijke
instituut biedt voor stellen. Het is pas in 2012 aangepast. Dus daar had je een verschil
tussen de bescherming die je kreeg in family en de bescherming die je kreeg in private
life. Dat is dan aan de advocaat in een rechtszaal om aan te geven onder welke hoofd
je valt. Als je dat niet doet, dan gaat de rechtbank dat ook niet voor je invullen. Dus dat
is wel een taak die bij de advocaat hoort.
Family en private life, dat zijn de twee die het meest voorkomen. Natuurlijk huis en
correspondentie zien we iets minder. Correspondentie zien we bijvoorbeeld bij
gevangenissen, dus dan je brieven worden onderzocht en dat soort dingen. Daar zie
je een schending van die correspondentie. Je moet dus eerst kijken naar de inmenging.
Het Marckx arrest heeft iets te maken met die inmenging. Eigenlijk iets daarvoor,
namelijk met het respect. Je hebt een recht en de staat moet dat respecteren. De staat
heeft positieve en negatieve verplichtingen, dus de staat moet niet inmengen, niet iets
actiefs gaan doen. De staat heeft ook volgens het Markcx arrest een positieve
verplichting om te beschermen tegen inmenging. Dat is dan waar het hele familierecht
is gaan uitdijen vanwege het Markcx arrest , dat de staat ook positieve verplichtingen
heeft. De staat kan niet zeggen we doen toch niets. We mengen niet in het leven van
die vrouw, zij is degene die dan niet is getrouwd. Wij hebben niet gezegd dat zij
ongehuwd moet blijven, maar de staat heeft wel een verplichting om er voor te zorgen
dat haar rechten en plichten wel gewaarborgd worden en dat kinderen die geboren
worden in niet huwelijkse relaties dus dan net zoveel bescherming krijgen net zoals
kinderen in gehuwde relaties. Dat is een positieve verplichting.
Het is dus meer een viertrapsraket. Je hebt een hoofd waaronder je valt. De staat heeft
de verplichting om dat te respecteren. Vervolgens is er sprake van een inmenging en
vervolgens is die inmenging gerechtvaardigd.
b) Welke procedurele wegen dient men daarbij te bewandelen?
Als je het hebt over je moet alle nationale rechtsmiddelen uitputten dan heb je het over
de vraag voorleggen aan het hof van de rechten van de mens, maar aan wie kan je
deze vraag voorleggen art. 8 EVRM? Art. 93 en 94 GW geven aan internationaal
wetgeving delegeert boven de nationale indien het een ieder verbindende bepaling etc
is. Art. 8 EVRM is zo een bepaling. Dus dan kan de nationale rechter het EVRM in de
rechtszaal toepassen en dan dus het nationale recht op zij zetten. Dat gaat echt heel
ver. Ik heb dat een keer gedaan als rechter. Er was een bepaling uit het jeugdrecht
waarin staat dat het gezag zal worden beëindigd indien er een aanvaardbare termijn is
gepasseerd. Daarbij hebben we gezegd de nationale wetgeving zegt dat je dat
aanvaardbare termijn is gepasseerd, maar in dit geval is er geen enkele reden om dat
te doen. Dat zou dus een inmenging zijn van die family life van de ouders.
4
, Zij stemmen overal mee eens die ouders. Het kind is in een instelling terechtgekomen,
omdat het kind gehandicapt is, dat zij de zorg niet kunnen dragen. Het feit dat het kind
daar twee jaar woont, en nooit de bedoeling is dat het kind terugkomt, wil niet zeggen
dat nooit het gezag beëindigd mag worden. Het was niet noodzakelijk, niet
proportioneel, dat zijn de proportionaliteit en subsidiariteit regels en die hebben we
toegepast en daarmee art. 1:266 BW niet toegepast. Dat is een voorbeeld hoe je dat
kan doen.
Dat is antwoord op sub b. Via de procedurele weg hoef je dus niet te wachten totdat
alle internationale wegen zijn uitgeput. Je kan het ook in de rechtbank, zelf bij de
kantonrechter of voorzieningenrechter kan je deze art. 8 EVRM beroep op doen. Dit
zien we in de rechtbanken. Dit is een Nederlandse aanpak, dit is niet wat alle landen
doen. Het hangt af van je monistische of dualistische systeem en Nederland kan dat
dus wel.
2. Bij de geboorteaangifte heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een bepaalde
voornaam geweigerd. Het komt tot een gerechtelijke procedure. Hoe zou u als rechter
oordelen over de volgende voornamen:
a) Miracle of Love?
Leerling: De eerste naam is wel toegestaan, omdat er geen gewichtig maatschappelijk
belang wordt geschaad en de betrokkene in de toekomstig zonder onevenredige
problemen aan het rechtsverkeer en aan het andere economisch en maatschappelijk
verkeer kan deelnemen.
Leraar: er is een nadeel van het op deze wijze te doen. Het feit dat een rechter, een keer
heeft gezegd wil niet zeggen dat dit altijd het geval is. Wat je nu weet een rechter ooit
heeft beoordeeld zonder te weten wat het beoordelingskader is. Als familierecht juristen
krijg je heel veel emotionele gedoe over ons heen. Dat betekent dat we dan heel goed die
emotionele discussie moeten plaatsen en het eigenlijk in een juridisch kader moeten
plaatsen, zodat we objectief naar die situatie kunnen kijken. Natuurlijk er zitten juist in
voornaamswijzigingen zit een heel groot deel subjectiviteit in. Maar we moeten wel weten
wat het toetsingskader is. Het kan soms zijn dat sommige dingen gewoon niet kunnen,
terwijl jezelf zou zeggen misschien zou ik het zelf wel toegankelijk hebben gemaakt, maar
de wet zegt dat het niet kan.
Wat is nu het toetsingskader? Art. 1:4 BW. Wat we hebben is in feite wie heeft de
bevoegdheid om een voornaam te kiezen. De ouders zou je denken, maar staat eigenlijk
iets anders als je kijkt in art. 1:4 BW. De vraag wie kan de naam geven staat eigenlijk niet
in art. 1:4 lid 1 BW, maar in lid 3. In eerste instantie degene die de aangifte doet en daarna
de ambtenaar. Wat je eigenlijk dus ziet wat lid 1 zegt: een ieder heeft de voornamen, een
ieder slaat op degene die de naam krijgt, een ieder heeft de voornamen die hem in zijn
geboorte akte zijn gegeven. Dus de geboorteakte is de plek waarin staat dit is je naam en
wie zet die naam in? De ambtenaar schrijft het in en dat is dus lid 2 en lid 3 geeft aan dat
is de aangever.
Dus eigenlijk moeten we weten wie geeft dan de geboorte aan? Dat staat eigenlijk niet in
art. 4, maar dat staat ietsjes later. Je kan gewoon tussen nu en volgende week uitzoeken
wie de geboorte aangeeft en die vraag zullen we volgende week bespreken wie de
geboorte aangeeft. Laten we er nu vanuit gaan wie de ouders zijn, gewoon voor het
gemak. Dus de ouders hebben de bevoegdheid om die naam te geven en dan als zij dat
bij de ambtenaar vermelden dan moet die ambtenaar dat opnemen. Als die ambtenaar
weigert dan ontstaat er iets.
5
,Wat is de eerste stap voordat je naar de rechter gaat? Als die ambtenaar weigert en dan
kom je bij de rechtbank, dat is een stapje er tussen. Je kunt een bezwaar indienen bij de
ambtenaar van de burgerlijke stand.
De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert om de geboorteakte op te nemen die
ongepast zijn of die overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze
gegevens gebruikelijke voornamen zijn. Geeft die aangever geen voornamen op of
worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een of meer andere
vervangt. Daar zie je eigenlijk dat de wet zegt, als de ambtenaar eerst weigert dan moet
die even kijken of die een andere voornaam kan geven. Dus eigenlijk inherent op de
manier waarop lid 3 is geschreven. Stel je voor jij wil een bepaalde voornaam, die
ambtenaar zegt dat ga ik niet opnemen, dat is niet meteen een weigering. De ambtenaar
probeert andere voornamen in die akte op te nemen. Dat heeft al plaatsgevonden, dat is
al die lid 3. En dan als die ambtenaar nog steeds geen voornaam krijgt, wat die wil
opnemen of dat de ouders zeggen wij willen geen voornaam geven, dan krijg je dat er
een naam wordt gegeven en wie geeft dan die naam? De ambtenaar van de burgerlijke
stand. En dat wordt vermeld op de geboorte akte. Als je dan eigen geboorte akte opvraagt
en je ziet dat daar staat voornaam en je ziet staan ambtenaar van de burgerlijke stand
dan weet je dat je ouders de naam die je wilde geven werd geweigerd en jij hebt de naam
die de ambtenaar heeft gekozen.
Als die ouders dat nog steeds niet willen dan gaan ze naar de rechtbank en dat is die lid
4. Eigenlijk is je verzoek dat je bij de rechtbank indient art. 1:4 lid 4 BW. Je moet weten
wat de toetsingskader is en inderdaad de toetsingskader is wat? Welke voorwaarden gaat
de rechtbank gebruiken om vast te stellen of die naam mag / toegankelijk is of niet? Dus
dat wat je ziet is dat dan de toetsing is geweest van die ambtenaar. De ambtenaar heeft
die weigering gedaan, omdat de voornamen is ongepast of overeenstemt met een
bestaande geslachtsnaam en dat is de weigering, maar die bestaande geslachtsnaam
heeft ook een uitzondering, tenzij deze tevens een gebruikelijke voornaam is. Dus je hebt
twee gronden waarop de ambtenaar kan weigeren. Dat zijn die twee gronden. Wat de
rechtbank doet is kijken of die weigering een goede weigering is. De rechtbank toetst
dezelfde grondslagen.
Wat je eigenlijk ziet is dat een van de gronden minder subjectief is, namelijk die
overeenstemmen met een bestaande geslachtsnaam en dan heb je ook, tenzij deze
tevens gebruikelijke voornaam zijn. Daar zit een beetje die subjectiviteit in tevens
gebruikelijke voornamen, maar in dat eerste die ongepaste voornaam, daar zit wel die
subjectiviteit in. En dat proberen we te objectiveren en dat zie je dan in die uitspraken. Het
enkel verwijzen naar die uitspraken is niet voldoende, want natuurlijk een rechtbank
Amsterdam kan totaal anders lopen dan bij de Rechtbank Limburg.
Kan je voorstellen dat verschillende rechtbanken op verschillende wijze ongepast zouden
kunnen vinden? Wat zou daar de achtergrond kunnen zijn? Culturele verschillen tussen
bepaalde delen van het land. Het is vrij gebruikelijk in het zuiden van het land dat de naam
die je gebruikt de naam is die je gekregen hebt. Dus dan heb je dat mensen die Cornelis
heten eigenlijk Kees heten of Lambertus en heten dan toch anders. Dus je hebt namen
die in het noorden nooit zou krijgen, daar zou je verschillen in krijgen. Dan kom je op dat
subjectieve en dat is lastig. Wij proberen dan als rechtbank zoveel mogelijk te objectiveren
en kijken we naar het maatschappelijk gebruik.
Streepjes tussen de naam Miracle of Love dan weet je wat je voorletters zijn. Het is wel
gebruikelijk in maatschappelijk verkeer dat je dan je voorletters moet schrijven en dan dit
kind zou niet weten of het M is of MOL.
6
, b) Suzej Christus?
Wat vinden jullie van Suzej Christus? Als je zou zeggen deze persoon heeft een Spaanse
achtergrond en Jezus in Spanje is best gebruikelijk of Mohammed is ook een profeet in
andere religie hoe zit dat dan? Je gaat je verkeren op een terrein wat heel erg lastig is,
wat we eigenlijk zien in de maatschappij is dat voornaamswijzigingen meestal worden
toegewezen indien degene die het wilt een goede reden heeft waarom ze eigenlijk een
belang hebben bij die naamswijziging. Als zij kunnen aantonen dat het een
psychologische reden heeft, dan zie je vaak dat de rechtbank zegt, je hebt een
psychologische reden waarom je dat wil en dat is die naamswijziging dus dat is niet die
afwijzing van de ambtenaar van de burgerlijke stand. De meeste voornaamswijzigingen
gebeuren niet volgens art. 1:4 lid 4 BW op basis van die ambtenaar dat weigert, maar de
meeste voornaamswijzigingen zijn art. 1:4 lid 4 BW het kind zelf op een latere leeftijd het
verzoek indient.
Als rechter probeer je aan te geven waar het verschil in zit en dat is heel lastig. Chris en
Christopher zijn namen die ook veel gebruikelijk zijn en dat lijkt er op. Het is een lastige
discussie want in feite ga je zelf kijken wat jij vindt, wat we zien is dat je kijkt naar
maatschappelijke opvattingen en die kunnen wel verschillen van plek naar plek. Soms zie
je dat voornaamswijzigingen die wel worden toegewezen dat heeft te maken met de
psychologische achtergrond. Als iemand zegt ik wil die naam niet meer hebben, de reden
is dat ik ben vernoemd naar die oma, waar ik geen contact meer mee heb. En dat vind ik
stotend, omdat ik dan constant wordt gerefereerd naar die oma, en dat wil ik niet meer,
want we hebben enorme ruzie. Daar zijn de rechtbanken ook terughoudend in, want stel
je voor het contact wordt beter dan krijg je weer de naamswijziging terug. Er wordt anders
gekeken bij voornamen dan geslachtsnamen.
Om jullie een beetje een inzicht te geven in deze naamswijzigingen, want we zien ook dat
wat we hier hebben gedaan met deze werkgroep vraag is het jullie willen laten mee
ontdekken dat je altijd bij de wettekst moet beginnen, toetsingskader vaststellen en dan
weet je wat je toetsingskader is en je toetsingscriteria zijn. Eigenlijk is dat ook de manier
waarop je je masterthesis moeten schrijven je moet eerst weten wat de toetsingskader is
en dat doen we hier. We zien in de praktijk niet zo zeer de weigering van de ambtenaar
van de burgerlijke stand, maar meestal vanuit mensen zelf dat ze die wens hebben.
Ik deel een ECLI nummer met jullie van de rechtbank Oost-Brabant. Wat er is gebeurd is
dat een vader wilde dus dan zijn eigen voornaam gaan wijzigen en de reden daarvoor
was dat hij een gehandicapte dochter had van vijf jaar. En die had een complexe handicap
en de kans was vrij groot dat zij op jonge leeftijd kwam te overlijden. Wat die wilde? Is dat
haar naam ook in zijn naam was opgenomen. Een hele emotionele indringende reden
waarom je de naam van je dochter ook in je eigen naam zou willen opnemen. Hij heeft
verzocht om een voornaamswijziging en dat was dus die voornaamswijziging op basis
van art. 1:4 lid 4 BW. Wat je ziet is wat de rechtbank doet is ook kijken naar de grondslag
van art. 1:4 BW, maar je moet ook terugslaan naar het EVRM. Het is een privé
aangelegenheid, het heeft ook een trekje van family life.
7