Inleiding tot de rechtswetenschap – Hoorcolleges
Hoorcollege 1
Rechtssysteem = descriptief
Descriptief
Algemene regels
Werkelijkheid
Beschrijven
Empirisch toetsbaar
Beschrijft de werkelijkheid
Normatieve/prescriptieve regels (normen en waarden)
Rechtszekerheid, vriendschap waarden (ideale toestand)
Normatieve kennissystemen:
(- Het recht)
- Godsdienst (liggen ook regels vast, bv elke avond onze vader bidden is een behoren, niet
werkelijkheid), in een vrij land vrij om te geloven
- De moraal (hoe moeten wij een goed mens worden), ethiek = academische discipline die de
moraal bestudeerd. Moraal verschilt per persoon.
- Fatsoensregels, etiketten. Ben je een aangenaam figuur in de omgang (bv deo op naar
college, maar geen slecht mens als je het niet doet)
- Rechtsregels, groot verschil met de rest: het wordt door de overheid afgedwongen
(strafrecht, burgelijk recht), de rest kan je zelf kiezen.
Scheiding recht – moraal en godsdienst
Godsdienstvrijheid (onderscheiden), je kan het recht niet steken op godsdienstige
argumenten. Voor godsdienstvrijheid moet je godsdienst los trekken van het recht.
Zelfde daad, verschillende consequenties gebrek aan rechtszekerheid, het betekent dat je
kan vertrouwen op wat je rechten zijn. Kun je alleen bereiken als het recht een zelfstandig
systeem is, los van moraal en godsdienst.
Moord in strijd met wet, maar ook gedragsregel dat je niet mag moorden recht en moraal
overlap
Rechtsbronnen
- Wetten
, - Verdragen
Wet + verdrag = het geschreven recht
- Jurisprudentie (= regels geformuleerd in de uitspraken van de hoogste rechters)
Aanvulling op de wet, handig, maar wel iets wreeds (trias politica)
- Gewoonterecht (& rechtsbeginselen)
Groot deel van de bevolking vindt ook dat het regels zijn (ongeschreven).
Gewoonterecht niet afgeschaft, maar wel betwistbaar.
Jurisprudentie + gewoonterecht = het ongeschreven recht
Wetten + Verdragen + Jurisprudentieregels + Gewoonterecht = Het positieve recht
Wat is recht?
Jurist zegt dan moet je in de wet kijken, NIET dat wat rechtvaardig is.
Natuurrecht
Natuurrechtsdenkers. Juristen/filosofen die geloven dat er bepaalde rechtsnormen zijn die
van nature gelden.
Bv. Nieuw onbewoond eiland, ik snij Jochem de keel af.
De waarde van de mens, redelijkheid Geldt van nature (dat heeft god zo gewild)
Grotius, zelfs wnr geen god, zelfs dan regels die van nature gelden = natuurrecht.
Natuurrecht Positief recht
Natuurrechtsleer Rechtspositivisme
Verschil natuurrecht en gewoonterecht
Rechtsbeginselen = rechtszekerheid etc, in de wet erkend, verbonden aan geldende recht.
Wet is duidelijker dan gewoonterecht.
Natuurrecht = extreem sterke rechtsbeginselen. Extreem onrechtvaardige dingen opzij
schuiven.
Te vaak als rechter natuurrecht volgen onvoorspelbaar en vaag.
Natuurrecht alleen toepassen in extreem onrechtvaardige situaties.
Positief recht = al het recht dat staat vermeld in rechtsbronnen
Rechtspositivisme = stroming van juristen die vinden dat recht uit rechtsbronnen moet
komen, tegenstanders van natuurrecht.
Recht
Privaatrecht Publiekrecht
(= burgerlijk recht = civiel recht) Regels tussen overheid en burger
Vrijheid is uitgangspunt Staat voorop dat overheid gebonden is aan recht
, Personenrecht – Vermogensrecht Strafrecht – Bestuursrecht – Staatsrecht –
Volkenrecht (relatie tussen staten)
Materieel recht, regels waarin rechten/plichten
burgers/overheden worden geregeld
Recht
Formeel recht, procesrecht, afdwingen van het
recht bij de rechter
Hoorcollege 2
Een rechtsregel
I. Kent aan rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn entiteiten ( = iets wat je op aarde tegen kan komen) die
rechten of plichten kunnen hebben
Rechtssubjecten:
Natuurlijke personen
Rechtspersonen (= organisaties die door het recht worden behandeld alsof het
personen zijn):
- Privaatrechtelijke rp, art 2:3 BW (verenigingen (met leden), coöperaties, NV’s,
BV’s) NV + BV aandelen (eigenaren), winst dividend uitgekeerd. Stichting:
Rechten van stichting zijn vermogen van de stichting (vermogen heeft juridisch
gezien een neutralere betekenis). Stichting heeft geen leden.
Stichting los vermogen
NV/BV Winst
Vereniging Democratisch
- Kerken
- Overheden (staat, provincies, gemeenten, waterschappen)
Rechtspersoon: = een geheel van rechten en verplichtingen dat afgescheiden is
van vermogen
Je bent altijd met hele vermogen aansprakelijk voor je schulden.
bv. Winkel is pas rechtspersoon wanneer hij is zoals de wet die kent.
Romeins recht: slaven rechtsobject (= een entiteit waar een recht op kan
rusten), Art. 5:1 BW
Keuzes van ons rechtssysteem niet altijd historisch vanzelfsprekend.
II. Onder omstandigheden rechten toekennen/verplichtingen opleggen.
Rechtsfeit Rechtsgevolg