100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Bestuurskundige Theorieën (hoofdzaken literatuur en colleges) €4,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Bestuurskundige Theorieën (hoofdzaken literatuur en colleges)

1 beoordeling
 161 keer bekeken  27 keer verkocht

Alle hoofdzaken van het vak Bestuurskundige Theorieën voor de Master Bestuurskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het document omvat een samenvatting van de verplichte literatuur (artikelen en boeken) en hoorcolleges. De grote namen die in dit vak centraal staan (Marx, Aristoteles, Weber, Fu...

[Meer zien]

Voorbeeld 3 van de 23  pagina's

  • 26 oktober 2021
  • 23
  • 2021/2022
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (5)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: faisal90 • 2 jaar geleden

avatar-seller
ivkstudentes
SAMENVATTING BESTUURSKUNDIGE THEORIEËN

Bestuurskunde gaat over het bestuderen en inrichten van publieke zaken (de openbare orde). Dus waar wordt kennis en
informatie over bedacht en geproduceerd? Dit gebeurt door middel van instituties; organisaties met een bepaald doel om
de openbare orde in te richten en waarmee wij de samenleving willen bijsturen, zoals de universiteit. Instituties streven een
normatief doel na; geeft aan dat er een norm gevormd wordt; dus hoe het hoort, wat normaal en gewenst gedrag is.

Je hebt vier domeinen; pilaren van de beschaving
1. Overheid
2. Rechtsstaat
3. Democratie
4. Economie

Maar burgers hebben het gevoel dat instituties, zoals politiek, bestuur en rechterlijke macht, er niet voor hen zijn. Op deze
manier ontstaat er een kloof tussen burger en bestuurder (die beschouwd kan worden als de elite). De inrichting van de
publieke orde kan dus op gespannen voet staan met wat de democratie wilt.

Bestuurskunde als wetenschap: wat is wetenschap?
Met behulp van wetenschap ga je op zoek naar de waarheid systematisch verklaren van feiten  het vormen van ware
theorieën (netwerken van theorieën) waarmee empirische verschijnselen uit de wereld om ons heen verklaard kan worden.
Dus vanuit welk perspectief (theoretische lens) kijk je naar een dataset en interpreteer je deze data? Mensen kunnen vanuit
dezelfde dataset verschillende conclusies trekken (dit komt door de verschillende perspectieven).

Wetenschapsmodellen:
1. Standaardmodel (tekst van Koningsveld)
2. Het kritische (standaard) model – Karl Popper
3. Het paradigmamodel – Thomas Kuhn

Standaardmodel (tekst van Koningsveld, Inleiding Wetenschapsfilosofie)
Wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met het kritisch onderzoek naar de vooronderstelling methoden & resultaten.
Wetenschap doet aannames over hoe de wereld om ons heen is en hoe theorie zich verhoudt tot de werkelijkheid. Dit
gebeurt objectief en onafhankelijk (waarden). Dit is het standaardbeeld van de wetenschap wat dominant is. Maar hier
ontstaat voor bestuurskunde een probleem dat bijvoorbeeld in de geneeskunde veel minder groot is; je kunt niet altijd
waardenneutraal onderzoek doen. Vaak moet je rekening houden met meerdere waarden. In de gezondheid wil je
bijvoorbeeld gezondheid nastreven, maar draait de inrichting van onze staat niet om veel meer dan gezondheid?

Het standaardmodel is in onze cultuur dominant en gaat over het ontwikkelen van ware kennis op basis van feiten.
Begrippen zoals waarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid spelen hierbij een rol. Het gaat binnen het standaardmodel
van de wetenschapsleer over de vorming van ware theorieën, waarmee de empirische wereld om ons heen verklaard kan
worden. Echter past iedere discipline dit op eigen wijze toe (zoals hierboven beschreven).

Volgens het standaardmodel moet je objectief en onafhankelijk de feiten op een rijtje hebben. Het is daarbij belangrijk dat
je als wetenschapper direct kan waarnemen, en dat er een waarneming plaatsvindt zonder gekleurde bril en storende
invloed van buitenaf. Als onderzoeker moet je je eigen theorieën, vooroordelen, overtuigingen en dergelijke bij het
waarnemen thuislaten en de feiten voor zichzelf laten spreken. Dus directe waarneming en wetenschappelijke objectiviteit.

Wetenschappelijke rationaliteit = elke stap in de theorievorming moet verantwoord worden d.m.v. waarneming /
experiment (dus logica en feiten zijn pijlers). Een theorie moet dus logisch consistent zijn.

Volgens het standaardmodel kan wetenschappelijkheid als volgende worden gedefinieerd: een theorie is wetenschappelijk
als hij geverifieerd kan worden aan de hand van feiten die door theorievrije waarneming zijn verkregen. Maar hier is ook
kritiek op. Want het is eigenlijk naïef hoe we binnen het standaardmodel alle feiten in een bepaalde trechter gooien. Je
bent eigenlijk op een gemanipuleerde manier bezig met de feiten.

In het standaardmodel wordt de wetenschappelijke theorievorming vaak voorgesteld door het model van de empirische
cyclus. Empirisme is opvatting dat kennis is afgeleid van hoe de wereld ervaren wordt (op basis van logica en waarneming).

De empirische cyclus ziet er als volgt uit: (je moet een voorbeeld hierbij hebben)
1. Empirische basis van feiten (singuliere, specifieke waarnemingsgegevens)
2. Empirische wetten (universeel)
3. Theorievorming van wetenschappelijke theorieën
4. Nieuwe empirische wetten (universeel)

,(1) De empirische basis bestaat uit waargenomen feiten en die worden uitgedrukt in singuliere, specifieke
waarnemingsgegevens. De (on)waarheid van deze uitspraken is vast te stellen en te controleren door een eenvoudige
waarneming. Verzameling van zulke uitspraken is de basis van theorievorming  rock bottom of the knowledge.
(2) Empirische wetten ontstaan uit verzamelde feiten door inductie. Dit houdt in dat op basis van singuliere, specifieke
waargenomen feiten een conclusie wordt getrokken over een oneindig aantal feiten (universele feiten). Maar aan een
empirische kan nooit 100% zekerheid worden verleend, hoeveel bevindingen je ook doet (inductieprobleem). Geen
absolute zekerheid, maar wel een mate van waarschijnlijkheid, die door de verzameling van alsmaar meer feiten, kan
worden uitgebouwd tot praktische zekerheid.
(3) Theorievorming start wanneer op een bepaald onderzoeksgebied een aantal empirische wetten zijn ontdekt. Deze
empirische wetten geven echter alleen de oppervlaktestructuren weer op basis waarvan voorspellingen kunnen
worden gedaan. Pas wanneer een theorie wordt ontwikkeld waarin deze verschillende empirische wetten worden
samengevat en verklaard, komen de onderliggende dieptestructuren aan het licht. Het doel van wetenschap is het
verklaren van de waarneembare verschijnselen door middel van theorievorming over die onderliggende
verschijnselen; je zoekt dus naar een verklaring voor de empirische wet.
(4) Het afleiden van nieuwe wetten en feiten, gebeurt door het toetsen van nieuwe voorspellingen aan de hypothese. Een
hypothese is een voorspelling die logisch volgt uit theorie. En om hypothese te toetsen, verzamel je nieuwe data. Als
ze de toets doorstaan worden de voorspellingen aan de empirische basis toegevoegd en vormen deze primair
bewijsmateriaal voor de nieuwe hypothese. Tegelijk bevestigt de hypothese ook de theorie doordat er dus weer een
verschijnsel voordoet; zo verkrijgt theorie constant hechtere fundering. Heuristiek: het geeft richting aan onderzoek.

Wat zegt Koningsveld dus over wetenschap?
Het standaardbeeld van de wetenschap (het standaardmodel) zegt = het doel van wetenschap is het ontwikkelen van ware
kennis over de omringende werkelijkheid; het is een zoektocht naar waarheid. Het gaat om de vorming van ware theorieën
waarmee de empirische verschijnselen uit de wereld om ons heen verklaard kunnen worden (objectiviteit &
onafhankelijkheid). En in plaats van Intuïtie is wetenschap een rationele onderneming; elke stap die in het onderzoek gezet
wordt, dient te worden verantwoord of gerechtvaardigd altijd en alleen o.b.v. verzamelde feiten door waarneming of
experiment en/of logische argumentatie. Logica en feiten vormen de pijlers van de wetenschappelijke rationaliteit en
reguleren de aanvaarding of verwerping van theorieën (context van ontdekking; wijze waarop onderzoekers tot inzichten
komen, en context van rechtvaardiging).

Het kritische standaardmodel (Karl Popper)
Het kritische (standaard)model van Karl Popper sluit aan bij het objectivisme, wat ervan uitgaat dat er een
werkelijkheid/wereld bestaat die onafhankelijk is van het menselijk bewustzijn (en dus op onafhankelijkheid en objectiviteit
is gebaseerd, net zoals in het standaardmodel wordt verondersteld). Het verschil met het kritische standaardmodel is dat
Karl Popper er van uitgaat dat theorieën met elkaar te vergelijken zijn en we dichterbij de waarheid kunnen komen door
verschillende theorieën te toetsen aan de ‘harde feiten’ en de onjuiste theorieën kunnen weggooien. Dit wordt ook wel
falsificatie genoemd  niet je theorie bevestigen, maar juist je theorie weerleggen. Een theorie is pas wetenschappelijk als
hij weerlegbaar of falsifieerbaar is. En dat je dus goed de condities aangeeft die beperkend zijn wanneer je theorie niet zal
kloppen, zodat je tot specifieke formulering van wetmatigheid komt.

Eigen observaties zijn niet mogelijk volgens het kritische (standaard) model, omdat wetenschappers te erg bevooroordeeld
zijn voordat zij de feiten bestuderen en te erg hun eigen gelijk willen bevestigen. Daarom is het belangrijk dat je de theorie
zo opstelt dat je hem kan weerleggen en uitsluiten. Op deze manier komen we dichterbij de waarheid.

Het paradigmamodel (Thomas Kuhn)
Het paradigmamodel is het tegenovergestelde van het (kritische) standaardmodel. Het paradigmamodel van Thomas Kuhn
sluit aan bij het constructivisme, wat ervan uitgaat dat er juist geen werkelijkheid bestaat die onafhankelijk is van het
menselijk bewustzijn. De werkelijkheid is volgens het paradigmamodel een sociale constructie dat door individuen of
groepen mensen wordt gevormd. Het ene paradigma (denkraam; manier waarop je naar de werkelijkheid kijkt) is niet beter
dan het andere. Deze paradigma’s zijn onvergelijkbaar en onverenigbaar met elkaar. Een paradigma uitwisseling (manier
waarop je naar de werkelijkheid kijkt) brengt ook niet per se dichterbij de ‘waarheid’. Het zijn enkel verschillende
perspectieven hoe je naar iets kijkt.

En wat zegt Max Weber over wetenschap? (Wetenschap als Beroep)
Max Weber houdt zich erg vast aan het objectieve idee van wetenschap, namelijk dat wetenschap onafhankelijk is. Weber
vraagt zich af wat het betekent om wetenschapper te zijn; het beroep van een wetenschapper?

Hij neemt universiteiten hierbij als voorbeeld. Het klassieke van universiteiten = besturen op een Aristocratische manier.
Dus dat de universiteit alleen bedoeld en toegankelijk is voor de ‘beste’ en de ‘intellectuelen’, ook wel de elite genoemd.
Inmiddels past dat niet meer bij de moderne wereld, waarbij universiteit meer op een meritocratische manier is bestuurd.
Weber streeft voor een tussenvorm.

, Daarom gaat Weber in op wat het beroep inhoudelijk betekent van iemand die in het openbaar bestuur werkt. Een van de
belangrijkste punten die Weber hierbij voorop stelt, is dat je hiervoor betaalt krijgt. Kenmerk van de overheid is dat je
mensen betaalt voor het feit dat zij bij de overheid werken. Volgens Weber hoort dit bij de professionaliteit van de
moderne staat. Nu lijkt dat normaal dat je daarvoor betaalt krijgt, maar vroeger was dat niet zo en deden mensen er ook
nog veel dingen naast.

Weber gaat ook in op het idee van roeping: wat is werk nou eigenlijk? Beroep en roeping liggen met elkaar in verbinding.
Het heeft ook te maken met veel frustraties op de werkvloer: mensen voelen zich geroepen om een bepaalde studie te
doen, maar deze roeping lijkt nog wel eens verloren te gaan door de werkelijkheid. Bijvoorbeeld iemand die geneeskunde is
gaan studeren om mensen beter te maken, maar uiteindelijk vooral veel bezig zijn met administratieve taken.

Weber zegt daarnaast ook dat je je vooral moet specialiseren. Men vindt dat een onderzoek alleen blijvend en volmaakt
kan zijn, als het binnen de grenzen van het eigen vakgebied blijft. Alleen met oogkleppen op kan je de wetenschappelijke
roes ervaren. Zonder deze roes heb je de roeping tot de wetenschap niet en kun je beter iets anders gaan doen. Maar deze
roes is geen garantie voor succes, want hoe gepassioneerd je ook bent, resultaten laten zich niet afdwingen. Jongeren
denken dat het kille verstand belangrijker is dan de ziel, omdat zij wetenschap als een soort rekensom zien die
fabrieksmatig kan worden opgelost. Hier is Weber het niet mee eens, want je zult altijd een ‘inval’ moeten hebben voordat
je iets van waarde kunt presteren en deze inval is niet af te dwingen. Ingevingen zijn een combinatie van geluk, kennis,
gedrevenheid en hard werken.

Kanttekening hierbij  tijd is revolutionair, aldus Weber: over de tijd zal wetenschap zich blijven vernieuwen en elke
wetenschappelijke bijdrage roept nieuwe vragen op  vroeger was wetenschap vooral berust op religie, maar door de
toenemende intellectualisering en rationalisering is er steeds meer kennis over de omstandigheden waarin wij leven en in
principe zou je overal achter kunnen komen. De religie is teruggedrongen op eigen sfeer en niet langer meer op
wetenschap. Weber haalt hierbij Tolstoj aan; ‘’je kunt nooit klaar zijn met het leven, want de vooruitgang stopt nooit’’.
Niemand die sterft heeft zijn toppunt bereikt, want dat ligt in het oneindige. Het feit dat wetenschap geen antwoord weet
te geven op onze levensvragen, maakt het leven in een proces van vooruitgang problematisch. De moderne mens denkt
altijd vooruit en wilt geen einde kennen (er is altijd meer). We zijn in een wereld terecht gekomen waarin we ons realiseren
dat onze vraag naar waarde & betekenis nooit beantwoord zal worden; door toenemende intellectualisering en
rationalisering is er steeds meer kennis over omstandigheden waarin wij leven (onttovering). Maar volgens Weber kan de
wetenschap de plek van geloof en politiek niet innemen.

Wetenschap en voortuitgang zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en wij verkeren in het geloof dat we op ieder
moment ergens achter kunnen komen  dit noemt Weber de onttovering van de wereld: er zijn geen mysteries meer 
wat is dan nog de zin van wetenschap? En heeft rationalisering wel zin?

We zijn daarnaast volgens Weber ook een beetje de ‘zin’ van wetenschap verloren. Vroeger was wetenschap ingebed in een
normatief ideaal over burgerschap; wetenschap was bedoeld voor ‘goed burgerschap’. Burgerideaal = wetenschap had een
plek in de maatschappij en hielp burgers om ‘goed burger’ te zijn. moderne wetenschap van nu is niet gericht op
burgerschap en maatschappij, maar het is juist experimenteel en empirisch gericht op één situatie; specialistisch.

Waar gaat het dan nog om in wetenschap? Wetenschap is objectief en onafhankelijk onderzoek doen, maar tegelijkertijd
ook specialiseren. Dus op een specialistische manier nadenken waarin je steeds meer helderheid probeert te winnen en
met dit wetenschappelijke nadenken voeg je je in het systeem van modernisering. Wetenschap als beroep heeft ook te
maken met roeping en passie. Maar je moet geen grote idealen hebben, maar wel een steentje bijdragen aan de
wetenschappelijke puzzel. Het gaat er dus niet om dat je een goede plek op aarde inneemt (burgerideaal), maar dat je
bijdraagt aan de puzzel van de vooruitgang. Het gaat dus niet om zomaar dit en dat onderzoek doen, maar het gaat om de
vraag waarom je onderzoek doet. Het is je plicht als onderzoeker om uit te kunnen leggen waarom je iets interessant vindt
en waarom je ergens onderzoek naar doet (verantwoording motief). Het gaat erom dat je de puzzel legt van de
vooruitgang, dus dat jij iets (vaak maar mini klein deel) bijdraagt aan wetenschap. Je hebt geen normatieve boodschap,
maar ideologie van onafhankelijk en objectief onderzoek (Weber pleit voor specialistische, eenvoudige wetenschap).

Fukuyama – het bouwen van een staat
In zijn denken zijn er drie grote punten, die hij ook wel instituties noemt: democratie, bureaucratie en rechtsstaat.
Fukuyama stelt dat een sterk land een sterke democratie en een sterke staat nodig heeft. Maar hoe bouw je een staat? En
hoe komt het dat de staat zo is afgebouwd de laatste jaren?

Maar wat is een staat en wat is een overheid? Je hebt als overheid minimale functies en maximale functies die je uitvoert
en nastreeft. Maximale functie is bijv. dat de Nederlandse overheid Tata Steel nationaliseert (dus dat wij inhoud van een
markt definiëren). Een midden functie is bijv. CO2 uitstoot aanpakken. En daarnaast heb je minimale functies, zoals het
aanleggen van een snelweg en het hebben van een goed rechtssysteem.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ivkstudentes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 82191 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  27x  verkocht
  • (1)
  Kopen