Ontwikkelingspsychologie – invloeden op de levensloop
Avans Academie voor sociale studies
Inleiding op de levensloop en theoretische perspectieven.
Hoofdstuk 1 Een inleiding in de ontwikkeling van het kind.
De levenslooppsychologie is een wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en
stabiliteit vanaf de conceptie tot een ouderdom.
Verschillende levensfases:
Prenatale fase en geboorte.
Babytijd.
Peuter- en kleutertijd.
Basisschooltijd.
Adolescentie.
Vroege volwassenheid.
Middelbare leeftijd.
Ouderdom.
Binnen de ontwikkelingspsychologie wordt er
gekeken binnen drie thema’s:
1. Fysieke ontwikkeling: een ontwikkeling die
betrekking heeft op de fysieke opbouw van
het lichaam, zoals de hersenen, het
zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en
de behoefte aan eten, drinken en slaap.
2. Cognitieve ontwikkeling: een ontwikkeling
die betrekking heeft op de manier waarop
het gedrag van mensen wordt beïnvloed
door groep en verandering in de
eigenschappen die de ene persoon van de
andere onderscheiden.
3. Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling: een ontwikkeling die betrekking heeft op sociale
relaties en interacties met anderen en op duurzame eigenschappen die de ene persoon van
de andere onderscheiden.
Binnen hun specialisatie kijken ontwikkelingspsychologen meestal ook naar specifieke leeftijden. Ze
verdelen kinderen en jongeren doorgaans in globale leeftijdsgroepen:
De prenatale periode (de periode van conceptie tot geboorte)
De baby- en peutertijd (van geboorte tot drie jaar)
De kleutertijd (van drie tot zes jaar)
De schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
De adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
Een sociale constructie is een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar
afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment.
Een cohort is een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
→ mensen die tot een bepaalde cohort behoren zijn onderhevig aan bepaalde normatieve
gebeurtenissen: een gebeurtenis die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde
manier voltrekt.
Bv. Geen rijexamens door corona, in de pubertijd komen, leerplicht.
, Ontwikkelingspsychologie – invloeden op de levensloop
Avans Academie voor sociale studies
Ontwikkeling wordt ook bepaald door normatieve invloeden, zoals etnische afkomst, sociale klasse,
lidmaatschap van een subcultuur en andere factoren. Normatieve invloeden zijn invloeden die leiden
tot conformiteit omdat men de gevolgen van afwijkend gedrag vreest.
→ een niet-normatieve gebeurtenis is een specifieke gebeurtenis in het leven van een specifiek
persoon. Bijvoorbeeld het overlijden van iemand.
Er zijn ook een aantal vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie. Daarbij gaat het
bijvoorbeeld om de aard van de veranderingen tijdens de ontwikkeling van het kind, het belang van
kritieke en gevoelige perioden, het levensloopmodel versus gerichtere benaderingen en de nature-
nurture-discussie.
Een van de belangrijkste kwesties binnen de ontwikkelingspsychologie is de vraag of ontwikkeling
zich op een continue of een discontinue manier voltrekt.
→ bij continue verandering is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien de prestaties op een
bepaald niveau voort uit de presentaties op de vorige niveaus.
→ bij discontinue verandering vind de verandering plaats in aparte stappen of stadia. Elk
stadia levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Tijdens de ontwikkeling is er ook sprake van een kritieke periode. Een kritieke periode is een
specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft.
Hoewel vroege specialisten op het gebied van de ontwikkeling van kinderen veel nadruk legden op
het belang van kritieke periode, overheerst momenteel de overtuiging dat mensen op veel vlakken
flexibeler zijn dan aanvankelijk werd aangenomen.
→ op deze gebieden bestaat een aanzienlijke mate van plasticiteit: dat is de mate waarin een zich
ontwikkeld gedragspatroon of fysieke structuur kan worden gewijzigd.
Dat is de reden dat ontwikkelingspsychologen nu liever spreken van een gevoelige perioden. Dat is
een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een organisme, waarin dat organisme extra
gevoelig is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de
ontwikkeling.
Een van de steeds terugkerende vragen bij de ontwikkeling van kinderen is in hoeverre het gedrag
van mensen het gevolg is van hun genetisch bepaalde natuur enerzijds en de fysieke en sociale
omgeving waarin ze opgroeien anderzijds.
Nature (aangeboren) VS Nurture (aangeleerd)
In het nature proces is er sprake van maturatie, dat is het proces van het zich geleidelijk ontvouwen
van voorbestemde genetische informatie.
, Ontwikkelingspsychologie – invloeden op de levensloop
Avans Academie voor sociale studies
Hoofdstuk 2 Theoretische perspectieven en onderzoek.
Ontwikkelingspsychologen hebben hun eigen visie op de kindertijd. Deze visies zijn echter gerichter
en preciezer en omvatten een of meer theorieën en voorspellingen over het verschijnsel waarop ze
zich richten.
→ Theorie: een verklaring van een interessant verschijnsel die een raamwerk biedt om de relaties
tussen een geordende reeks feiten of principes te begrijpen.
Hieronder zie je alle verklaringen van gedrag in het algemeen vanuit de zes perspectieven van PSW.
Het psychodynamisch perspectief:
Een benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door
innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon nauwelijks bewust is en
waarover hij weinig controle heeft.
Dit perspectief is onder te verdelen in drie verschillende theorieën:
1. Psychoanalytische theorie van Freud: ons gedrag en onze persoonlijkheid is bepaald door
onbewuste krachten.
- Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat
aanwezig is bij de geboorte.
- Ego: het rationale en redelijke deel van de
persoonlijkheid.
- Superego: het aspect van de persoonlijkheid
dat iemand geweten vertegenwoordigt en
het onderscheid belichaamt tussen goed en
kwaad.
2. Psychoseksuele theorie van Freud: volgens
Freud heb je een gezonde persoonlijkheid
wanneer je alle psychoseksuele stadia hebt
voltooid. (oraal, anaal, fallisch, latent, genitaal)
dit kan ook fixatie opleveren.
Fixatie: gedrag dat in eerdere ontwikkelingsfase
is blijven steken als gevolg van een onopgelost
conflict.
3. Psychosociale ontwikkeling van Erikson: volgens
Erikson zijn er acht aparte stadia volgens een
vast patroon, elk stadium heeft een kernconflict
met een positief of negatief resultaat. (hierdoor
wordt jou veerkracht en weerbaarheid
gevormd)
Het behavioristisch perspectief:
Een benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat waarneembaar gedrag en externe
stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van het individu.
Klassieke conditionering → een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus, die de respons normaal gesproken niet
uitlokt. (Pavlov)
Operante conditionering → een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of
verzwakt wordt, afhankelijk van een associatie met positieve of negatieve gevoelens.
(Skinner)
, Ontwikkelingspsychologie – invloeden op de levensloop
Avans Academie voor sociale studies
De principes van operante conditionering worden toegepast bij gedragsmodificatie, een formele
techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag
te verlagen.
Gedragsmodificatie: een formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de
frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
Sociaal-cognitieve leertheorie → een benadering van ontwikkeling waarbij de nadruk ligt op
leren door het observeren van het gedrag van een andere persoon (een model) het kopiëren
van gedrag (Bandura)
Het cognitief perspectief:
Een benadering van ontwikkeling die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de wereld
te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken.
1. De cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget: volgens Piaget bestaat het menselijk denken
uit verschillende schema’s.
Volgens Piaget kan de adaptie van kinderen (zich voortdurend aanpassen aan de omgeving)
worden verklaard uit twee basisprincipes:
- Assimilatie: het proces waarbij
mensen een ervaring
interpreteren binnen hun huidige
cognitieve ontwikkelingsstadium
en denkwijze.
- Accommodatie: het proces
waarbij bestaande manieren van
denken veranderen in reactie op
nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
2. De informatieverwerkingstheorie: informatie coderen, opslaan en terughalen.
3. De cognitieve neurowetenschap: richt zich op de manier waarop hersenprocessen
gerelateerd zijn aan cognitieve activiteit.
Het systemisch perspectief:
Een perspectief waarbij mens kijkt naar de relatie tussen individuen en
hun fysieke wereld, cognitieve wereld, persoonlijkheidswereld en sociale
wereld.
Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner: een model dat
uitgaat van vijf omgevingsniveaus (micro, meso, exo, macro en
chrono) waardoor elk biologisch organisme gelijktijdig beïnvloed
wordt.
Socioculturele theorie van Vygotsky: een benadering waarbij het
verloop van de cognitieve ontwikkeling gezien wordt als het
resultaat van de sociale interacties tussen de leden van een
cultuur.
Het evolutionair perspectief:
Een benadering die gedrag probeert te identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis
van onze voorouders.
- Evolutietheorie van Charles Darwin: de ontwikkeling gaat over de jaren heen, alles is
aangeboren.