Toetsmatrijs BS7
Kan het proces van gaswisseling in de longen (pulmones) en in de weefsels uitleggen en kan het
capillair uitwisselingsproces beschrijven:
Het ademhalingsstelsel neemt O2 op voor lichaamscellen en verwijdert CO2. Deze uitwisseling vindt
plaats in de longen in kleine ruimten die met lucht zijn gevuld, de alveoli (longblaasjes). Waar de
gaswisseling plaatsvindt is het oppervlak relatief kwetsbaar, de wanden zijn dun zodat snelle diffusie
tussen de lucht en het bloed mogelijk is.
Bloed in de bloedsomloop vervoert O2 van de longen naar de perifere weefsels en neemt CO2 op dat
in de weefsels is gevormd; daarna vervoert het bloed deze O2 naar de longen.
Het gedeelte voor de gaswisseling bestaat uit de kleinste en kwetsbaarste bronchiolen en de alveoli
(longblaasjes) in de longen. Elke long bevat circa 150 miljoen alveoli en door dit grote aantal krijgt de
long een open, sponsachtig uiterlijk. Het uitwisselingsoppervlak van de alveoli is ongeveer 140 m2.
Gaswisseling vindt plaats door de respiratorische membraan van de alveoli, dit membraan bestaat uit
drie onderdelen:
1. De plaveiselepitheelcellen die de alveoli bekleden
2. De endotheelcellen van de wand van een aangrenzende capillair
3. De versmolten basaalmembranen die tussen de celen van de alveolus en de endotheelcellen
liggen
Diffusie vindt door het membraan zeer snel plaats, doordat de afstand klein is en doordat zowel O2
als CO2 in vet oplosbaar is.
Diffusie= verplaatsing van moleculen van een hoge naar een lage concentratie.
- Treed op door de dunne laag
- Verplaatst vanuit de alveoli naar de bloedbaan, duurt net zo lang als dat de concentratie van
O2 gelijk is.
/> verschil in druk heet drukgradiënt
Partiële druk (P)= zorgt ervoor dat er diffusie kan plaatsvinden/optreden en bepaald met welke
snelheid.
- Bepalend voor de snelheid van diffusie
- Druk die door één enkel gas wordt uitgeoefend
- Recht evenredig met percentage
Atmosferische druk= alle droge ingeademde lucht bij elkaar opgeteld
Pn2 + Po2 + Ph2o + Pco2 = 760mmHg
- Som van alle partiële drukken
- Elke bijdrage van elk gas aan de totale druk evenredig is met de concentratie van dat gas, is
de partiële O2, PO2 gelijk aan 20,9% van 760mmHg, ongeveer 159mmHg
- De waarden zijn belangrijk omdat de partiële druk van lek gas bepalend is voor de snelheid
waarmee dit gas tussen de lucht in de alveoli en het bloed diffundeert.
O2 is nodig bij de verbranding van het lichaam. CO2 is een verbrandingsproduct en ademen we uit.
- Per minuut ademt een volwassenen zo’n 12-18 keer
- Een kind tussen de 12-20 keer
In de alveoli hebben we hogere concentratie O2 dan in de capillair, daarom diffundeert et. De CO2 is
meer aanwezig in capillair, en dus gaat het ook diffunderen, omdat het in de longblaasjes lager is,
blazen we het uit.
,In de longen wisselen we O2 uit het bloed:
- Externe respiratie= zijn alle processen die zijn betrokken bij de uitwisseling van O2 en CO2
tussen de interstitiële vloeistoffen van het lichaam en het externe milieu. (uitwisseling tussen
alveoli en alveolaire capillairen)
Doel: O2 naar cellen, CO2 uit cellen afvoeren
- Interne respiratie= is de opname van O2 en de afgifte van CO2 door deze cellen. (uitwisseling
van het bloed aan het weefsel zelf: tussen capillairen grote bloedsomloop en interstitiële
vloeistof/weefsel vloeistof)
Weefsels verbruiken O2 dus de druk in de weefsels zal laag zijn en het CO2 gehalte hoog. De druk van
O2 in de bloedbaan hoog en in de weefsels laag en zal het O2 zich verplaatsen naar de weefsels en
het CO2 zal hierdoor terug het bloed in gaan.
Longventilatie= de fysieke verplaatsing van lucht in en uit de luchtwegen.
De functie van de ademhaling is het handhaven van een voldoende alveolaire ventilatie, de
verplaatsing van lucht in en uit de alveoli – zorgt voor de juiste verhouding.
Als het volume van de ruimte (de longen) groter wordt, neemt de druk van het gas (lucht) af;
wanneer het volume kleiner wordt, neemt de druk toe.
Als onze longen uitademen blijft er een dode ruimte over en deze ruimte is vooral CO2, dit wordt
gemengd met O2. De ingeademde lucht wordt ook verwarmd en bevochtigd. Dit mengsel verschilt
zowel van de lucht in de atmosfeer als van de lucht in de alveoli.
Als het bloed de alveoli verlaat, heeft het een Po2 van +100mmHg en een Pco2 van +40mmHg.
Onder normale omstandigheden heef de P02 40mmHg en Pco2 (40-)45mmHg. Daardoor diffundeert
o2 naar de capillairen uit en co2 diffundeert naar binnen tot de partiële druk van deze gassen gelijk is
aan aangrenzende weefsels.
Zuurstoftransport:
+1,5% van de zuurstof in arterieel bloed bestaat uit opgeloste zuurstofmoleculen, de vorige zijn
verbonden aan hemoglobinemoleculen (Hb) gebonden, in het bijzonder aan de ijzerionen in het
centrum van de haemgroepen. Zij vormen HbO2 of oxyhemoglobine.
/> Hb + O2 = HbO2
Hoeveelheid die wordt gebonden is afhankelijk van Po2 in de omgeving, pH en temperatuur.
(Zuurstoftransport:
- Erytrocyten (rode bloedcellen): opgebouwd uit hemoglobine die bestaat uit vier verschillende eiwitketens. Elke keten bevat een
organisch pigment, het hemolecuul, en het hemolecuul bevat weer een ijzerion(molecuul) en aan dat ijzer wordt zuurstof
gebonden. Op die manier kan het bloed dat zuurstof dus vervoeren. Als bloed zich heeft gebonden wordt de kleur van
hemoglobine rood. (als het loslaat wordt het hemoglobine blauwkleurig, vandaar de blauwe kleur die je kan krijgen)
Hoeveelheid O2 binding:
- PO2 omgeving
Hoeveelheid O2 afgifte afhankelijk van:
- Activiteit weefsels: zuurstof druk zal lager zijn dan de weefsels in rust. Hemoglobine zal dan meer zuurstof afgeven.
- Als de pH daalt
- Als de temperatuur stijgt)
Koolstofdioxidetransport:
CO2 wordt gevormd bij aerobe stofwisseling in perifere weefsels.
- (7%) CO2 moleculen opgelost in het bloedplasma
- (23%) CO2 moleculen die zich binden aan hemoglobine
- (70%) CO2 moleculen omgezet in koolzuur (H2CO3) en bicarbonaat (HCO3-)
CO2 + H2O -------------------------- H2CO3 <-> H+ + HCO3-
Koolzuuranhydrase
CO2 + H2O -------------------------- H+ + HCO3-
, CO2 diffundeert het bloed in 7% blijft opgelost in plasma
(in de vorm van CO2)
93% diffundeert in de rode
bloedcellen
23% bindt zich aan Hb onder 70% omgezet in H2CO3 door
vorming van koolzuuranhydrase
carbaminohemoglobine
Hb X CO2 H2CO3 splitst in H+ en
HCO3-
H+ verwijderd door buffers, HCO3- verplaatst zich uit de
vooral Hb rode bloedcel in ruil voor CI-
(chlorideshift)
CI-
Longemfyseem: elasticiteit verdwijnt omdat alle tussenschotjes in de alvioli verdwijnen.
- CO2 stapelen ->ademcentrum geprikkeld zodat deze CO2 afgeblazen kan worden. bij mensen
met COPD reageert het lichaam hier niet meer op, maar reageert het op de lage concentratie
zuurstof. Ademprikkel kan verdwijnen als we te veel zuurstof toedienen, hierbij stapelt het
CO2 zich op en dan stopt iemand met ademhalen.
Kan het principe van zuur-base-evenwicht uitleggen en de rol van de longen hierin herkennen:
De behandeling van alle ernstige ziekten die van invloed zijn op het zenuw,- bloedvaten,-
ademhalings.- urinair- of spijsverteringsstelsel moet altijd stappen omvatten om een normale vocht,-
en mineralenbalans en een normaal zuur-base evenwicht te herstellen.
We hebben een zuurbasenevenwicht wanneer evenveel waterstofionen worden gevormd als
verloren gaan.
- Sprake van zuur-basenevenwicht: de pH van lichaamsvloeistoffen blijft dan binnen normale
grenzen.
- De nieren en longen spelen belangrijke rol in handhaven van zuur-basenevenwicht
- Probleem is vooral zorgen dat de pH niet daalt
Longen: CO2, nieren: H+ & HCO3-
Neutraal= 7
Zuur = <7
Basisch= >7
pH bloed:
- 7,35-7,45 (zo moet het zijn)
- Acidose <7,35 -> CZS functioneert niet meer, hartfalen, daling bloeddruk
- Alkalose >7,45
, /> celmembraan veranderen, eiwitsamenstelling veranderd, verandering van de pH heeft effect op
de processen van ons lichaam. Invloed op bloedvatenstelsel en zenuwstelsel -> hier worden e eerste
verschijnselen vertont bij een afwijkende pH.
Hoe hoger de CO2, hoe lager de zuurgraad, hoe zuurder wij zijn (voeg nu bicarbonaat toe aan het
lichaam)
Hoe lager de CO2, hoe hoger de zuurgraad, hoe basischer wij zijn (pH stijgt)
!!!! als de een hoog is, is de ander laag !!!!
Buffersystemen:
Buffer= systemen in ons lichaam die in staat zijn zuren los te laten of om H+ te binden of los te laten.
Door deze buffers kunnen we die vrije H+ jes reguleren in ons lichaam.
/> hebben we er weinig, dan laat ons lichaam er een paar los en andersom.
3 soorten:
1. Bij eiwitbuffer: reguleren de aminozuurbouwstenen op veranderingen van de
concentraties van H+ionen. Eiwitten in het bloedplasma en hemoglobine in rode
bloedcellen voorkomen dat e pH te sterk verandert. (is actief in de cel en erbuiten, die
handhaaft het evenwicht intra- en extracellulair)
2. Het bicarbonaatsysteem voorkomt veranderingen van de pH als gevolg van de
aanwezigheid van organische zuren in de extracellulaire vloeistof (BELANGRIJK).
- Zorgt ervoor dat H+ wordt gebonden, dan wordt er koolzuur gevormd waarbij H+ vrijkomt, of
dat H+ wordt gevormd tot koolzuur waaruit weer CO2 en H2L ontstaat. Belangrijkste in ons
externe milieus, is ook de belangrijkste waarmee we behandelen. (is het plaatje van
hierboven)
3. Het fosfaatbuffersysteem voorkomt veranderingen van pH in de intracellulaire vloeistof.
(vooral intracellulair actief)
Verzuring: pH < 7,35
Ernstig acidose:
- CZS functioneert niet meer -> coma
- Samentrekkingen van het hart zwakker en onregelmatiger -> hartfalen
- Daling van de bloeddruk -> circulatoire shock