Geschiedenis Examenkatern - HC: Verlichtingsideeën en de
democratische revoluties 1650-184
§1: Verlichte ideeën over de ideale samenleving
De Wetenschappelijke Revolutie en het empirism
Geleerden/onderzoekers in de Middeleeuwen waren vooral geestelijken die de godsdienst
onderzochten. Dit veranderde in de Renaissance, ze wilden zich niet meer helemaal met de kerk
bezighouden tijdens hun onderzoeken. Ze gingen waarnemen/ervaren, experimenteren en
redeneren. Dit leidde tot de Wetenschappelijke Revolutie. Kenmerken zijn
- Nieuwe manier van onderzoeken: waarnemen, experimenteren en redeneren (conclusie
trekken).
- Grote veranderingen in het leven van mensen; nieuwe energiebronnen en vooruitgangen in de
medische zorg
- Verzet van de kerk, de overheid en sommige bevolkingsgroepen (soms met geweld).
De Renaissance-onderzoekers werkten met het empirisme: waarnemen, ervaren en
experimenteren. Hiermee onderzochten ze de natuur. Ook in de Oudheid hield men zich met
empirische wetenschap bezig, maar in de Renaissance waren de experimenten systematischer/
overzichtelijker, er wordt dieper op ingegaan: één onderzoek leidt tot meerdere andere
onderzoeken. Andres Vesalius legde in ‘Over de bouw van het menselijk lichaam’ de basis voor de
moderne westerse geneeskunde; systematische ontleding van het menselijk lichaam.
Verzet tegen de Wetenschappelijk Revolutie, vooral van de Katholieke Ker
Veel kerkelijke opvattingen werden door de resultaten van onderzoek soms ondermijnd, de kerk
verloor haar greep op de wetenschap. Det twee bekendste slachtoffers van de kerkelijke
tegenstand zijn
- Giordano Bruno: hij sloot zich in 1563 aan bij de orde van de Dominicanen. In 1572 werd hij
priester, maar in 1576 vluchtte hij uit het klooster, omdat hij een ketterij-aanklacht verwachtte. Hij
was een aanhanger van Copernicus en Luther. Hij werd verraden in Venetië aan de Inquisitie. In
1592 werd hij gearresteerd en in 1600 werd hij terechtgesteld, omdat hij niet wilde herroepen.
- Galileo Galilei: bewees met behulp van telescopen dat Copernicus gelijk had. Hij werd door de
Kerk van ketterij beschuldigd en gevangen genomen. Omdat hij in de rechtbank zijn opvattingen
introk en er nooit meer iets over zou schrijven, kreeg hij een lichte straf; levenslang huisarrest.
Aan het einde van de 20e eeuw werd Galilei zijn eer hersteld door de kerk.
Vanaf einde 16e eeuw gaan regeringen de Wetenschappelijke Revolutie steune
Vanaf het einde van de 16 eeuw gingen onderzoekers samenwerken in wetenschappelijke
verenigingen, die steun kregen van regeringen; ze zagen het nut van de wetenschap in.
Europeanen kregen een voorsprong op de rest van de wereld door nieuwe uitvindingen. Vesalius
wilde lijken stelen om het menselijk lichaam te onderzoeken en de arts Tulp werd door Rembrandt
geschilderd tijdens het ontleden van een lijk. Bruno kwam op de brandstapel en Galilei kreeg
huisarrest. Isaac Newton werd door de Engelse koningin vereerd. Hij stelde de leer van
zwaartekracht op. Antoni van Leeuwenhoek ontwierp microscopen, waarmee hij micro-organismen
ontdekte in het water. Hij werd in 1680 lid van de Royal Society: een Engelse vereniging van
geleerden. Door de Wetenschappelijke Revolutie ging men vertrouwen op eigen verstand en niet
zomaar iets als waar aannemen, omdat het in de Bijbel stond. Ook gingen ze zich afvragen of
mensen wel op de juiste manier met elkaar omgingen. Zo leidde de Revolutie tot de Verlichting.
1
.
:
8
e
:
k
n
, De Verlichting en rationalism
Verlichters vonden dat de samenleving en de natuur op een redelijke manier (met het verstand)
onderzocht moest worden, zo zou de kennis van de mens toenemen. Door deze kennis zouden de
problemen in de samenleving opgelost worden. Dit is het rationalisme, wat leidde tot optimisme en
de vooruitgangsgedachte. Redelijk nadenken (rationalisme) —> kennis toenemen —> optimisme
en vooruitgangsgedachte.
Verlichters en sociale verhoudinge
In de Middeleeuwen was het leven een voorbereiding op het leven na de dood, het hiernamaals
was belangrijker dan het leven. De Verlichters vonden het, ook in de Renaissance, belangrijker dat
het leven op aarde gelukkig was. Daarom moesten de sociale verhoudingen veranderen. Vrijheid
was het belangrijkste begrip:
- Vrijheid om te zeggen wat je wilt (vrijheid van meningsuiting)
- Vrijheid om je gedachten te publiceren (vrijheid van drukpers)
- Vrijheid om te geloven of niet te geloven wat je wilt
- Vrijheid om handel te drijven met wie je wilt.
Ook gelijkheid was erg belangrijk. Voor hen ging het vooral om gelijke kansen voor iedereen en om
gelijkheid in de rechtspraak. Er waren echter ook verschillen in het denken over gelijkheid
- Verschillen in het denken over taken van vrouwen: De meerderheid onder de verlichters beriep
op biologische verschillen tussen mannen en vrouwen; vrouwen waren echtgenote, moeder en
huishoudster. Een aantal anderen waren echter voor gelijke politieke rechten voor vrouwen.
Olympe de Gouges was voor rechten van vrouwen en werd daarom onthoofd tijdens de Terreur
- Verschillen in het denken over de afschaf ng van de slavernij: Verlichters gingen er vanuit dat
alle mensen, ongeacht cultuur, etnische afkomst en volk, gelijk waren. Als het echter om de
afschaf ng van de slavernij ging, werd dit vaak als een stap te ver gezien.
Verlichters en de godsdiens
De verlichters waren het op gebied van godsdienst eens over
- Religieuze tolerantie: Aanhangers van godsdiensten horen andersdenkenden niet te bestrijden.
Ze moesten leren verdraagzaam te zijn op godsdienstig gebied.
- Scheiding tussen kerk en staat: Kerk en staat hebben ieder een eigen taak. De kerk houdt zich
bezig met godsdienstige zaken en de staat met bestuur en rechtspraak. Frederik de Grote, vorst
van Pruisen, steunde dit ideaal.
Er was verdeeldheid over de invloed van God op het dagelijks leven
- Veel verlichters zagen God wel als schepper van de wereld, maar de wereld werd volgens hen
beheerst door natuurkrachten die verklaard en aangetoond konden worden met het verstand.
- Andere verlichters wisten niet of zij wel of niet in God moesten geloven; agnosten (niet-
wetende). Misschien is er wel iets, misschien niet, ik weet het niet.
Verlichters en de economi
De belangrijkste uitgangspunten van verlichters op het gebied van economie zijn
- Ieder individu moet de vrijheid hebben om zijn eigenbelang na te streven. Als iedereen op eigen
belang uit is, zal dat leiden tot welvaart voor iedereen
- Iedere staat moet zijn economische beleid laten rusten op: een vrijemarkteconomie, vrijhandel
en een kleine rol van de overheid
De invloedrijke econoom Adam Smith schreef over deze economische uitgangspunten van het
liberalisme.
Verlichters en de politie
De belangrijkste uitgangspunten van verlichters op het gebied van politiek zijn
- Volkssoevereiniteit: De inrichting van de samenleving moest op de rede gebaseerd zijn.
Verlichters waren voor volkssoevereiniteit: degenen die macht uitoefenen, hebben hun macht te
danken aan het volk en zijn daarom verantwoording schuldig aan dat volk. Belangrijke schrijvers
hierover zijn: Locke, Rousseau en Montesquieu.
- Het sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling: Sommige verlichters pleitten voor
een contract tussen vorst en volk; zo hoopten ze nieuwe oorlogen tussen vorst en volk te
2
fi
k
e
t
e
.
n
fi
.
.
.
:
.
:
:
:
:
.
, voorkomen. Verlichters dachten verschillend over de inhoud van dit contract, maar ze vonden
allemaal dat burgers bepaalde taken zoals rechtspraak, moesten overlaten aan de overheid. De
overheid moest tegelijk de rechten van burgers waarborgen.
- De scheiding van de machten in een staat: Montesquieu schreef in 1748 over de scheiding der
machten: door de wetgevende macht maakt de overheid wetten voor een bepaalde tijd en
verbetert de bestaande wetten of schaft ze af. Door de uitvoerende macht sluit de overheid
vrede of verklaart de oorlog, zorgt voor veiligheid etc; voert de wetten uit. Door de
rechtsprekende macht bestraft de overheid misdaden of oordeelt zij over ruzies tussen mensen.
Als dezelfde persoon zowel de uitvoerende als de wetgevende macht bezit, dan is er geen
vrijheid. Een vorst vaardigt dan bijvoorbeeld onderdrukkende wetten uit en zorgt er voor dat
deze ook zo worden uitgevoerd. Er is ook geen vrijheid als de rechtsprekende macht niet
losstaat van de andere twee machten: de rechter zou dan ook wetgever zijn en hij zou dan ook
de macht hebben om mensen te onderdrukken.
Op politiek gebied en godsdienstig gebied zijn er tegenstellingen zichtbaar in de denkwijze van de
verlichters. Ze zochten een evenwicht tussen rede en traditie en radicale stromingen. Locke was
voor een representatieve (indirecte) democratie. Montesquieu twijfelde tussen democratie en
aristocratie; hij was bang dat het algemeen belang zou lijden onder politieke groepen die hun eigen
belang nastreefden. Rousseau was voor democratie, ook al was hij pessimistisch over de
uitkomsten ervan. Voltaire vond democratie niks.
Verbreiding van de Verlichtin
Boeken, tijdschriften en bibliotheke
Dankzij de drukpers (15e eeuw) werden boeken onderdeel van massaproductie. Ook kwamen er
voor het eerst tijdschriften en werden er grote bibliotheken opgericht waar men boeken van
verlichters kon lezen. Het belangrijkste boek uit de Verlichting is de Encyclopedie (1751) was door
Denis Diderot en andere verlichters geschreven. Door de Wetenschappelijke Revolutie en de
Verlichting had men veel meer kennis en dat werd in dit boek vastgelegd.
Salons en kof ehuize
In salons werden ideeën van verlichters verbreid. Een salon was een bijeenkomst in het huis van
meestal een vrouw uit de bovenlaag van de bevolking. Zij nodigde belangstellenden uit om met
elkaar te praten. In Engeland gebeurde in kof ehuizen hetzelfde
Tonee
Rondreizende toneel- en operagezelschappen verbreidden de ideeën van de Verlichting onder alle
lagen van de bevolking
Het ontduiken van de censuu
Kerk en staat oefenden door heel Europa censuur uit op de redevoeringen en publicaties.
Ambtenaren controleerden wat gesproken en geschreven werd. Alleen in Engeland en de
Republiek kon vrijwel alles worden gedrukt. In Frankrijk was het censuur strenger dan in de
werkelijkheid. Daarom kon men het ontduiken door
- Kritiek niet direct te uiten, maar door te schrijven over ctieve personages of andere volken,
terwijl de situatie in eigen land werd bedoeld.
- Dubbelzinnige formuleringen te gebruiken, zodat de schrijver alle kanten op kon als hij
verantwoording moest a eggen.
- Boeken illegaal of in het buitenland uit te geven.
Verplichte voorbeelde
Kant over de de nitie van Verlichting en het rationalism
In 1784 gaf Duitser Immanuel Kant uitleg in een essay over wat de Verlichting voor de mens kan
betekenen: ‘Verlichting is het uittreden van de mens in zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuldig
is. Onmondigheid is het onvermogen eigen verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander.
Men is zelf schuldig aan onmondigheid, omdat hij de vastberadenheid en moed er niet voor heeft.’
3
l
fi fi n
.
fl n
r
g
n
fi
:
fi e
.