Probleem 3 – Wie ben ik? Waar sta ik?
(Etnische) identiteitsontwikkeling
Literatuur vertalen naar de Nederlandse context.
1.Wat is etnische identiteit(sontwikkeling) en wat is het verband met acculturatie en
persoonlijke identiteitsontwikkeling hierin?
Etnische identiteit = subjectieve gevoel van thuishoren in bepaalde groep of cultuur. Verwijst naar
identificatie van individuen door gedragingen, tradities. Het is dynamisch, multidimensionaal en
subjectief, verschilt per persoon.
Acculturatie kan gebruikt worden om etnische identiteit te begrijpen
Phinny (2001) - Ethnic Identity, Immigration, and Well-Being: An Interactional Perspective.
De relatie tussen etnische identiteit en nationale identiteit
Bevinding = een sterke etnische identiteit en een sterke nationale identiteit zorgt voor de beste
aanpassing (=acculturatie)
Er is sprake van een INTERACTIE tussen etnische identiteit, nationale identiteit en acculturatie!
Etnische identiteit = deze identiteit is sterk wanneer pluralisme (= verschillende
overtuigingen mag) geaccepteerd en aangemoedigd wordt.
Nationale identiteit = deze identiteit wordt sterk aangenomen wanneer er druk is om aan te
passen en de groep voelt zich geaccepteerd.
➔ Sommige migranten laten hun etnische identiteit los en sommige migranten blijven trouw
aan hun eigen etnische identiteit, dit is een manier om om te gaan met de negatieve
houdingen.
➔ De mate van aanpassing is heel erg verschillend.
Etnische identiteit en acculturatie
Etnische identiteit: is aspect van het acculturatie proces wanner zij binnen komen in de nieuwe
samenleving. Dit onderdeel focust zich op het subjectieve verbondenheidsgroep met groep of
cultuur.
Acculturatie: het bredere construct met daarin een grote range van gedragingen, overtuiginen,
waarden en houding die VERANDERT wanneer twee culturen in contact komen.
➢ Acculturatie is een twee-dimensionaal process (Berry) = de aanpassing aan de huidige
samenleving en het behouden van je eigen cultuur verschilt.
➢ Om zich aan te passen aan de huidige samenleving hoeft de etnische cultuur niet
verminderd te worden
➢ Zorgt voor multiculturele samenleving met meerdere culturen.
Variatie in etniciteit identiteit op 4 manieren.
Er is sprake van 4 acculturatie strategieën/identiteiten (Berry)
1. Geïntegreerde (of biculturele) identiteit = sterke etnische identiteit en sterke nationale
identiteit.
2. Geassimileerde identiteit = sterke etnische identiteit en geen identiteit met nationale
cultuur.
, 3. Gesepareerde identiteit = sterkte nationale identiteit en opgeven van etnische identiteit.
4. Gemarginaliseerde identiteit = geen identificatie met zowel etnische als nationale
identiteit.
➔ Dit hangt af van verschillende factoren.
Etnische identiteit en nationale identiteit en de relatie hiertussen
Etnische identiteit = lid zijn van etnische groep → bevat aspecten zoals zelflabeling, verbondenheid,
comitment, gedeelde waarden en positieve houding tegenover eigen etnische groep.
• Etnische identiteit is dynamische structuur: veranderd de gehele tijd als reactie op
ontwikkelings- en contextuele factoren.
• Het is een ontwikkelingstaak: van kindertijd, naar verkenning in adolescentie en
bereiken van zekere etnische identiteit.
Voorbeeld: willen leren over je etische groep en actie ondernemen.
→ NIET alle individuen bereiken een zekere etnische identiteit.
• Het komt tot uiting in gedrag, waarden, normen, en positie tegenover groepen
• Het verschil per groep en per setting
Nationale identiteit = complex construct en is de verbondenheid met houdingen tegenover de
huidige samenleving, het grotere geheel.
Etnische identiteit en nationale identiteit zijn onafhankelijk (twee-dimensionaal)
Negatieve correlatie etnische identiteit en nationale identiteit afhankelijk (een-
dimensionaal)
Sociale identiteitstheorie = Het bewustzijn van de persoon van een bepaalde groep. Je weet zelf tot
welke groep je behoort. Je baseert je zelfbeeld niet alleen op je eigen persoonlijkheid/prestaties,
maar ook door hoe de groep wordt gezien/de prestaties van de groep. Wanneer je je identificeert
met een bepaalde groep is dat belangrijk voor zelfwaardering.
Limitaties van het onderzoek =
- Let op hoe hiernaar gekeken wordt in het onderzoek (wordt er onderscheiding tussen 2 of 4
vormen van acculturatie gemaakt).
- Het verschilt per groep, context en cultuur dus kan je het vergelijken?
Voorbeeld: antilianen worden in Nederland minder goed ontvangen en krijgen daardoor
separate identiteit i.p.v. intergatie identiteit als ze direct goed onderwijs zouden krijgen.
Conclusie = etnische identiteit, nationale identiteit en aanpassing moet gezien worden als een
INTERACTIEMODEL dat verschilt per tijd, context en groep en afhangt van verschillende factoren.
Het is een TWEE-DIMENSIONAAL PROCES.
Phinney, 2007 (Conceptualization and Measurement of Ethnic Identity: Current Status and Future
Directions)
Etnische identiteit = construct van menselijkheid binnen een groep, bepaalde cultuur en omgeving.
De keuzes en acties van individuen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een etnische identiteit.
➢ Etnische identiteit is dynamisch; verandert in de tijd en context.
➢ Etnische identiteit is ook zowel raciale identiteit: groep gedefinieerde mensen qua ras,
etniciteit etc.
, 2 perspectieven op etnische identiteit
1. Sociopsychologisch perspectief
2. Ontwikkelingsperspectief
Sociopsychologisch perspectief → etnische identiteit is een aspect van sociale identiteit. Het komt
voort uit kennis van lidmaatschap van een sociale groep of groepen samen.
Multidimensionaliteit van het construct.
Aspecten van etnische identiteit
1. Zelfcategorisering (self-categorization)
2. Toewijding en gehechtheid (commitment and attachment)
3. Verkenning (exploration)
4. Gedragsbetrokkenheid (behavioral involvement)
5. Houding binnen een groep (ingroup attitudes (private regard)
6. Etnische waarden en overtuigingen (ethnic values and beliefs)
7. Belang of saillantie van groepslidmaatschap (importance or salience of group membership)
8. Etnische identiteit in relatie tot nationale identiteit (ethnic identity in relation to national
identity)
Uitleg
1.Zelfcategorisering en labeling (Self-categorization and Labeling) = groepsidentiteit ontstaat
wanneer iemand zich identificeert als lid van de groep.
Onderzoek = kom te weten waarmee iemand zich identificeert bij het uitvoeren van onderzoek.
Mensen gebruiken verschillende identiteiten/labels op verschillende momenten, per context.
2.Toewijding en hechting (Commitment and Attachment) = etnische identiteit zorgt voor
verbintenis, gevoel ergens bij te horen en dat is het belangrijkste. Dit is niet noodzakelijk voor de
inhoud van de identiteit (zoals gedrag).
- Toewijding door identificatie met ouders of rolmodellen: hierdoor is er minder verkenning en
wordt het gezien als verworven identiteit met veilig en stabiel zelfgevoel.
3. Verkenning (exploration) = zoeken naar informatie die belangrijk is voor je etnische identiteit.
Belangrijk voor etnische identiteitsvorming. Voorbeeld: praten, lezen, bijwonen culturele
evenementen.
- Het is continue proces en vooral in adolescentie.
- Zonder verkenning, minder toewijding en meer onderhevig aan veranderen van nieuwe
ervaringen
4. Etnisch gedrag (ethnic behavioral involvement) = etnische gedragingen, praktijken, sociale
interacties. Etnische identititeit wordt versterkt door dezelfde gedragingen, taal, eten en associaties
met leden van de groep.
➢ Etnische identiteit kan zonder gedrag bestaan
➢ Gedragingen zijn aspect van acculturatie
Gedragingen die verband houden met iemands cultuur of etnische groep zijn bestudeerd als
een aspect van acculturatie, in tegenstelling tot etnische identiteit.
5. Houding binnen een groep (ingroup attitudes (private regard) = sterke verbondheid en positieve
gevoelens tegenover lidmaatschap (privé-achting). Een positieve houding is belangrijk naar leden van