100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Recht van de Europese Unie: Uitgebreide collegeaantekeningen €4,99   In winkelwagen

College aantekeningen

Recht van de Europese Unie: Uitgebreide collegeaantekeningen

 38 keer bekeken  1 keer verkocht

Zeer uitgebreid transcript waar alle stof van het vak aan bod komt.

Voorbeeld 4 van de 57  pagina's

  • 7 november 2021
  • 57
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • Van wolferen
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (8)
avatar-seller
svengommans
Aantekeningen hoorcolleges Recht van de Europese Unie

HC 1 Introductie tot de Interne Markt

Er zijn een aantal eigenaardigheden aan het Europees recht die je moet begrijpen voordat je
het Europees recht verder kunt bestuderen. De kern van het Europees recht is de
bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de Europese Unie. In het VEU staan de
algemene basisbeginselen, in het VWEU vind je gedetailleerdere regels over onder andere
materieel recht en bevoegdheden. De basisorde van de rechtsorde is die van de interne markt.
De interne markt staat centraal in het Europese recht (art. 26 lid 2 VWEU). De interne markt
omvat een ruimte zonder binnengrenzen waar er vrij verkeer is van goederen, diensten,
personen en kapitaal. Wat het praktisch nut van deze interne markt is staat opgenomen in art.
3 lid 3 VEU. Het is een opsomming van waarden en beginselen van de interne markt. Het
uiteindelijke doel van de Unie is te vinden in artt. 1 en 3 lid 1 VEU: het doel is een steeds
hechter verbond tussen de volkeren van Europa. De interne markt is dus een middel met een
bepaald doel.

De interne markt bestaat uit een aantal vrijheden en twee andere essentiële onderdelen:
1. Vrij verkeer van goederen: art. 30, 34-36 en 110 VWEU
2. Vrij verkeer van personen:
a. Werknemers: art. 45 VWEU
b. Zelfstandigen (vestiging): art. 49 VWEU
3. Vrij verkeer van diensten: art. 56-62 VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal: art. 63-65 VWEU
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5. Uniburgerschap: artt. 20 en 21 VWEU
6. Een systeem van onvervalste mededinging: artt. 101-109 VWEU en protocol 27

Twee kernbegrippen voor het tot stand brengen van die vrijheden zijn positieve- en negatieve
integratie.

Negatieve integratie zijn in het Verdrag opgenomen verboden die lidstaten verstellen wat ze
niet mogen doen. Het is een verbod. De focus daarbij ligt op de nationale regelgeving die het
functioneren van de interne markt belemmert. Dit is veelal onderdeel van de verdragen
(vooral VWEU) zelf. Positieve integratie (harmonisatie) vindt veelal plaats in Europese
secundaire wetgeving (dus niet in de verdragen). In een Richtlijn of Verordening wordt
nationale wetgeving vervangen door uniforme EU-standaarden. De focus bij die EU-
standaarden ligt op het bevorderen van het functioneren van de interne markt.

De relatie tussen negatieve en positieve integratie is een lastige. Het is niet altijd even
duidelijk welke regel moet worden toegepast. Daarvoor zijn twee hoofdregels te
onderscheiden. Als er geen harmonisatie is, dan zijn de verdragen leidend. Als er wel
secundaire wetgeving is aangenomen (en dus harmonisatie) dan geldt dat als
beoordelingskader van nationale regels. Positieve en negatieve integratie zijn dus de
kernmethoden om een interne markt tot stand te brengen.

Dus:
1. Geen harmonisatie: de verboden in de Verdragen vormen het beoordelingskader van
de nationale regels


1

, 2. Harmonisatie: de Europese secundaire wetgeving vormt het beoordelingskader van
nationale regels.
De enorm grote rol van het Hof van Justitie in het Europees recht heeft ervoor gezorgd dat het
een enorm effectief rechtstelsel is (zeker in vergelijking met ander ‘internationaal recht’). Dit
proces wordt de constitutionalisering van de Verdragen genoemd. Een synoniem hiervoor is
‘integratie door recht’. Het Hof van Justitie formuleert drie beginselen in Costa/ENEL en Van
Gend & Loos waardoor het Europees recht een zeer effectieve rechtsorde is:
1. Europees recht is een autonome rechtsorde;
2. Er bestaat rechtstreekse werking in de nationale rechtsorde;
3. Voorrang van de autonome rechtsorde boven nationale regelgeving.

Essentieel in het functioneren van de rechtsorde is de prejudiciëlevraagprocedure ex art. 267
VWEU. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie
van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk
acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof verzoeken over deze vraag een uitspraak te
doen. Deze procedure is belangrijk voor de autonomie van het EU-recht omdat het Hof van
Justitie uit dit artikel afleidt dat het EU-recht een autonome rechtsorde is die rechtstreeks
doorwerkt in de nationale rechtsordes van de lidstaten (Van Gend en Loos).

Als er een autonome rechtsorde is, dan betekent dat dat die rechtsorde niet afhankelijk is van
de nationale rechtsordes. Onafhankelijk van de wetgeving van de lidstaten kan het EU-recht
verplichtingen opleggen aan en rechten geven aan particulieren. Dit heeft tot gevolg dat die
particulieren ook hun plichten en rechten kunnen inroepen voor de nationale gerechten.
Monisme en dualisme zijn dus irrelevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de
lidstaten (= autonomie). Bepalingen kunnen in beginsel in een verticale en horizontale
verhouding worden ingeroepen. Verticaal tegen de staat kan eigenlijk altijd, horizontale
werking alleen als de specifieke bepaling zich daarvoor leent.

In Costa/ENEL is bepaald dat het verdragsrecht een autonome bron is, en op grond van zijn
bijzonder karakter niet door enig voorschrift van nationaal recht opzij kan worden gezet. Het
gemeenschapsrecht zou zijn karakter van een autonome rechtsorde verliezen als het door enig
voorschrift van nationaal recht opzij zou kunnen worden gezet. Daarom moet latere eenzijdig
afgekondigde nationale wettelijke voorschriften die tegen het Unierecht ingaan iedere
werking ontberen. Deze voorrang wordt afgeleid uit het beginsel van Unietrouw (art. 4 lid 3
VEU). Die Unietrouw geldt voor alle entiteiten van de lidstaten (bv. bestuursorganen en dus
ook de rechterlijke macht etc.) Dit heeft tot gevolg dat de voorrang van het Unierecht in
beginsel absoluut is, niet beïnvloed door monisme, dualisme of constitutionele bepalingen
(Simmenthal).

Een ander beginsel dat hierbij hoort is het attributiebeginsel. Het EU-recht bestaat alleen op
die gebieden waar de Unie bevoegdheden geattribueerd heeft gekregen van de lidstaten, zowel
expliciet als impliciet. Het attributiebeginsel is opgenomen in art. 4 lid 1 VEU. Art. 5 lid 1 en
2 VEU stelt dat de EU slechts handelt binnen de grenzen van die bevoegdheden en de daarin
vastgelegde doelstellingen. Dit vertaalt zich naar 3 soorten bevoegdheden in het VWEU:
exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU), gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU) en
ondersteunende bevoegdheden (art. 6 VWEU). Dit zijn geen rechtsgrondslagen, maar
bevoegdheidsverdelingen. In een rechtsgrondslag wordt altijd een procedure genoemd.

De verboden in de Verdragen (negatieve integratie) kunnen meteen worden toegepast op
maatregelen van lidstaten. Maar voor positieve integratie is nadere (secundaire) wetgeving

2

,van de EU nodig binnen de grenzen van de bevoegdheidsverdeling uit de verdragen. Er moet
dus een rechtsgrondslag bestaan voor het maken van secundair Unierecht. De Unie mag niet
alleen handelen binnen de grenzen van de Verdragen, maar ook op de manier als in de
Verdragen ligt besloten. Een rechtsgrondslag is een bepaling die voorschrijft: (1) welke
nadere maatregelen die EU mag nemen (inhoud en doel); (2) welke procedure hiervoor
gebruikt moet worden.

Een voorbeeld van de problematiek die hier kan ontstaan is de Tabaksreclamerichtlijnzaak.
Daar wordt voor de hele interne markt tabaksreclame verboden o.g.v. art. 114 VWEU.
Duitsland komt in beroep bij het HvJ en stelt dat het verbod op de volksgezondheid ziet, waar
de Unie geen bevoegdheid heeft. Duitsland voert aan dat een totaal reclameverbod de
vrijheden van de interne markt t.a.v. tabaksreclame nagenoeg geheel ongedaan. Er is geen
bewijs voor aanzienlijke verstoringen van de interne markt voor tabaksproducten. Dit zou
insinueren dat art. 114 VWEU een soort onbeperkte bevoegdhedenclausule is voor de Unie.
De Richtlijn kan juist leiden tot nieuwe handelsbelemmeringen omdat sommige lidstaten wel
alles mogen verbieden (ook de reclame op het verkooppunt zelf). Het eigenlijke doel is dus
bescherming van de volksgezondheid, waar ex art. 168 lid 5 VWEU juist een expliciet verbod
van Uniebevoegdheden bestaat. De hele zaak draait dus om de rechtsgrondslag en de
bevoegdheidsgrondslag.

Het Hof stelt dat moet worden onderzocht of de richtlijn er werkelijk toe bijdraagt dat de
belemmeringen van het vrije verkeer van goederen. Het Hof stelt zich daarop drie vragen:
1. Draagt de richtlijn bij aan het vergemakkelijken van het handelsverkeer?
2. Garandeert de richtlijn überhaupt het vrij verkeer van deze producten?
3. Draagt de richtlijn bij aan het opheffen van mededingingsverstoringen?

Conclusie: de richtlijn kan niet worden vastgesteld op grond van art. 114 VWEU. Dit omdat
dit algemene verbod niet het wegnemen van belemmeringen in de interne markt dient.

Uit de Tabaksreclamerichtlijnzaak is dus een les te leren over de reikwijdte van art. 114
VWEU.
1. Maatregelen moeten nationale regelgeving harmoniseren, d.w.z. verschillen tussen
nationale regels wegnemen (zie r.o. 102-104);
2. Het enkele feit dat nationale regels verschillen is niet voldoende om art. 114 VWEU
als rechtsgrondslag te rechtvaardigen (zie r.o. 84);
3. Toekomstige belemmeringen moeten waarschijnlijk zijn (zie r.o. 86).

Dit zijn abstracte criteria. Hoe, en of, de EU daadwerkelijk wordt beperkt in haar
hamonisatiebevoegdheid komt terug in week 5 (HC 9). Hoe de bevoegdheidsverdeling werkt
op het gebied van positieve harmonisatie kan worden gezien aan de hand van deze
problematiek.

Een soortgelijke problematiek doet zich ook voort bij de negatieve harmonisatie. Hierbij hoort
de standaarduitspraak Cassis de Dijon. Art. 34 VWEU stelt dat regels die het vrij verkeer van
goederen belemmeren tussen lidstaten verboden zijn. Er mogen wel beperkingen worden
gesteld door een lidstaat zegt het Hof, maar dan moeten die absoluut noodzakelijk zijn.




3

, HC 2 Vrij verkeer van goederen

In dit college staat steeds het grensoverschrijdend aspect, de rechtstreekse werking, de
beperking op het vrije verkeer van goederen en de rechtvaardiging daarvoor centraal.

1. Wat zijn ‘goederen’?
In het Europees recht worden ‘goederen’ ook autonoom gedefinieerd. Goederen zijn op geld
waardeerbaar en als zodanig het voorwerp van handelstransacties, alles met tastbare fysieke
eigenschappen. Het onderscheid tussen goederen en diensten is gelet op deze definitie nogal
ingewikkeld (zie volgende week).

2. De Europese douane-unie
De douane-unie heeft geen interne grenzen en wel een gemeenschappelijke buitengrens. De
douane-unie heeft een interne en externe dimensie. De afschaffing van alle in- en
uitvoerrechten en alle heffingen van gelijke werking (art. 28 en 30 VWEU) tussen de lidstaten
en voor goederen afkomstig uit derde landen die al rechtmatig in de EU zijn binnengebracht
(art. 28 lid 2 en art. 29 VWEU). Dit is de interne dimensie.

De externe dimensie is dat er een gemeenschappelijk douanetarief voor derden bestaat ex art.
31 VWEU en dat er een gemeenschappelijk handelsbeleid wordt gevoerd ex art. 207 VWEU.

3. In- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking (art. 30 VWEU)
Een in- of uitvoerrecht is een belasting die wordt geheven op het overschrijden van een grens.
Binnen de EU is er een absoluut verbod op dergelijke tarieven ex art. 30 VWEU. Er is geen
benedengrens (d.w.z. geen de minimis-regel), het mag simpelweg nooit. Er zijn geen
uitzonderingen.

‘Heffingen van gelijke werking’ is toegevoegd om ervoor te zorgen dat het niet mogelijk is
om via creatieve andere bewoordingen of andere manieren alsnog een in- of uitvoerheffing in
te stellen. Alles wat een gelijke werking heeft aan die traditionele tarieven is dus ook
verboden.

4. Interne belastingen (art. 110 VWEU)
De reikwijdte van art. 110 VWEU ziet op alle binnenlandse belastingen. Binnenlandse
belastingen moet worden onderscheden van art. 30 VWEU. Het is alleen van toepassing op
indirecte belastingen (heffingen op producten), zoals BTW en accijnzen. Art. 110 VWEU
verbiedt zowel (1) discriminerende belastingen als (2) beschermende belastingen (d.w.z. met
protectionistisch effect).

Het uitgangspunt bij de beoordeling van interne belastingen is dat elke belasting differentieert
(discrimineert) tussen producten. Discriminatie is in die zin dus inherent aan belastingen
(denk bijvoorbeeld aan verschillende BTW-tarieven of accijnzen op tabak en alcohol).
Daarom is dit ook toegestaan mits buitenlandse producten daardoor niet worden benadeeld.



4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper svengommans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  1x  verkocht
  • (0)
  Kopen