Samenvatting praktisch staatsrecht
Hoofdstuk 1 de Nederlandse staat en zijn bewoners
Kenmerken staat:
1. Grondgebied
2. Gemeenschap van mensen (volk)
3. Hoogste gezag
Grondgebied (het territorium): landsgrenzen met andere landen afgebakend in een verdrag. De
grenzen aan de kust, de zee grenzen, zijn vastgesteld in internationale verdragen. Ook het luchtruim
boven het land horen bij het grondgebied.
Gemeenschap van mensen: groep mensen die zich met elkaar verbonden voelen (taal, cultuur,
koning). Nationaliteit.
Hoogste gezag: exclusieve zeggenschap van de staat op en over zijn grondgebied. Eenzijdig
vaststellen van regels: handhaven orde en recht. Om te voorkomen dat burgers voor eigen rechter
gaan spelen, mag alleen het hoogste gezag van de staat geweld gebruiken (geweldsmonopolie).
Begrip staat kan twee betekenissen hebben. Hiermee kan het worden aangeduid als land, het
grondgebied met de bevolking van de staat. Maar kan ook het gezag in de staat worden bedoeld,
oftewel de overheid.
De staat kan in beide betekenissen worden beschouwd als een zelfstandige en ondeelbare eenheid.
Anders gezegd: de staat is soeverein. Erkenning van een staat door andere staten wordt wel als
vierde kenmerkend element gezien.
De staat (overheid) zorgt voor bescherming van de burgers door de landsgrenzen te verdedigen en
de orde te handhaven. Daarnaast zorgt de overheid ervoor dat het algemeen belang wordt gediend
(datgene wat in het belang is van de meeste burgers en van de staat geheel).
Staatsrecht is constitutioneel recht. Staatsrecht is fundament van onze democratische rechtstaat.
Bestuursrecht: rechtsgebied dat de manier regelt waarop de staat wordt bestuurd.
Hoofdlijnen van het staatsrecht:
Inrichting van de staat en verdeling van bevoegdheden
Handhaving individuele vrijheden van de burger
Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid.
Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht.
Recht van de staat als organisatorisch verband:
Inrichting van de staat, bevoegdheden van organen van de staat en hun onderlinge
verhouding.
De invloed die burgers kunnen uitoefenen op het functioneren van de staat.
Grondrechten van burgers.
Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht.
Nederland maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Curaçao, Sint-Maarten en Aruba zijn
zelfstandige staten binnen het Koninkrijk. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hebben de status gekregen
van openbare lichaam en zijn een soort overzeese gemeenten geworden. Het statuut is een
,staatsregeling waarin afspraken zijn vastgelegd over de onderlinge verhoudingen in het Koninkrijk en
de samenwerking. Wetten die van toepassing zijn in het gehele Koninkrijk heten rijkswetten.
De Nederlandse overheid heeft feitelijk de grootste stem in het Koninkrijk. De afzonderlijke staten
(Aruba, Curaçao en Sint-Maarten) mogen hun eigen aangelegenheden zelf behartigen. Ze hebben
daarom, net als in Nederland, een eigen bestuur (regering), wetgever en rechterlijke macht.
Burgers die tot een bepaalde staat behoren, hebben de nationaliteit van die staat. Dit geeft hun
belangrijke voordelen ten opzichte van vreemdelingen. Burgers die tot het Koninkrijk der
Nederlanden behoren, hebben de Nederlandse nationaliteit, ook wel: zij bezitten het
Nederlanderschap.
De rechtsgevolgen van het Nederlanderschap zijn:
1. Nederlanders hebben vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.
2. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook (grotendeels) van toepassing op
Nederlanders die buiten het territorium van het Koninkrijk bepaalde misdrijven hebben
gepleegd. Deze wet heeft exterritoriale werking.
3. De Nederlander die in het buitenland gevangengenomen wordt, geniet diplomatieke
bescherming.
4. Nederlanders worden nier aan andere staten uitgeleverd (overgedragen om berecht te
worden), als niet zeker is dat zij na hun veroordeling hun straf mogen uitzetten in Nederland.
5. Kiesrecht. Actief en passief.
6. Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld. Zoals
burgemeester.
7. Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen zoals bijstand,
kinderbijstand en huurtoeslag.
Een vreemdeling heeft de eerste zes rechten niet en de laatste alleen als hij rechtmatig in Nederland
verblijft. Koppelingsbeginsel.
De staat bepaalt zelf hoe iemand de nationaliteit van die staat verkrijgt of verliest. Voor Nederland is
dit geregeld in de RWN. Het Nederlanderschap wordt allereerst rechtswege doorgegeven door de
ouders, adoptie of derde-generatie. Ook kan een vreemdeling de Nederlandse nationaliteit
verkrijgen door optieverklaring. De vreemdeling legt op het gemeentehuis in zijn woonplaats zo’n
optieverklaring af die na onderzoek door de burgemeester kan worden bevestigd. Een vreemdeling
die niet voor optie in aanmerking komt kan een verzoek tot naturalisatie indienen bij de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) die na onderzoek kan instemmen met het verzoek. De vreemdeling
moet in een naturalisatietoets laten zien dat hij is ingeburgerd in de Nederlandse samenleving. Om
te kunnen slagen voor dit examen, moet de vreemdeling zich in het Nederlands verstaanbaar
kunnen maken en iets weten over werk en inkomen, wonen, gezondheid, verkeer, staatsinrichting
en alledaagse zaken. Is de optie bevestigd of is ingestemd met naturalisatie dan moet de
vreemdeling deelnemen aan een naturalisatieceremonie waar hij een verklaring van verbondenheid
uitspreekt. Er geldt een afstandsplicht aangezien de eigen nationaliteit van de vreemdeling als een
belemmering wordt gezien in de Nederlandse samenleving. Wat houdt afstandsplicht in: hij moet
zijn uiterste best doen om zijn eigen nationaliteit krijt te raken anders wordt zijn verzoek tot
naturalisatie in beginsel geweigerd.
Nederlanders kunnen het Nederlanderschap ook verliezen.
, Koppelingsbeginsel: uitgangspunt dat het recht op een verstrekking of voorziening van de overheid
is gekoppeld aan het rechtmatig verblijf. Dus: de rechten van een vreemdeling zijn gekoppeld aan
zijn rechtmatig verblijf. Voor de toegang tot Nederland en voor een korter of langer verblijf gelden
voor hem speciale regels.
Met een visum verleent Nederland toestemming aan een vreemdeling om gedurende korte tijd in
Nederland te verblijven. Voor een iets langer verblijf moet er een machtiging tot voorlopig verblijf
worden aangevraagd. Daarna wordt er een verblijfsvergunning regulier aangevraagd.
Er zijn ook vreemdelingen die hun toevlucht (asylum) zoeken tot Nederland vanwege een
bedreigende situatie of slechte economische omstandigheden in hun eigen land. Voor deze
asielzoekers gelden niet dezelfde toegangsregels als voor de reguliere vreemdelingen. Zij moeten
een verblijfsvergunning asiel aanvragen.
Vluchteling: een asielzoeker die een gegronde vrees heeft dat hij in zijn eigen land wordt vervolgd
wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuigingen of omdat hij tot een bepaalde
sociale groep behoort. Verdrag betreffende de status van een vluchteling, ook wel
vluchtelingenverdrag van Geneve.
Vreemdelingen die zijn uitgeprocedeerd, verblijven illegaal in Nederland en kunnen worden uitgezet.
Bij asielzoekers die geen identiteitsbewijs bezitten, is het uitzetten een probleem als de staat
waartoe zij behoren hen niet (meer) als staatsburger erkent. Deze vreemdelingen komen dan zonder
verblijfsrecht, dus zonder recht op opvang en voorzieningen op straat te staan of blijven zonder
uitzicht op een oplossing opgesloten zitten in Nederlandse uitzetcentra.
De invloed van de overheid is niet absoluut maar wordt begrensd door fundamentele rechten van
burgers. De overheid moet deze mensenrechten, die grondrechten heten, respecteren en mag
hierop alleen inbreuk maken als dit wettelijk is bepaald.
De rechtsregels die het staatsgezag en de organisatie van de staat vastleggen, worden constitutie of
staatsregeling genoemd. De Nederlandse constitutie is te vinden in de Grondwet, het Statuut voor
het Koninkrijk, in verdragen en in gewoonterecht.
De bronnen van staatsrecht (constitutie):
1. Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
2. Grondwet
3. Verdragen en Europese wetgeving
4. Gewoonterecht
5. Organieke wetten
6. Jurisprudentie
Het statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden: regelt de organisatie van het Koninkrijk en de
onderlinge verhoudingen en samenwerking tussen Nederland en de overzeese delen van het
Koninkrijk.
De Grondwet: regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat (het land
Nederland) en de staatsorganen en de verdeling van de staatsmacht. Ook zijn hierin de
grondrechten opgenomen.
Verdragen en Europese wetgeving: afspraken tussen staten die rechtstreeks doorwerken in de
Nederlandse rechtsorde. Dit zijn de verdragen maar ook de Europese verordeningen en richtlijnen.