Hoorcollege 1: Huid & Huidadnexen
Hippocrates is de vader van de geneeskunde. Medische wetenschap en ethiek is gebaseerd op
hem → eed van Hippocrates.
Gezondheid is een staat van lichamelijk, geestelijk, sociaal en economisch welbevinden
(welzijn). Het gaat dus niet alleen om ziekten en gebreken.
Positieve gezondheid: “gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen
regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.”
In het lichaam is een dynamisch evenwicht → homeostase.
Wanneer de homeostase uit evenwicht is en het zelf op kan lossen (gestoken door een wesp of
schaafwonden bijvoorbeeld), spreek je niet van een ziekte.
Functies van de huid:
- Barrière functie;
- Warmteregulatie;
- Immunologisch (weerstand);
- Bescherming UV-straling → melanocyten;
- Bescherming micro-organisme;
- Productie vitamine D;
- Zintuigfunctie (tastzin, pijn, temperatuur);
- Vetreserve;
- Psychosociale functie (knap, mooi, lelijk, etc.).
De huid is het grootste orgaan van ons lichaam → 16% van lichaamsgewicht.
De huid ontwikkelt zich van 3 embryonale kiembladen:
1. Ectoderm: centrale en perifere zenuwstelsel.
Ontwikkelt zich van epidermis (opperhuid) →
adnexen;
2. Mesoderm: huid en onderhuids weefsel,
ontwikkelt zich in de dermis;
3. Endoderm: hier ontwikkelen zich voornamelijk
interne organen.
De huid en de opperhuid ontwikkelen zich van de twee kiembladen; ectoderm en mesoderm.
De huid bestaat uit drie lagen:
1. Epidermis (opperhuid/ bovenste huidlaag): ontwikkelt zich in het ectodermis;
2. Dermis (lederhuid): ontwikkelt zich in het mesoderm;
3. Subcutis (onderhuids bindweefsel).
,De huid bestaat verder uit: huidaanhangsels → adnexen.
- Haren;
- Nagels;
- Klieren (zweetklieren en talgklieren).
Retelijsten zitten in epidermis (opperhuid).
Dermale papillen zitten in dermis (lederhuid). Zijn uitstulpinkjes (stukjes dermis) die in de
epidermis gaan.
De retelijsten en dermale papillen liggen zo goed tegen elkaar aan (grens tussen opperhuid en
lederhuid). Deze lagen zitten heel goed aan elkaar verbonden wat er bijvoorbeeld voor zorgt dat
je geen heftige bloedingen krijgt bij een schaafwond, omdat alleen de epidermis (opperhuid) is
aangetast.
Dus: de epidermis (opperhuid) ontwikkelt zich in het ectodermis. Dit eindigt bij de retelijsten.
Retelijst is een vorm van dermis. Dermale pupillen zijn stukjes dermis die in de epidermis gaan.
Epidermis
Epidermis (opperhuid): epithiale laag van ectodermale herkomst. Bestaat uit verhoornend
meerlagig plaveiselepitheel en cellen.
1. Statrum basale (onderste laag, bij de retelijsten) → Basale laag
(onderste laag van epidermis): celdeling → mitose. Hoe hoger
de cellen naar boven (van binnen naar buiten), hoe platter de
cellen worden. Op die manier vernieuwt de huid. De bovenste
laag schilfert af. Laag kubische of cilindrische cellen. Hier vindt
actieve celdeling plaats. 30% van de cellen doet mee aan deling,
overige basale cellen zijn in rustfase. Bij wondgenezing
aangezet tot celdeling.
o Epidermale basale membraanzone: grenslaag tussen
epidermis en dermis. Speelt een belangrijke rol bij
aanhechting van epidermis aan dermis en bestaat uit
drie lagen: lamina lucida, densa en subdensa;
2. Stratum spinosum (stekellaag) → opgebouwd uit enkele
boven elkaar liggende lagen polygonale cellen, verbonden door
desmosomen. Komen verspreid voor, vandaar het stekelige
2
, aspect. Hierin start de verhoorning (keratinisatie) → basale cellen groeien
meer naar de oppervlakte, ze verliezen steeds meer hun kern en worden
platter tot ze verhoornen. Dit differentiatie proces duurt ongeveer 28 dagen.
Morfologische en biochemische veranderingen → hierdoor zijn huidlagen te
onderscheiden. Actief in synthese van proteïne; sterke verbinding tussen
keratinocyten;
3. Stratum granulosum (korrellaag) → bestaat uit 2-3 lagen afgeplatte cellen.
Talrijke sterk basofiele granulae komen voor in het cytoplasma. Frillagrine.
Odland bodies. → beschermde laag;
4. Stratum lucidum → extra laagje, is alleen aanwezig op plekken waar veel
verhoorning nodig is (voetzolen of polsen);
5. Stratum corneum → centrale rol als mechanische en chemische barrière
tussen lichaam en buitenwereld. Bestaat uit enkele lagen dode afgeplatte
cellen, intercellulaire ruimte bestaat uit lipiden en is hydrofoob
(waterafstotend). Cohesie neemt af naar boven, afschilfering.
Celsoorten:
- Keratinocyten: hoofdbestanddeel van epidemis (vormen gehele epitheel). Delen zich in
de onderste laag epidermis (stratum basale). Differentiëren zich
tot hoorncellen.
- Melanocyten: pigmentcellen (donkerbruinige cel). Zitten ook in
het epitheel (korreltjes → melanine) Dendrische cellen in basale
laag. Produceren in het pigment. Hebben tentakels en zitten
overal. Hoe meer melanocyten (en tentakels) iemand heeft, hoe
donkere huidskleur iemand heeft. Melanosomen (organellen →
structuur van de cel/ bewaren pigment) gaan ook naar
keratinocyten.
o Eumelanine: bruin/zwart
o Feomelanine: geel/rood (bepaalt dus huidskleur en
bescherming tegen UV-straling
- Langerhanscellen: dendritische cellen gelegen in de
suprabasale lagen. Immunocompetente cellen afkomstig uit
beenmerg (T-cel). Functie is presenteren van lichaamsvreemde
stoffen aan het immuunsysteem (afweerreactie).
- Cellen van Merkel: functie is niet bekend, maar het is een
bepaalde receptor die met sensor te maken heeft zoals tast of
pijn. Wordt aangenomen dat ze dienst doen als mechanoreceptoren.
Huidskleur → bij de mens ligt de verhouding tussen melanocyten en keratocyten tussen de 1:14
en 1:36. Deze verhouding wordt niet beïnvloed door ras of geslacht. De dichte belading van de
keratocyten met pigmentkorrels geeft donkere huidskleur. Niet alleen hoeveelheid
melanocyten, maar ook hoeveel melanosomen (pigmentkorrels) er in keratinocyten bij mensen
zitten, bepaalt de huidskleur van iemand.
Oorzaak kleurverschil:
- Melanine: type (eumelanine of feomelanine) en hoeveelheid;
- Melanosomen: meer per cel, groter en verspreiding;
- Melanocyten: evenveel, wel groter en sterker vertakt. Hoeveel melanosomen zitten in de
keratinocyten?;
- EN genetische- en hormonale factoren, zonexpositie.
3
, Dermis
Dermis/ lederhuid → bindweefsel (de echte huid) = uit mesoderm (ander kiemblad).
- 1-3 mm dikke bindweefsellaag;
- Cellen, vezels en amorfe (vaste stof zonder vaste structuur) grondsubstantie;
- Bevat bloedvaten, zenuwtakjes en lymfebanen.
Lagen dermis van onder naar boven:
1. Stratum (laag) reticulaire →
bindweefsellaag met stevige
collageenvezels, splijtlijnen (belangrijk
voor chirurg, zodat hij weet hoe hij moet
snijden. Hij snijdt mee met het collageen
met de lijnen en niet dwars, zodat de
littekens mooier helen).
2. Stratum (laag) papillare → losmazig
collageen en elastinevezels,
dermispapillen.
- Klierweefsel: talg-, zweet- en melkklieren.
- Zenuwvezels verbonden met Merkel cellen.
Cellen van dermis:
- Fibroblasten (belangrijkste cellen van dermis) → maken collageen aan. Aanmaak van
bindweefsel. In beschadigd bindweefsel sterk vermenigvuldigen om door middel van
matrix en collageen synthese reparaties te bewerkstelligen.
- Macrofagen→ nemen door middel van
fagocytose binnengedrongen bacteriën en
virussen op (soort witte bloedlichaampjes →
goed voor weerstand);
- Mestcellen → bevatten histamine en andere
weefselstoffen die vrijkomen bij ontstekings-,
anafylactische en allergische reacties (tegen
ontstekingen);
- Lymfocyten → type B en T.
Drie soorten vezels in dermis:
- Collageen → tegen huidveroudering;
- Elastine;
- Reticuline.
Bloedvoorziening van de huid → bloedvaten van dermis zorgen dat epidermis zuurstof krijgt.
Zenuwen:
4