Deze samenvatting is gemaakt met behulp van het boek:
Van leertheorie naar onderwijspraktijk door van der Veen et. al. (2021).
1 Leren: een complex onzichtbaar proces
1.1 Algemeen beeld van het fenomeen leren
Bij leren denken veel mensen gelijk aan het instituut school. Toch is school niet de enige en meest
belangrijke plaats waar iets te leren valt. Het meeste aan kennis, vaardigheden en houdingen hebben
we geleerd buiten het reguliere onderwijs. Overal waar de mens in contact treedt met zijn omgeving,
bestaat een mogelijkheid om te leren.
Het onderscheidt tussen beide vormen van leren betreft de leeromgeving en de aard en inhoud van het
leerproces. Het leren op school is doelgericht, didactisch gestructureerd en kent een specifiek voor de
leren ingerichte leeromgeving. Op school is alles door de leerdoelen bepaald en komt er weinig zelf
vanuit het kind. Hierdoor ervaart het kind het schoolse leren vaak niet als betekenisvol. Het schoolse
leren heet ook wel formeel of intentioneel leren. Het leren buiten de schoolse leeromgeving heet
informeel of incidenteel leren. Ook wordt het spontaan leren genoemd. Ook heb je nog non-formeel
leren. Dit is intentioneel leren, maar vindt vooral plaats buiten het reguliere onderwijs.
De grenzen tussen de drie onderwijsvormen zijn niet meer zo scherp te trekken. Volgens de
Onderwijsraad (2003) moet er gezocht worden naar leerarrangementen en leertrajecten waarin het
formeel leren wordt gecombineerd met informeel leren.
1.2 Leren, rijping en de rol van de hersenen
1.2.1 leren en rijping
Er is sprake van leren als er waarneembaar gedrag door buiten het individu gelegde factoren zijn
gewijzigd. Wanneer gedragsverandering gebeurt door biologische factoren, is er sprake van rijping.
Bij de discussie tussen leren en rijping speelt de nature-nurture discussie ook een rol.
1.2.2 Rol van de hersenen
Onze hersenen hebben een structuur. Die hersenstructuur bestaat uit de grote hersenen, de kleine
hersenen en de hersenstam. Het bovenste gedeelte van de stam wordt gevormd door de
middenhersenen en de pons. Het onderste gedeelte, het verlengde merg, vormt de verbinding met het
ruggenmerg. Het limbisch systeem is het emotionele gedeelte van de hersenen, omdat hij een grote rol
speelt bij de emotionele huishouding. De hippocampus is ook belangrijk voor het geheugen.
,Deze samenvatting is gemaakt met behulp van het boek:
Van leertheorie naar onderwijspraktijk door van der Veen et. al. (2021).
De grote hersenen zijn verdeeld in twee hemisferen, die onderling verbonden zijn door de hersenbalk.
De buitenkant bestaat uit de cortex, die om de middenhersenen geplooid ligt. Elke hersenhelft bestaat
uit vier kwabben met elk zijn eigen functie:
1. De frontaalkwab (frontale cortex) Speelt een rol bij logisch denken, spreken, impulscontrole,
doelgerichtheid en zelfbeeld. In de prefrontale cortex vinden de leerprocessen plaats. Dit deel
is pas in de late adolescentie gerijpt.
2. De wandkwab (pariëtale cortex) speelt een rol bij interpretatie van taal, visuele perceptie,
interpretatie van zintuigen en hersensignalen en tastzin en controle over lichaamsdelen.
3. De achterhoofdskwab (occipitale cortex) interpreteert kleur, licht en beweging.
4. De slaapkwab (temporale cortex) regelt het begrijpen van taal, bepaalde geheugenprocessen,
onze motivatie, het gehoor en vormt het centrum van onze emoties.
De kleine hersenen spelen een rol in het vloeiend laten verlopen van een beweging
Neuronen zijn gespecialiseerd in het opslaan en uitwisselen van informatie en kunnen netwerken
vormen met eindeloos veel onderliggende verbindingen (neurale netwerken).
, Deze samenvatting is gemaakt met behulp van het boek:
Van leertheorie naar onderwijspraktijk door van der Veen et. al. (2021).
Een neuron bestaat uit een cellichaam van grijze stof dat aan de ene kant uitmondt in dendrieten en aan
de andere kant in een axon. Dendrieten kunnen informatie ontvangen, axonen kunnen informatie
overdragen aan dendrieten van anderen neuronen en aan spieren.
Tussen neuronen vindt informatieoverdracht plaats aan de uiteinden van het axon en de dendrieten met
behulp van neurotransmitters. Die worden geactiveerd door een elektrische impuls in een neuron. Via
de synaps geeft een axon informatie af en wordt ontvangen door dendrieten van andere neuronen.
Er zijn veel verschillende neurotransmitters. Ze dragen allemaal specifieke informatie over die alleen
bepaalde dendrieten kunnen ontvangen. Om het proces van informatieoverdracht zo soepel mogelijk te
laten verlopen, zijn axonen voorzien van een geleidende en beschermende coating: myeline oftewel
witte stof. Deze zorgt voor optimale communicatie tussen gebieden.
1.2.3 Gevolgen voor leren en lesgeven.