Student: Lisanne Timmerman
Studentnummer: 366968
Werkbegeleiders:
Docent: S. Sprenger
Datum: 15-01-2021
,Inleiding
Deze module bestaat uit een zorgplan waarin klinisch redeneren centraal staat.
Het dient als bewijsvoering dat ik als beginnend verpleegkundige de zorg die ik
uitvoer kan beargumenteren op niveau 6. Het zorgplan is opgesteld door middel
van het gebruik van twee modellen, namelijk het model van Bakker en de N3.
Daarnaast worden er evidence based practice protocollen van het UMCG
gebruikt.
In hoofdstuk 1 wordt het klinische beeld uitgewerkt volgens verschillende
modellen.
Hoofdstuk 2 beschrijft de klinische probleemstelling door de actuele zorgthema’s
uit te werken.
Hoofdstuk 3 bestaat uit het benodigde aanvullende onderzoek, het stellen van
diagnoses en de prioritering daarvan.
Hoofdstuk 4 bestaat uit het klinisch beleid en beschrijft de resultaten plus
benodigde interventies.
Hoofdstuk 5 is een weergave van het klinisch beloop en hoofdstuk 6 bestaat uit
de nabeschouwing.
In hoofdstuk 7 is de reflectie en het waarderingsformulier terug te vinden.
De module sluit af met hoofdstuk 8 met de literatuurlijst en hoofdstuk 9 met de
bijlagen.
,Inhoudsopgave
Beargumenteren van zorg...................................................................................... 1
Inleiding.................................................................................................................. 2
Inhoudsopgave....................................................................................................... 3
Hoofdstuk 1. Klinisch beeld.................................................................................... 6
1.1 Casuïstiek...................................................................................................... 6
1.1.1 Situation.................................................................................................. 8
1.1.2 Background........................................................................................... 14
1.1.3 Assesment............................................................................................. 16
1.1.4 Recommendation.................................................................................. 17
1.2 Mijn rol als verpleegkundige bij het opstellen van het klinisch beeld..........18
Hoofdstuk 2. Klinische probleemstelling...............................................................19
2.1 Zorgthema’s................................................................................................ 19
2.1.1 Ademhaling 1. Luchtwegen: Vrij 2. Ademprikkel: Verhoogd als
compensatiemechanisme en eventueel ook op basis van stress. 3.
Ademarbeid: Verhoogd want tachypneu. 4. Diffusie: Mogelijk verstoord of
riscico op verstoring o.b.v vasthouden van vocht. 5. Pulmonale perfusie: In
principe intact totdat er links failure zou ontstaan. Satureert 98% bij twee
liter zuurstof................................................................................................... 20
2.1.2 Cardiovasculairsysteem.......................................................................20
1. Veneus aanbod: Is hooguit stabiel of verlaagd want gezien de positieve
vochtbalans en oedemen is het intravasculair volume verminderd en
verplaatst het vocht naar de weefsels waarbij het extracellulair volume
toeneemt. 2. Hartprikkel: Versneld a.g.v het compensatiemechanisme om
meer bloed naar de organen te pompen. Eventueel ook bijdrage aan de
versnelling door een ontstekingsproces. 3. Pompfunctie: Geen hypotensie.
Wel matige diurese. 4. Arteriële distributie: Hypertensie o.b.v overvulling. 5.
Microcirculatie: Oedemen in armen, benen en flanken. Vocht verplaatst zich
naar de weefsels............................................................................................ 20
2.1.3 Vocht- en elektrolytenbalans................................................................21
, 1. Inname/behoefte: De vochtbalans is positief (oedemen), met name door
hoge input (infusie 3L plus sondevoeding). De diurese bedraagt 40 ml/uur.
Gezien de positieve vochtbalans zou een hogere diurese wenselijk zijn om de
oedemen te verminderen. Daarbij speelt ook het lage albumine een rol: vocht
treedt uit de vaten. 2. Osmolariteit: Er is een verstoorde osmose, het vocht
vocht trekt uit de cel in de weefsels. Het albuminegehalte (17 g/L) is dan ook
te laag wat zorgt voor een verlaagde colloïd osmotische druk wat
oedemen/ascites veroorzaakt. 3. Watermassa: Toegenomen gezien positieve
vochtbalans (oedemen). 4. Nierfunctie: De nierfunctie is op dit moment nog
goed, namelijk 108 ml/minuut. Echter kunnen de nieren een klap krijgen
doordat de patiënt niet ruim plast, al wat vocht aan boord heeft en door de
furosemide zullen de nieren in een korte tijd meer plasma/vocht zullen
moeten filteren en uitscheiden. 5. Mictie: Heeft een katheter en plast 40
ml/uur. Urine ziet donker en geconcentreerd, mogelijk te wijden aan de JJ-
katheter......................................................................................................... 21
2.1.4 Digestief systeem................................................................................. 21
2.1.5 Afweersysteem..................................................................................... 22
1. Huid en slijmvliezen: De fysieke afweer is vanwege de operatie
doorbroken. Er is een chirurgische abdominale wond aanwezig. Ook is de
fysieke afweer op de hakken doorbroken doordat er doorligplekken zijn
ontstaan. Er is ureter letsel ontstaan waarvoor de patiënt een dubbel J-
catheter heeft. 2. Bloed en lymfe: Er is een bacteriële infectie ontstaan in de
abdominale wond. Leukocyten en het CRP zijn verhoogd. De wond ziet rood,
vochtig en pussig. De doorligplekken op de hakken zijn niet geïnfecteerd, wel
is er een eerstegraads decubitus wond ontstaan...........................................22
2.2 Psychosociale toestand............................................................................... 24
2.2.1 Mentaal functioneren............................................................................ 24
2.3 Mijn rol als verpleegkundige bij het opstellen van de klinische
probleemstelling................................................................................................ 25
Hoofdstuk 3. Aanvullend onderzoek.....................................................................26
3.1 Ingezette diagnostiek.................................................................................. 27
3.2 Verpleegkundige diagnosen........................................................................30
3.2.1 Feitelijke diagnose overvulling van vocht (met risico op
elektrolytenstoornis)...................................................................................... 30
3.2.2 Dreigende diagnose risico op ineffectieve weefselperfusie, gastro-
intestinaal...................................................................................................... 30