Samenvatting tentamen “Kijken naar kinderen”
h2,h8,h9,h10,h11,h12,h13,h15.2
H2: Theoretische perspectieven en onderzoek
“Je beschrijft de uitgangspunten van het psychodynamisch perspectief”
Psychodynamisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
De psychoanalytische theorie van Freud en de psychosociale theorie van Erikson staan model voor
het psychodynamisch perspectief
De psychoanalytische theorie van Freud: gaat ervan uit dat onbewuste krachten bepalend zijn voor
iemands persoonlijkheid en gedrag. Het onbewuste is het deel van iemands persoonlijkheid dat
kinderlijke wensen, verlangens en behoeften bevat, die vanwege hun verstorende aard afgesloten
zijn van het bewustzijn.
V.B. Kind ervaart thuis te weinig aandacht van opvoeders en wil dit compenseren door op
school veel aandacht te vragen. Leeftijd Stadia van psycho- Kenmerk
seksuele-
ontwikkeling
Volgens Freud bestaat de persoonlijkheid uit: 0 tot 12/18 Oraal Interesse door zuigen, eten, bewegen
maand van lippen en bijten
1. Id: het primitieve, ongeorganiseerde,
12/18 maand Anaal Bevrediging door ontlasting op te
aangeboren deel van de persoonlijkheid tot 3 jaar houden of juist te ontlasten,
controlemechanismen mbt
dat opereert vanuit het genotsprincipe. zindelijkheidstraining
Denk aan primitieve driften als honger,
seks, agressie en irrationele impulsen. 3 tot 5/6 jaar Fallisch Interesse in de genitaliën; weten om te
gaan met het oedipuscomplex; erotische
2. Ego: het rationale en redelijke deel van binding ervaren met de ouder van het
andere geslacht en de andere ouder als
de persoonlijkheid, dat opereert vanuit concurrent zien. Oplossen leidt tot
identificatie met ouder van dezelfde
het realiteitsprincipe. Het is een buffer 5/6 jaar tot latentie
sekse.
Seksualiteit grotendeels op achtergrond
tussen de echte wereld en het primitieve adolescentie
id.
3. Superego: aspect van de persoonlijkheid
Adolescentie Genitaal Opnieuw ontluiken van seksuele
dat iemands geweten vertegenwoordigt tot interesses en aangaan van volwassen
volwassenheid seksuele relaties.
en het onderscheid maakt tussen goed
en kwaad.
Freud richtte zich vooral op het onbewuste en het opbouwen van een ego, dat een balans kan vinden
tussen id en eisen van de omgeving. Freud onderscheidde vijf fasen in de psychoseksuele
ontwikkeling, waarbij bevrediging steeds met een ander deel van het lichaam wordt geassocieerd en
fixatie (=gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost
conflict).
Psychosociale theorie van Erikson: de psychosociale ontwikkeling is de verandering in onze
interacties met anderen en in hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als
leden van de maatschappij. De mens ontwikkelt zich in 8 stadia. Er is in elk stadia sprake van een
crisis of een conflict dat het individu moet oplossen. Groei gaat ook het hele leven door.
, Leeftijd Stadia van psychosociale Positieve en negatieve
“Je beschrijft de uitgangspunten van ontwikkeling (Erikson) resultaten
het behavioristisch perspectief” 0 tot 12/18 Vertrouwen vs + vertrouwen dankzij steun
maand wantrouwen omgeving
Bij het strikte behaviorisme wordt het gedrag - Angst voor en zorgen over
anderen
van buitenaf geobserveerd met een nadruk 12/18 maand Autonomie vs schaamte + onafhankelijkheid ontstaat
op direct waarneembare feiten: de effecten tot 3 jaar en twijfel wanneer experimenteren
wordt gestimuleerd.
van de omgeving op het gedrag. - Twijfels over zihczelfs,
gebrek aan onafhankelijkheid
ontstaat wanneer er geen
Het behavioristisch perspectief gaat uit van ruimte is voor
experimenteren.
stimulus-respons-leren zoals de klassieke 3 tot 5/6 jaar Initiatief vs schuld + ontdekken van manieren om
conditionering van Pavlov, de operante handelingen in gang te zetten
- schuldgevoel over daden en
conditionering van Skinner en de sociaal- gedachten
cognitieve leertheorie van Bandura. 5/6 jaar tot
adolescentie
Ijver vs
minderwaardigheid
+ groeiend besef van
competenties
- gevoelens van
Ontwikkeling wordt gezien als kwantitatief en minderwaardigheid, geen
vertrouwen in eigen kunnen.
niet als kwalitatief. Adolescentie Identiteit vs + bewustzijn van de eigen
identiteitsverwarring uniekheid, weten welke rol te
Vb. Groeiende capaciteit om vervullen
- onvermogen om passende
problemen op te lossen komt door rollen in het leven te
herkennen
grotere intellectuele capaciteiten en Eerste Intimiteit vs isolement + ontwikkeling van liefdevolle
niet van veranderingen in het soort volwassenheid seksuele relaties en hechte
vriendschappen
denken dat ze op een probleem - angst voor relaties met
anderen
kunnen loslaten. Volwassenhei Generativiteit vs + gevoel bij te dragen aan de
d stagnatie continuïteit van het leven
Klassieke conditionering: een vorm van leren - bagatelliseren van eigen
activiteiten
waarbij een organisme op een bepaalde Rijpheid Ego-integriteit vs + gevoel van eenheid in wat
wanhoop men in het leven heeft bereikt
manier leert reageren op een neutrale - spijt van gemiste kansen
stimulus die dat type respons normaal
gesproken niet uitlokt.
Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt
wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve consequenties.
Onplezierige of pijnlijke stimulus = positieve straf
Verwijdering van prettige stimulus = negatieve straf
Gedragsmodificatie: een op het behavioristisch perspectief gebaseerde techniek om de frequentie
van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
“Je beschrijft de uitgangspunten van het cognitief Cognitieve fase Leeftijd kenmerken
perspectief”
sensomotorisch 0-2 jaar Ontwikkeling van zintuigen,
motoriek, geheugen,
Cognitief perspectief richt zich op de processen waarmee objectpermanentie, weinig
tot geen vermogen tot
mensen in staat zijn om de wereld te kennen, te begrijpen en symbolische weergave.
erover na te denken. preoperationeel 2-7 jaar Ontwikkeling van taal, fijne
motoriek en symbolisch
denken; egocentrisch
Piaget zegt dat er twee basisprincipes zijn om te reageren op denken
nieuwe informatie: assimilatie en accommodatie. De cognitieve Concreet
operationeel
7-12 jaar Ontwikkeling van
conversatiebegrip,
ontwikkelingsfasen van een kind zijn gekenmerkt door reversibiliteit en logica
Formeel 12- Ontwikkeling van logisch
kwalitatieve verschillen in denken, aldus Piaget. operationeel volwassen redeneren en abstract
denken.
Informatieverwerkingstheorieën schrijven cognitieve groei juist
toe aan kwantitatieve veranderingen in mentale processen en capaciteiten. Cognitieve
, neurowetenschappers proberen locaties en functies binnen de hersenen te identificeren die
gerelateerd zijn aan verschillende typen cognitieve activiteit.
Objectpermanentie: idee dat mensen en objecten bestaan, ook al zijn ze niet zichtbaar.
Conservatiebegrip: idee dat kwantiteit niet gerelateerd is aan een fysieke verschijning.
Reversibiliteit: begrijpen van het principe dat je een proces in gedachten kunt omdraaien.
Informatieverwerkingstheorie; benadering van cognitieve ontwikkeling die probeert te achterhalen
op welke manieren mensen informatie coderen, opslaan en terughalen.
“Je beschrijft de uitganspunten van het systemisch perspectief”
Het systemisch perspectief benadrukt de onderlinge verbanden tussen individuen en hun fysieke
omgeving, cognitieve wereld, persoonlijkheid en sociale wereld.
Definitie: perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke werkeld,
cognitieve wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld.
Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner onderscheidt het microsysteem, het mesosysteem,
het exosysteem, het macrosysteem en het chronosysteem en benadrukt de onderlinge samenhang
tussen deze systemen.
Microsysteem: dagelijkse, directe Macrosysteem: vertegenwoordigt de
omgeving waarin kinderen leven. overkoepelende culturele invloeden
Mesosysteem: zorgt voor connecties waaraan een individu blootstaat.
tussen de verschillende onderdelen Chronosysteem: ligt ten grondslag aan
van het microsysteem. alle andere systemen.
Exosysteem: staat voor algemenere
invloeden. Het omvat sociale
instituties.
De sociaal-culturele theorie van Vygotsky legt de nadruk op de invloed van sociale interacties tussen
leden van een cultuur op de cognitieve ontwikkeling. Er is een wederzijdse transactie tussen de
mensen in de omgeving van het kind en het kind zelf.
Naast de beschreven theorieën zijn er nog andere benaderingen die naar het systeem rondom
kinderen kijken en een grote invloed hebben op het huidige werken met kinderen en gezinnen, zoals
de contextuele systeemgerichte benadering van Böszörményi-Nagy, de cybernetische, strategische,
structurele, systeemgerichte benaderingen en de community psychology. Het concept “positieve
gezondheid” is een ander voorbeeld van een denkwijze waarin de basisgedachte dat alles met elkaar
samenhangt tot uitdrukking komt.
“Je beschrijft de uitgangspunten van het evolutionair perspectief”
Het evolutionair perspectief schrijft niet alleen uiterlijke kenmerken, maar ook bepaalde
karaktereigenschappen en sociale gedragspatronen toe aan de genetische erfenis van onze
voorouders.
Evolutionaire theorieën vloeien voort uit het werk van Darwin. Een natuurlijk selectieproces zorgt
ervoor dat een soort eigenschappen krijgt die aangepast zijn aan de omgeving. Hierdoor hebben ze
meer overlevingskansen.