Voorbereiding week 1 08-02-2021
Maak een mindmap waarin je in ieder geval de volgende termen verwerkt: ziekte gerelateerde
ondervoeding met inflammatie, ziekte gerelateerde ondervoeding zonder inflammatie, ondervoeding
zonder ziekte, cachexie, refeeding syndroom, sarcopenie, ondervoeding, honger gerelateerd,
prevalentie cijfers, risicoprofiel, risicogroepen, definitie ondervoeding, betrokken disciplines,
labbepalingen, complicaties.
Literatuur:
- Stuurgroep ondervoeding. (z.d.). Terminologie ondervoeding op 31 januari 2019, van
https://www.stuurgroepondervoeding.nl/toolkits/wat-is-ondervoeding
- Stuurgroep ondervoeding (z.d.) Prevalentie ondervoeding cijfers:
https://www.stuurgroepondervoeding.nl/toolkits/prevalentie-ondervoeding
- Insell et al. Nutrition. Chapter 19. The faces of global malnutriton. p. 761-775
- Elsevier Dieetbehandelingsrichtlijn 17. Ondervoeding
- NVOnderwerp refeeding syndroom, te openen via deze link op het zakboekdietetiek.nl (zie pdf
opgeslagen)
- Stanga Z, Brunner A, Leuenberger M, Grimble RF, Shenkin A, Allison5 SP and Lobo DN. (2008).
Nutrition in clinical practice—the refeeding syndrome: illustrative cases and guidelines for prevention
and treatment. European Journal of Clinical Nutrition 62, 687–694 via 2008_Refeedingsyndrome.pdf
- World Health Organisation (2007), 'Catch-up growth'. In: Protein and amino acid requirements in
human nutrition, pp.185-193.
https://apps.who.int/iris/bitstream/handle/10665/43411/WHO_TRS_935_eng.pdf?ua=1
- Zakboek dietetiek- Diagnostisch schema voedingstoestand via
https://zakboekdietetiek.nl/diagnostisch-schema-voedingstoestand/
- https://www.youtube.com/watch?v=rViHop6mHrw&feature=emb_logo
,Definitie en diagnostiek ondervoeding
Ondervoeding is een lichaamstoestand dat wordt veroorzaakt door een tekort aan inname of
opname van voeding resulterend in een veranderde lichaamssamenstelling (verminderde vetvrije
massa) en lichaamscelmassa, met als gevolg een verminderd fysiek en mentaal functioneren en een
slechtere klinische uitkomst van ziekte. Ondervoeding is een aan voeding gerelateerde stoornis.
Andere aan voeding gerelateerde stoornissen en condities zijn sarcopenie/frailty,
overgewicht/obesitas, refeeding syndroom en afwijkingen in micronutriënten (bijv. vitaminen en
mineralen) (figuur 1).
Figuur 1. Aan voeding gerelateerde afwijkingen en condities
Diagnosticeren van ondervoeding in 2 stappen
In 2018 zijn wereldwijde consensuscriteria gepubliceerd voor het stellen van de diagnose
ondervoeding bij volwassenen (GLIM). Een Nederlandse vertaling is gepubliceerd in het Nederlands
Tijdschrift voor Voeding & Diëtetiek. Het gebruik van deze diagnostische criteria voor het vaststellen
van ondervoeding door Nederlandse zorgverleners wordt door de Stuurgroep Ondervoeding
aanbevolen. De diagnose ondervoeding wordt gesteld in 2 stappen.
In stap 1 wordt gescreend op ondervoeding via een gevalideerd instrument (bijvoorbeeld SNAQ,
MUST, SNAQ65+, MNA). Wanneer de uitkomst van de screening aangeeft dat iemand een verhoogd
risico op ondervoeding heeft, wordt doorgegaan naar stap 2.
In stap 2 wordt vastgesteld of sprake is van ondervoeding aan de hand van kenmerkende
(fenotypische) criteria en oorzakelijke (etiologische) criteria (tabel 1 en 2). De diagnose ondervoeding
wordt gesteld als sprake is van ten minste één kenmerkend criterium EN ten minste één oorzakelijk
criterium. Vervolgens wordt bepaald of iemand matig of ernstig ondervoed is (tabel 3). Een praktisch
overzicht voor het diagnosticeren van ondervoeding (stap 2) is beschikbaar via één van de blokken
met downloads op deze pagina.
Tabel 1. Kenmerkende criteria ondervoeding
,Tabel 2. Oorzakelijke criteria ondervoeding
Tabel 3. Criteria ernstige ondervoeding
Vaststellen van type ondervoeding
Om de juiste behandeling in te kunnen zetten, is het belangrijk om na het stellen van de diagnose
ondervoeding deze te specificeren naar onderliggende oorzaak. De volgende typen ondervoeding
worden onderscheiden:
- chronische ziekte met inflammatie
- chronische ziekte met weinig tot geen inflammatie
- acute ziekte of trauma met ernstige inflammatie
- uithongering inclusief honger/voedseltekort gerelateerd aan socio-economische of
omgevingsfactoren
Cachexie
Bij cachexie is altijd sprake van ondervoeding door chronische ziekte met inflammatie. Cachexie is
een multifactorieel syndroom dat wordt gekenmerkt door een doorgaand verlies van
skeletspiermassa (met of zonder verlies van vetmassa) dat niet volledig kan worden gekeerd door
conventionele voedingsbehandeling en leidt tot progressieve achteruitgang in functioneren. Cachexie
komt onder andere voor bij een deel van de patiënten met COPD, chronisch hartfalen, kanker en een
chronische nierziekte.
Sarcopenie
Sarcopenie is een progressieve en gegeneraliseerde skeletspierstoornis (spierfalen) die is gerelateerd
aan een verhoogde kans op ongunstige uitkomsten, waaronder vallen, breuken, lichamelijke
beperkingen en sterfte. Het belangrijkste kenmerk is lage spierkracht. Ondervoeding en sarcopenie
zijn twee verschillende aandoeningen die tegelijkertijd voor kunnen komen. Ondervoeding kan leiden
tot sarcopenie. Het is daarom belangrijk om bij iemand met ondervoeding ook na te gaan of er
sprake is van sarcopenie en andersom.
, Ouderen en geriatrische patiënten
Onder ouderen en geriatrische patiënten komt ondervoeding vaker voor dan onder jonger
volwassenen. In het najaar van 2018 zijn 2 publicaties verschenen die specifiek ingaan op
ondervoeding bij deze doelgroepen. Het rapport (toolbox) van de Malnutrition in the Elderly
(MaNuEL) knowledge Hub beschrijft evidence-based aanbevelingen voor het verbeteren van de zorg
aan oudere mensen vanaf 65 jaar met (hoog risico op) ondervoeding. De aanbevelingen door
MaNuEL zijn een praktische vertaling van de best beschikbare wetenschappelijke kennis op dit
moment op het gebied prevalentie, screening, oorzaken/etiologie, behandeling, beleid en scholing.
Door ESPEN is een richtlijn gepubliceerd met evidence-based aanbevelingen voor klinische voeding
en vochttoediening in geriatrische patiënten om ondervoeding en dehydratie te voorkomen.
De prevalentie van ondervoeding is in alle sectoren van de Nederlandse gezondheidszorg hoog.
Gemiddeld is één op de vier tot vijf patiënten in ziekenhuizen, zorginstellingen en de thuiszorg
ernstig ondervoed. Risicogroepen voor ondervoeding zijn kwetsbare ouderen, chronisch zieken,
oncologische patiënten, patiënten die een grote operatie ondergaan en patiënten met een ernstig
trauma. Bij de interpretatie van de prevalentiemeting is het goed te realiseren dat ze gebaseerd zijn
op verschillende sets van criteria.
Sinds 2004 wordt in Nederland elk jaar de prevalentie van ondervoeding gemeten als onderdeel van
de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen. Bij LPZ is sprake van ondervoeding wanneer er
sprake is van minimaal één van de volgende twee criteria: Een BMI (Body Mass Index) kleiner dan
18,5 (cliënten van 65 jaar en ouder een BMI ≤ 20,0 kg/m2); Onbedoeld gewichtsverlies van meer dan
6 kg in de laatste 6 maanden of meer dan 3 kg in de laatste maand.
Doelgroep bij zorginstellingen, ziekenhuizen, thuiswonende ouderen en kinderen.
Refeedingsyndroom zie pdf.
Ondervoeding bij ziekte is een frequent probleem in de (Nederlandse) gezondheidszorg. Ernstig
ondervoede patiënten hebben bij het snel (her)starten van (par)enterale voeding een verhoogd risico
op het ontwikkelen van het refeedingsyndroom. Het refeedingsyndroom kan worden omschreven als
de ernstige en potentieel fatale verschuivingen in vocht en elektrolyten tussen de verschillende
lichaamscompartimenten, die ontstaan bij het starten van (par)enterale voeding bij patiënten die
langdurig niet gevoed zijn of om een andere reden ondervoed zijn. Het refeedingsyndroom kan
potentieel fatale gevolgen hebben echter vele aspecten omtrent het syndroom zoals oorzaak,
incidentie, symptomen, preventie en behandeling zijn grotendeels onbekend door een gebrek aan
onderzoeksgegevens uit grote(re) series. Hoewel het refeedingsyndroom meestal wordt omschreven
als een éénduidig geheel, presenteren patiënten zich in de praktijk met verschillende symptomen. In
sommige patiënten treden multipele elektrolytafwijkingen op, bij anderen is er alleen een daling in
het serumfosfaat; sommigen hebben milde en anderen hebben ernstige klinische symptomen.
Tevens is er geen eenduidigheid en bewijs over welke strategie het beste is in de preventie en
behandeling van het refeedingsyndroom. Om deze redenen willen we het syndroom niet vastleggen
in een protocol, maar beogen we handvatten voor de praktijk te geven.