Maatschappijleer Hoofdstuk 3.
Paragraaf 1:
Politiek: maken van keuzes waaraan alle burgers in een staat zijn gebonden -> liggen vast in wetten.
Algemene belang: je krijg er nu of later mee te maken.
Soorten voorbeelden
Welvaart Voldoende banen voor jongeren
Volksgezondheid Vaccinaties, ziekenhuisbedden
Infrastructuur Bruggen, wegen, dijken aanleggen
Onderwijs Basisbeurs studenten
Buitenlandse betrekkingen Opnemen vluchtelingen
Veiligheid Bestrijding criminaliteit en terrorisme
Landbouw en milieu Duurzamer maken van landbouw, verminderen
CO2.
Belasting: om deze zaken te regelen en de voorzieningen te betalen. Politici moeten kiezen waaraan
ze het uitgeven.
Democratie: bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke
besluitvorming.
Directe democratie: Mensen -> wetten en besluiten
Indirecte democratie: Mensen-> volksvertegenwoordiging -> wetten en besluiten
Referendum: een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie.
Nederland, kleinere groep sneller besluiten, handiger, volksvertegenwoordigers kunnen zich
verdiepen in wetten, parlementaire democratie -> gekozen vertegenwoordigers samen het
parlement vormen.
De rechtstaat is de basis van onze democratie.
Kenmerken parlementaire democratie:
Rechten van minderheden gerespecteerd.
Machtenscheiding
Bevolking kiest volksvertegenwoordigers
Regering en parlement maken samen wetten, gelden pas als de meerderheid in het
parlement dit besluit.
Individuele vrijheid (mening geven)
Politieke grondrechten
Vanaf 18 jaar stemmen en verkiesbaar stellen
Iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten
Verkiezingen zijn vrij, eerlijk, geheim.
Demonstreren
Persvrijheid
Weinig vrijheden
Autoritair en rechten,
regime geen
/ dictatuur verkiezingen,
: alle zien elkaar
macht in handen als vijand,
van één persoonzomaar kan jeeen
(dictator), gevangen
familie,worden
kleine
genomen
groep mensen, partij, militairen.
, Ideologie: communistische partij alle macht. (Noord Korea en China), Duitsland, Italië, Spanje
jarenlang fascistische partijen aan de macht geweest.
Sterk nationalistisch en willen sterke leiders die zelfstandig besluiten nemen.
Religieus regime: Iran, islamitische wetgeving. Bevolking mag er wel stemmen maar de niet gekozen
geestelijk leiders moeten alle besluiten goedkeuren.
Militaire regime: leger alle macht, leider militair. (na de 2 e wereldoorlog.
Autoritair regime is geen rechtstaat omdat allerlei grondrechten en vrijheden ontbreken.
Kenmerken:
Geen machtenscheiding
Geen onafhankelijke rechters. (machthebbers stellen zelf rechters aan).
Verkiezingsfraude, manipulatie, geweld.
Oppositiepartijen zijn vaak verboden. (partijen die niet in de regering zitten).
Grondrechten worden niet gerespecteerd.
Geen recht op vrije meningsuiting, niet demonstreren
Critici en politieke tegenstanders -> gemarteld, gevangen, vermoord
Geen persvrijheid-> censuur, overheidscontrole media
Militaire politieke rol
In Nederland ligt sinds 1848 niet meer de macht bij de koning maar bij gekozen
volksvertegenwoordigers. 1917-> algemeen kiesrecht voor mannen, 1919 voor vrouwen.
Landen democratische en autoritaire kenmerken. (Indonesië), president en parlement kiezen, maar
geen persvrijheid + rechters en politie omgekocht.
Democratie in gevaar- VS- trump- vijand van het volk- journalisten minder beschermd.
Democratie kan alleen bestaan als een regering die de verkiezingen verliest de uitslag respecteert.
(was niet bij Trump, die zei dat er was gefraudeerd.)
Mensen die in een democratie wonen hebben plichten en rechten. (belasting betalen, school). Je heb
wel vrijheid van meningsuiting en je mag kiezen hoe je er uit ziet.
Paragraaf 2:
Visie op de samenleving – stroming.
Politieke partijen ontstaan vanuit een ideologie: een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de
maatschappij en hoe mensen het best met elkaar kunnen samenleven.
Welke normen en waarden staan centraal? (norm, oudere zelf bepalen wanneer leven
voorbij is, waarde , naastenliefde)
Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied? ( wat doet de
overheid voor de economie en samenleving, wat doen burgers, wat de overheid, wat kan het
bedrijfsleven het beste doen?
o Links: de overheid actief ingrijpt om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen.
o Rechts: mensen zelf verantwoordelijk zijn voor een beter bestaan.