Korte samenvatting KP2
Inhoud
Psychodiagnostiek............................................................................................................................... 3
................................................................................................................................................................ 4
Transdiagnostische benadering.......................................................................................................... 5
Farmacotherapie................................................................................................................................... 7
Cliëntgerichte behandeling van psychopathologie.........................................................................11
Cognitieve Gedragstherapie.............................................................................................................. 14
Interpersoonlijke psychotherapie..................................................................................................... 17
Suïcidaliteit.......................................................................................................................................... 18
Angststoornissen............................................................................................................................... 23
Paniekstoornis................................................................................................................................... 24
Agorafobie......................................................................................................................................... 24
Sociale-angststoornis........................................................................................................................ 25
Specifieke fobie................................................................................................................................. 25
Gegeneraliseerde-angststoornis (GAS)............................................................................................ 26
Stemmingsstoornissen...................................................................................................................... 27
Depressieve stoornissen................................................................................................................... 27
Bipolaire-stemmingsstoornissen....................................................................................................... 28
Posttraumatische-stressstoornis...................................................................................................... 29
1
,Dissociatieve stoornissen................................................................................................................. 31
Soorten dissociatieve stoornissen..................................................................................................... 31
Psychotische stoornissen................................................................................................................. 33
Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen........................................................................35
Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen.................................................37
Oppositioneel-opstandige stoornis (OOS)......................................................................................... 37
Periodiek-explosieve stoornis (PES)................................................................................................. 37
Normoverschrijdend-gedragsstoornis (NG).......................................................................................38
Antisociale-persoonlijkheidsstoornis (ASP).......................................................................................38
Pyromanie......................................................................................................................................... 39
Kleptomanie...................................................................................................................................... 39
Middelgerelateerde en verlavingsstoornissen.................................................................................40
Persoonlijkheidsstoornissen............................................................................................................. 42
Psychodynamische psychotherapieën.............................................................................................. 43
Op CGT gebaseerde therapieën....................................................................................................... 44
Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen...............................................................45
Ziekteangststoornis........................................................................................................................... 45
Conversiestoornis............................................................................................................................. 45
Psychologische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden..............................................45
Nagebootste stoornis........................................................................................................................ 46
Eetstoornissen.................................................................................................................................... 48
Voedingsstoornissen......................................................................................................................... 48
Eetstoornissen.................................................................................................................................. 48
2
,Psychodiagnostiek
Diagnostische cyclus
Bestaat uit 4 stappen
1. Klachtenanalhyse: wat is de vraag?
2. Probleemanalyse: wat is het probleem?
3. Verklaringsanalyse: waar komen de klachten vandaan?
4. Indicatieanalyse: wat is de beste aanpak?
Probleemanalyse
Bestaat uit 7 stappen
1. Gestandaardiseerde klachteninventarisatie
ROM-procedure
OQ-45 met drie functiedomeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk, sociale rolvervulling
2. Speciële anamnese
Huidige problemen
Luxerende factoren (triggers/de druppel)
Mogelijke interferentie (mate waarin problemen het leven van cliënt belemmeren)
3. Psychiatrische anamnese
Zowel objectief als subjectief waargenomen symptomen
Verschijning, psychomotoriek, oriëntatie, aandacht en geheugen, waarneming, spraak
en denken, stemming en affect, persoonlijkheid
4. Observaties
Indruk van minder tastbare aspecten
Hoe stevig of kwetsbare komt men over, hoe gaat men om met gevoelens, in welke
mate men in staat is tot mentalisatie, over welke afweermechanismen beschikt men
5. Biografische anamnese
Factoren uit de levensgeschiedenis van de cliënt die de cliënten beschermen of juist
kwetsbaar maken voor het ontwikkelen van psychopathologie
6. Heteroanamnese
Vooral belangrijk wanneer de (vroege) kindertijd een rol speelt bij de ontwikkeling van
de problematiek
7. Huidig functioneren
Onderkennende diagnose
Beschrijving van klachten, ernst en aanleiding, zonder deze te verklaren
Verklaringsanalyse
Op basis van interviews, vragenlijsten en tests bepalen waar klachten vandaan komen en/of
hoe klachten te verklaren zijn
Kan ook met behulp van indirecte methoden, echter is de betrouwbaarheid op individueel
niveau hiervan onvoldoende
Indicatieanalayse
Stellen van een indicerende diagnose op basis van verklarende diagnose
Uitspraken over predictie: de veranderbaarheid van de klachten en het probleemgedrag in de
toekomst.
Variabelen die het behandelresultaat voorspellen
Of behandeling als dan niet evidence-based is
Clientfactoren
Therapeutkenmerken
Context van de behandeling
Clientfactoren
De ernst van de psychopathologie heeft invloed op de behandelprognose
Comorbiditeit heeft invloed op de behandelresultaten
Cliënten met een veilige hechtingsstijl en cliënten die niet overmatig zelf kritisch zijn halen
betere behandelresultaten
Motivatie, openheid van nieuwe ervaringen en neiging tot zelfreflectie helpen bij het
bevorderen van constructieve deelname aan de behandeling
3
,Therapeutkenmerken
Zijn verantwoordelijk voor 5 - 9% van de variantie in behandeluitkomsten
Leeftijd, geslacht, training en ervaring hebben geen voorspellende waarde
Flexibele model getrouwheid zorgt voor betere prestaties
Effectieve behandelaars reageren beter op ‘moeilijke’ cliënten
Modellen voor indicatiestelling
Expert model
o Clinicus is de expert en neemt de verschillende opties voor behandeling in
overweging en neemt hierover de beslissing
o Besluitvormingsproces speelt zich voornamelijk af in het hoofd van de clinicus.
Vertegenwoordigersmodel
o Clinicus is expert en neemt beslissing over te volgen behandeling waarbij hij oog heeft
hij oog voor het cliëntenperspectief
o De cliënt kan een oordeel geven in hoeverre de verschillende behandelopties
aansluiten bij zijn levensstijl, voorkeuren en verwachtingen
Consumentenmodel
o Clinicus is een informatiebron voor de cliënt m.b.t. de verschillende
behandelmogelijkheden en de afweging hiervan binnen de individuele situatie van de
cliënt
o De informatie-uitwisseling is eenzijdig van de clinicus naar de cliënt
o De cliënt neemt uiteindelijk de beslissing
Overlegmodel
o Voorkeursmodel
o Clinicus en client bespreken en onderzoeken gezamenlijk de verschillende
behandelopties, waarbij rekening wordt gehouden met de individuele context van de
cliënt (collaborative care/ shared decision making)
o In gezamenlijk overleg met de cliënt wordt consensus bereikt over welke
behandeloptie het meest passend is
Basis-ggz kent 4 behandelproducten
1. Kort: 5 contacten + eHealth
2. Middel: 8 contacten + eHealth
3. Intensief: 12 contacten + eHealth
4. Chronisch: max 12 contacten per jaar
Inclusiecriteria behandeling basis ggz
Er is sprake van een stoornis volgens DSM-5 criteria
Er is sprake van lichte tot matig-ernstige problematiek
Het risico (op suïcide, geweld of psychotische decompensatie) is laag tot matig
Er is sprake van een enkelvoudig beeld met lage complexiteit
De klachten zijn aanhoudend en persisterend
Indicatiecriteria specialistische ggz
Acute, ernstige tot zeer ernstige klachten
Hoog complex beeld
Hoog risico
4
,Transdiagnostische benadering
Richt zich op aspecten van problematiek die stoornis overstijgend zijn of die stoornissen
gemeenschappelijk hebben, in plaats van op DSM-diagnose
Psychoanalyse en cliëntgerichte therapie zijn traditioneel grotendeels transdiagnostisch
Kritiekpunten DSM
Geen diagnose systeem maar een classificatiesysteem waardoor comorbiditeit eerder regel
dan uitzondering is
Gaat uit van een categoriale indeling i.p.v. dimensionale indeling
DSM-systeem heeft geleid tot een wildgroei in emotionele stoornissen (100 diagnosen in
DMS-I naar bijna 300 in DSM-IV)
Transdiagnostische elementen in CGT
Therapeutisch aangrijpingspunt
o Welke aspecten in het denken, doen en laten van de patiënt veroorzaken de
problemen en houden deze in stand
o Met welke interventies kunnen deze disfunctionele manieren van denken en gedragen
het beste worden behandeld
Therapeutische context
o Motivering van de patiënt, het structureren en bewaken van het therapeutische proces
en meer organisatorische aspecten (financiën, keuze voor een of meerdere
behandelaars)
Therapeutisch systeem
o Als dan niet betrekken van de omgeving van de patiënt in de behandeling
Common factors-benadering
Stelt dat therapieën werkzaam zodra aan de volgende criteria is voldaan:
Er is een intense en vertrouwelijke relatie tussen patiënt en behandelaar
Er is een context waarbinnen genezing wordt verwacht
De behandeling verloopt volgens een voor de patiënt geloofwaardige rationale
De behandeling kent een procedure of ritueel die op deze rationale voortborduurt en die bij
zowel de patiënt als de therapeut om actie vraagt
Collaborative empiricism / socratische dialoog
De therapeut stelt zich nieuwsgierig op en probeert door ‘leidende vragen’ de patiënt zelf op het spoor
te brengen van diens disfunctionele opvattingen en gedragingen
Transdiagnostische factoren bij psychopathologie
Gelijke symptomen bij verschillende stoornissen
Gelijke gedragingen bij verschillende stoornissen
Gelijke copingstrategieën bij verschillende stoornissen
Gelijke cognitieve, emotionele en motivationele factoren
Informatieverwerkingsprocessen (aandachtsbias, interpretatiebias en geheugenbias)
Onderliggende overeenkomstige neurobiologische factoren, zoals een verminderd
functioneren van de prefrontale cortex of een verhoogde activiteit van de amygdala
Universele beschermende factoren, zoals resilience (mentale veerkracht) en welbevinden
Unified protocol
Samenvoeging van verschillende protocollen voor angst- en stemmingsstoornissen
Wordt doorlopen in 12 tot 18 sessies bestaande uit 8 modules:
o Motivatieversterking
o Informatieverstrekking
o Terugvalpreventie
o Bewustwording van emotionele ervaringen
o Cognitieve flexibiliteit en vermogen om te herinterpreteren
o Tegengaan van gedragsmatige en emotionele vermijding
o Identificering van lichamelijke sensaties en deze leren verdragen
o Introceptieve en situationele exposure aan emotionele triggers
5
, Enhanced CBT
Gericht op behandeling van eetstoornissen
Patiënten met extreem laag BMI (<17,5) worden langer behandeld (40 sessies i.p.v. 20)
CBT-ef richt zich op kernpathologie: overwaardering lichaamsvorm en gewicht
CBT-EB richt zich ook op bijkomende problemen zoals lage zelfwaardering, perfectionisme en
interpersoonlijke problemen
Netwerkmodel
Sterk gepersonifieerd: ieder individu wordt gekenmerkt door zijn eigen netwerk van
symptomen, klachten en krachten.
In een netwerk georganiseerde symptomen sturen zowel zichzelf als elkaar onderling aan
Sommige symptomen, kenmerken en emoties werken excitatoir op elkaar in (ze stimuleren
elkaar), andere juist inhibitor (ze remmen elkaar)
Ee netwerkanalyse maakt een inventarisatie van specifieke individuele klachten, symptomen,
emoties en andere relevante (persoonlijke en omgevings)kenmerken
Laat gemakkelijk ruimte voor het versterken van positieve, beschermende kenmerken
Experience Sampling Method
Registratiemethode waarmee op meerdere willekeurige momenten symptomen kort worden
uitgevraagd
Geeft een individueel beeld van de fluctuatie van symptomen over tijd en plaats
6