K.A=kenmerkend aspect
Belangrijke termen : met comments
LEREN: 5.4, H. 6, H. 7
GESCHIEDENIS
SAMENVATTING
___
CHECKLIST
● Alle kenmerkende aspecten van tijdvak(hoofdstuk) 5,6 en 7 kennen
● Goed oefenen met examentraining
● HOOFDSTUK 5: De Nederlandse opstand (handige vid)
○ Aleen paragraaf 5.4;
○ Bestudeer ook de jaartallen die aangegeven zijn op tijdbalk op blz 116 (vanaf
1550(gebeurtenissen en welke rol ze speelden in de Opstand).
● HOOFDSTUK 6: Tijdvak 6: Regenten en vorsten (handige vids)
○ Blz 121 doorlezen, hoef je niet te kennen;
○ De nadruk ligt in dit hoofdstuk op de Republiek, met name de economische
(§6.1) en politieke ontwikkeling (§6.2);
○ Absolutisme van Lodewijk XIV moet je kennen;
○ §6.3: voorbeelden van Leeuwenhoek, Swammerdam, Hugo de Groot en Spinoza
moet je kennen, andere namen niet
● HOOFDSTUK 7: Tijdvak 7: Pruiken en revoluties (handige vids)
○ Nadruk ligt op de theorie van de Verlichting (§7.1);
○ Ideeën Hobbes, Locke, Rousseau, Montesquieu en Voltaire moet je kennen;
○ §7.2: kunnen beschrijven hoe slavenhandel verliep, uitwerking in Suriname
kennen en ontwikkeling van abolitionisme kennen.
○ §7.3 : hoeft niet, alleen K.A.
K.A VAN ELK PARAGRAAF:
❖ 5.4: Conflict in de Nederlanden dat resulteerde in stichting van de Nederlandse staat.
❖ 6.1: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch opzicht van
de Nederlandse republiek (komt ook terug in 6.2 en 6.3) + Wereldwijde
handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
❖ 6.2: Het streven van vorsten naar absolute macht
❖ 6.3: De wetenschappelijke revolutie.
❖ 7.1: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. + Het voortbestaan
van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte
vorm te geven (verlicht absolutisme)
❖ 7.2 : Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het
abolitionisme
❖ 7.3 : De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
, 2
Hoofdstuk 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers
5.4 → De Opstand
➢ K.A: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in stichting van de Nederlandse staat
De Bourgondische Erfenis
❏ Hertog van bourgondië is de leenman van de Franse koning.
❏ De Franse koning won de honderdjarige oorlog, maar slaagde er niet in zijn
Bourgondische leenman onder controle te krijgen.
❏ De hertog en zijn opvolgers breidden hun grondgebied uit, vooral in de Nederlanden.
❏ Dit deden ze door veroveringen en huwelijkspolitiek.
❏ Bourgondische hertogen moderniseerden het bestuur.
❏ Hertog Karel de Stoute stelde in 1473 een raad in die wetten maakte en aan rechtspraak
deed. De raad negeerde de privileges van steden en gewesten.
❏ Het verzet dat hiertegen ontstond; het particularisme, stond tegenover het
beleid van centralisatie en uniformering van de hertog.
❏ De opvolgster van Karel de Stoute, Maria, trouwde met Maximiliaan I van Habsburg.
Toen zij overleed, kwamen de meeste Bourgondische gebieden in de handen van de
Habsburgers.
, 3
Het Bestuur van Karel V
➔ Karel V, kleinzoon van Maximiliaan, volgde hem op als landsheer van de Nederlanden.
➔ De nederlanden vormden geen eenheid; wetten, taal en gewoontes verschilden overal.
➔ Karel wilde de Nederlanden centraal besturen vanuit Brussel. Hiervoor was uniformering
belangrijk, en werden 3 bestuursraden ingesteld:
◆ De geheime raad (juristen die nieuwe wetten en regels opstellen); De raad van
Financiën (Edelen en juristen die belastingmaatregelen voorbereiden); Raad
van State (edelen en juristen die politieke adviezen gaven).
➔ Als een edelman uit de Raad van State of van Financiën stierf, werd die vervangen door
een jurist. Zo nam de invloed van adel op het bestuur af.
➔ Karel V had in elk gewest een stadhouder die het contact tussen de landsheer en het
gewest onderhield. Elk gewest had een eigen standenvertegenwoordiging in de
Gewestelijke Staten. Hierin bespraken adel, stadsbestuurders en soms ook geestelijken
hun gemeenschappelijke belangen. In de Staten-generaal spraken vertegenwoordigers
van de gewesten over Karels belasting verzoeken.
➔ Karel V: katholiek, eiste dit ook van onderdanen. Aanhangen van protestantisme zag hij
als schending van zijn macht; in 1550 vaardigde hij een wet tegen protestanten.
◆ Dit leidde tot felle vervolgingen, dus kreeg de wet de naam Bloedplakkaat.
Willem van Oranje en Filips II
★ Willem van Oranje was de hoogste edelman in de Nederlanden en was protestants
opgevoed. Toen willem 11 werd moest hij katholiek worden om Orange te erven.
★ Willem II had nauw contact met Filips II, de zoon van karel, toen hij door Karel V werd
gebracht naar het hof ter voorbereiding op zijn bestuurlijke rol.
○ Later werd Willem stadhouder in Holland, Zeeland en Utrecht.
★ Filips II volgde zijn vader in 1555 op als landsheer van de Nederlanden en voerde ook
een beleid van centralisatie en uniformering, en bestreed protestanten.
★ In 1559 vertrok Filips naar Spanje, waarna het bestuur aan zijn halfzus Margaretha
overgelaten, die landvoogdes werd.
○ De verstandhouding tussen Filips II en Willem van Oranje verslechterde toen hij
zich tegen het godsdienstbeleid van de koning uitsprak.
★ In 1566 sloten edelen het eedverbond der edelen en verzochten de landvoogdes de
vervolging van protestanten te matigen. Margaretha was ervan onder de indruk, maar
een raadgever zei; ‘Ce ne sont que des gueux, madame’ (‘Het zijn maar bedelaars’)