Jurisprudentie PFM
Week 1
HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR/PHR:2003:AJ3261 (ontkenning en bijzondere curator);
Essentie
Het kind kan gedurende zijn minderjarigheid, vertegenwoordigd door een daartoe benoemde
bijzondere curator, het vaderschap ontkennen en een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning
bij de rechtbank indienen: niet is vereist dat het kind in staat is tot een redelijke waardering van de
belangen die bij een dergelijk verzoek van hemzelf een rol spelen.
Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het belang van een zeer jeugdig kind meebrengt
dat over de ontkenning van het vaderschap niet wordt beslist voordat het kind zelf daarover een
weloverwogen oordeel kan vormen.
Daarvan is evenwel geen sprake in een geval als het onderhavige, waarin het kind wordt opgevoed
in het gezin van zijn moeder en zijn biologische vader die bereid is het kind te erkennen, terwijl de
wettige vader heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek en waarin
naar het oordeel van de bijzondere curator het belang van het kind zich ertegen verzet dat de juridische
band met de voormalige echtgenoot van de moeder blijft voortduren totdat het kind zelf zich daarover
een weloverwogen oordeel kan vormen.
Dus: In een dergelijk geval kan het kind, vertegenwoordigd door een bijzondere curator, het
vaderschap ontkennen, zonder dat het in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen.
HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR/PHR:2004:AQ7386 (erkenning door derde/toestemming
voorwaardelijk?);
Essentie
Indien de verwekker heeft nagelaten om vervangende toestemming tot erkenning te vragen, terwijl hij
dit wel had gekund, kan hij ter vernietiging van erkenning door een derde (zal over het algemeen om
nieuwe partner moeder gaan/niet- verwekker) een beroep doen op misbruik van bevoegdheid indien de
met de toestemming van de moeder gedane erkenning is gegeven met het enkele oogmerk de belangen
van de verwekker te schaden.
Maatstaf hierbij is of de moeder in redelijkheid tot de erkenning door de andere man heeft kunnen
komen, in aanmerking genomen haar belangen en die van de verwekker, steeds in verband gelezen met
de belangen van het kind.
Ook relevant: In gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft
kunnen vragen, bijvoorbeeld omdat hem niet bekend was dat hij de verwekker van het betrokken kind
is, heeft de Hoge Raad echter een minder strikte maatstaf geformuleerd, te weten ‘of de moeder, in
aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij erkenning en de
daartegenover staande belangen van de moeder – telkens in verband met de belangen van het kind –
in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen.
HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR/PHR:2015:3196 (toestemming voorwaardelijk?);
Essentie
Vanaf het moment waarop een verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming bij de
rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist, kan de moeder aan een ander slechts
voorwaardelijk toestemming tot erkenning verlenen.
Die toestemming heeft in dat geval alleen gevolg indien de door de verwekker gevraagde
vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke beslissing is geweigerd.
Deze regel geldt ook in het geval de verwekker door middel van een brief van een advocaat aan de
,moeder (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning heeft verzocht.
Dus: In dat geval moet aangenomen worden dat een daarna door de moeder aan een andere man
gegeven toestemming tot erkenning slechts een voorwaardelijk karakter heeft zolang niet een (nadien)
door de verwekker verzochte vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke
beslissing is geweigerd.
Teneinde te voorkomen dat de situatie te lang ongewis blijft, dient de verwekker het verzoek om
vervangende toestemming bij de rechtbank in te dienen uiterlijk drie maanden na de dag waarop de
brief van de advocaat aan de moeder is verzonden; bij gebreke daarvan wordt een door de moeder aan
een andere man gegeven toestemming onvoorwaardelijk.
Hof Arnhem-Leeuwarden 16 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4582 (toestemming
voorwaardelijk?);
Moeder leeft in gezinsverband met man en twee kinderen. Zij krijgt nog een kind van een andere man
(verzoeker die wil erkennen). De man met wie zij samenleeft erkent het kind. Moeder erkent dat zij
verzoeker (tijdens zwangerschap) heeft ingelicht over haar zwangerschap, maar betwist dat zij met
verzoeker zou hebben besproken dat hij de verwekker was.
Pas ná de geboorte van de minderjarige (en dus na de erkenning van de minderjarige door
verweerder) rees bij de moeder het vermoeden dat mogelijk verzoeker de verwekker was. De moeder
erkent dat verzoeker de verwekker is van de minderjarige.
- Geadviseerd wordt om de erkenning in stand te laten, omdat de vernietiging van de erkenning en de
stappen en/of procedures die daarop volgen, de gezinsrust lange tijd zullen verstoren waardoor de
evenwichtige sociaalpsychologische ontwikkeling van de minderjarige zullen worden verstoord,
evenals de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de minderjarig enerzijds en de minderjarige
en verweerder anderzijds. Er wordt ook aangeraden om moeder en erkenner te laten adviseren over
de wijze waarop zij minderjarige informeren dat verzoeker biologische vader is.
- Dus: In casu wordt de erkenning van de niet- verwekker toch in stand gelaten en verzoek tot
erkenning van de verzoeker afgewezen, omdat de gezinssituatie bij moeder anders te erg onder druk
komt te staan. Minderjarige wordt sinds geboorte verzorgd in het gezin van moeder (ook door
erkenner die niet de biologische vader is). Is niet in haar belang om erkenning te vernietigen en de
verzoeker vervangende toestemming tot erkenning te geven.
Het belang bij rust en een ongestoorde sociaal emotionele ontwikkeling in het gezin van de moeder,
weegt zwaarder dan het belang om haar biologische vader te zien en te leren kennen en het belang van
verzoeker om de minderjarige als zijn dochter te erkennen.
Hof Amsterdam 14 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2135 (toestemming voorwaardelijk?);
In de onderhavige zaak spelen meerdere problemen/liggen meer verzoeken.
Erkenning
In de eerste plaats ligt ter beoordeling aan het hof voor of de rechtbank terecht en op goede gronden
aan de vader vervangende toestemming heeft verleend om de minderjarige te erkennen onder
gelijktijdige doorhaling van de door de man gedane erkenning.
Het komt i.c. aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Enerzijds hebben de
minderjarige en de vader belang bij de erkenning van hun familierechtelijke betrekking.
Anderzijds hebben de moeder en de minderjarige belang bij een ongestoorde verhouding met
elkaar.
Volgens de jurisprudentie kan van schade aan de belangen van de minderjarige worden gesproken
als er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een
evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
De stelling van de moeder dat erkenning een eerste stap is naar meer rechten voor de vader
, onvoldoende is om te oordelen dat aan voornoemde strenge criteria wordt voldaan.
Bovendien is onvoldoende gebleken dat de spanningen die moeder ervaart in de eerste plaats terug
te voeren zijn op de mogelijke erkenning van [de minderjarige] door de vader.
Dus: Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht het verzoek van de vader om hem vervangende
toestemming tot erkenning van de minderjarige te verlenen onder gelijktijdige doorhaling van de
erkenning van de minderjarige door de man heeft toegewezen.
Gezag
Vader betoogt dat het belang van de minderjarige vergt dat hij zo snel mogelijk samen met de moeder
het gezag krijgt zodat hij ook inspraak krijgt en voorts het proces waarbij de moeder hem buiten spel
probeert te zetten kan stoppen.
Het is aannemelijk geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige] klem of verloren
zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende
verbetering zou komen. Niet alleen communiceren de moeder en de vader niet tot nauwelijks met
elkaar, maar ook is sprake van een diepgeworteld wantrouwen aan beide kanten. Noch bij de
overdracht van [de minderjarige] noch daarbuiten is sprake van enig overleg tussen de moeder en de
vader. Het hof zal het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag over de
minderjarige te belasten dan ook afwijzen.
Informatie- en consultatieregeling
De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen om hem bij gewichtige zaken op voorhand te
consulteren in die zin dat de kwestie aan hem wordt voorgelegd en hij zijn mening erover kan geven.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:377b BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet
met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met
betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door
tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de
rechter ter zake een regeling vaststellen.
De communicatie tussen de moeder en de vader is echter ernstig verstoord en het is niet te verwachten
dat hierin binnen redelijke termijn verandering zal komen. Het hof is van oordeel dat, reeds vanwege
de verstoorde verstandhouding, er geen consultatieregeling kan worden getroffen. Zoals hiervoor reeds
is overwogen, is sprake van dermate veel strijd, spanningen en wantrouwen dat partijen thans niet in
staat worden geacht met elkaar te overleggen zonder dat dit nieuwe conflicten oplevert.
Rb. Noord Nederland 25 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1793, RFR 2019/419;
Uit verzoekster 1 is kind 1 geboren in 2008. Uit verzoekster 2 is kind 2 geboren in 2012.
Kind 1 draagt de geslachtsnaam van verzoekster 2. Verzoekster 1 en verzoekster 2 hebben over en
weer elkaars kind erkend. Echtscheidingsbeschikking is in 2019 ingeschreven.
Verzoeksters willen nu de erkenning van elkaars kind vernietigen. Verzoekster 1 verzoekt de
geslachtsnaam van kind 1 te wijzigen in haar geslachtsnaam, omdat dat in haar belang is. De
verstandshouding is zodanig verslechterd dat verzoeksters geen invulling meer geven aan het
gezamenlijk ouderschap. Zij hadden erkend, zodat zij bij het overleden van één van hen voor elkaars
kind konden zorgen.
Bijzonder curator: omstandigheden na echtscheiding hebben zich zodanig ontwikkeld dat er sprake
is van een verstoorde verstandshouding en van gezamenlijk ouderschap geen sprake meer is. Het is in
het belang van de minderjarigen om de erkenning te vernietigen. De RvdK sluit zich aan bij dit
standpunt.
Uitspraak: Erkenning wordt vernietigd. Erkenning heeft terugwerkende kracht (1:206 BW). Dit
brengt met zich mee dat de erkenning door verzoekster 2 wordt geacht nimmer gevolgen te hebben