Interbellum Modernisme
Avant-gardistische richtingen: Expressionisme (1920-1940), Futurisme, Kubisme, Dada, Surrealisme
- Koloniaal tijdperk: Nederlands-Indië, Suriname, Antillen Jaren 30:
Jaren 20: - Romanvernieuwing: soberder taal, chronologische
- Enerzijds vitalisme: intens leven, vrije sterke persoonlijkheid, Nietschze als inspiratie vertelwijze, accent op psychologische analyses.
Nieuwe ideeën vinden ingang - Anderzijds, grote veranderingen die wereld had ondergaan leidden tot pessimisme en cultuurkritiek. - Prisma-discussie: vorm/vent
- Freuds dieptepsychologie: verklaringsmodel menselijk gedrag - Essay Nieuwe lichting jongeren
in NL-letterkunde. Nieuwe
Mens is gelaagd wezen; in sterke mate gestuurd door dieper liggende krachten (Id, superego, ego) - Poésie parlante gesignaleerd
jonge schrijversgeneratie. - Hoogtepunt verzuiling
- Groeiende deelname onderwijs: toename aantal lezers
- Bestseller ontstond
- Betekenis dag- en weekbladkritiek nam toe
1919: vrouwenkiesrecht
1918 1930 1940
1916-1924: Het Getij 1924-1931: De Vrije Bladen 1931-1935: Forum 1939: Werk 1940-1942: Criterium
Modernisme
- Verzamelnaam voor vernieuwende stromingen in de kunsten en de westerse maatschappij tijdens de eerste helft van de 20e eeuw.
- Culturele beweging die vooral na WOI in verzet komt tegen de traditionele opvattingen en vormen van kunst, architectuur, literatuur, geloof, sociale organisatie en het
dagelijks leven. De moderne roman, het moderne toneel, de architectuur en de poëzie moesten vernieuwd worden zodat zij de moderne geïndustrialiseerde maatschappij
beter weerspiegelden.
M. Proust, André Gide, James Joyce, Virginia Woolf, Thomas Mann, R. Musil
NL: Forum: Menno ter Braak, E. du Perron, Simon Vestdijk, Carry van Bruggen, M. Nijhoff
- Centrale elementen in poëtica: twijfel, sepsis, reserve
- Intellectuele en rationele inslag + voortdurende reflectie op relatie individu/wereld, literatuur/fictie/werkelijkheid, verhouding heden/verleden.
- Tal van kunstgrepen: dubbelzinnigheden, ambivalenties, doorbreking logische en chronologische structuren, vervreemdingstechnieken.
- Individualisme is belangrijk element!
- Autonomieopvatting komt nu sterker naar voren breken met kunst die werkelijkheid nabootst. Essenties moesten achterhaald worden, kern achter uiterlijke
verschijningsvormen. Niet individuele gevoel als uitgangspunt. Gaat om ontstaansproces (gedicht), creatieve vorm, organisme: zichzelf ontwikkelen.
- Zuivere traditie: organisch expressionisme autonomisch standpunt: kunst moet niet getuigen/meedelen, alleen volmaaktheid van het zelfstandige kunstwerk telt.
Inhoud en vorm zijn niet te scheiden – eenheid – organisch – verwevenheid van deel en geheel Van Ostaijen, Marsman, Nijhoff
- Onzuivere traditie: humanitair expressionisme kunstenaar moest iets voor gemeenschap betekenen dichters gedreven door medelijden met armzalige bestaan van
moderne mens in grote stad & verkondigden hoge idealen als liefde, broederschap, vrede, gerechtigheid tussen mensen en volken. Vincent van Gogh
1918-1930 1930-1940
Expressionisme (Vlaanderen) Proza - Romanvernieuwing:
Poëzie: - Schrijvers keerden zich tegen bestaande tradities in proza, vooral tegen
- Dichters onder indruk van humanitair expressionisme. naturalistisch-impressionistische beschrijvingskunst en streekproza
- Wies Moens, Gaston Bursens, Marnix Gijsen, Van Ostaijen waarin geïdealiseerd beeld werd gegeven van Vlaamse plattelandsleven.
- Ontroeren en overtuigen, gedurfde beeldspraak vol emotie. - Streefden naar soberdere taal, verdieping en verinnerlijking in roman.
- Tijdschrift ‘Ruimte’ Kenmerken nieuwe romans:
- Verbinding symbolisme: opleggen eigen gevoel/visie aan buitenwereld. - Chronologische vertelwijze
- Vaak biechtachtige vorm waarin hoofdfiguur eigen commentator is
1
, Poëzie (vormkenmerken): - Aanwezigheid van plot van weinig belang
- Kernwoorden isoleren - Accent verschoven van decorbeschrijving naar psychologische analyses
- BN en deelwoorden toevoegen die onverwachte combinatie met ZN vormen (metalen tred)
- Onvergankelijke WW van een LV voorzien (roode sterren walmden al hun wonder) Willem Elsschot
- Betekenissen samenballen in neologismen (morgenmeren, vlamlijf) - Romans pasten niet in toenmalige literaire klimaat.
- Gewaagde beelden vol dynamiek gebruiken - Hoofdmotief: mens kan allerlei dromen en idealen najagen, maar wordt
- Abstracta op ongewone manier concretiseren (zilveren dood) uiteindelijk bedrogen door het leven, anderen en zichzelf leidt tot
- Expressionistisch kleurgebruik: blauw geluk, zwart wonder ontgoocheling, mislukking.
- Sobere schrijfstijl (verband met nieuwe zakelijkheid)
Proza: - Alles in verhaal moest functioneel zijn (economische werkwijze).
- Lyrische inslag, Wies Moens, roept hooggestemde visioenen op. - Grote gevoelens/gebeurtenissen uitgedrukt in details/kleinigheden.
- Jaren 20: invloed avant-gardistische stromingen. - ‘De mens zelf’ is allesbepalend: spanning tussen nuchtere en laconieke
- Theo van Doesburg toon en daaronder liggende woede en treurigheid.
- Verwerpen van explicatieve psychologie.
- Versnellen van verhaaltempo via streven naar concentratie. Maurice Gilliams
- Innerlijk van personages en sfeer van omgeving op elkaar betrekken. - Naast bewuste gevoelens en gedachten ook diepere psychische lagen in
- Freuds dieptepsychologie – invloed: romanschrijvers gingen meer onbewuste exploreren, analyse van de hoofdfiguur.
en diepere lagen in romanpersonages aanboren. - Breekt met gewone chronologische verteltrant.
Toneel: Walschap
- Doel: gemeenschapskunst - Eén verhaal: gaat vooral om handeling; vaart mag niet verstoord worden
- Diepmenselijke thema’s door uitvoerige beschrijvingen.
- Toespelingen op politieke en maatschappelijke actualiteit. - Personages worden via daden en gedragingen gekarakteriseerd.
- Ging vooral om grootse totaalhandeling. - ‘Dynamiek’ verbindingen met opvattingen nieuwe zakelijkheid: bondige
- Voor het grote publiek. stijl, spreektaal.
Paul van Ostaijen - Springt hen en weer tussen directe en indirecte rede.
- Verwerpt humanitair expressionisme. - Stelt grote menselijke problemen a/d orde, schrikt niet terug voor taboes.
- Streven naar ontinvididualisering (1920) – i.pv. emotionele presentator in ik-vorm,
op zichzelf staande beelden die uitdrukken wat er gebeurt met idealisme.
- Dichterlijke waarde van het woord zuivere lyriek, autonome poëzie.
- Nihilistisch-dadaïstische periode: betrekking op negatieve gevoelens/gedachten,
artistieke opvatting dat zuiveringsproces nodig is. Invloed van dada.
- Verwijst vaak naar pers. ervaringen bezetting van Antwerpen en verblijf in Berlijn daarna.
Kosmisch-vitalistisch expressionisme
- Gevoelens van macht en kracht overheersen
- Leven, sprong, gloed, vuur en vlam (levensdrift en drang tot zelfbehoud)
2