Samenvatting boek Societal Problems as Public Bads (+ bijbehorende artikelen)
Hoofdstuk 1 Introductie
In deze cursus en in volgende vakken worden de volgende dingen meegenomen bij een sociaal
probleem: PTOB: Problemen, Theorie, Onderzoek & Beleid
Soorten vragen: voorbeelden bij integratie:
Beschrijvingsvragen: wat is integratie van Nederlanders met een niet Nederlandse achtergrond?
Trendvragen: is integratie toegenomen sinds 2000?
Verklaringsvragen: Hoe is integratie ter verklaren? Wat zijn de oorzaken?
Beleidsvragen: Hoe is integratie te verbeteren? Wat doet het Nederlandse beleid momenteel om
integratie te verbeteren?
Sociale problemen: problemen die ontstaan bij interactie tussen individuen
Maatschappelijke problemen: sociale problemen die bij een grote groep spelen, in conflict staan met
waardes van mensen en een invloed op de maatschappij hebben.
Vaak wordt er van een sociaal probleem gesproken als het over een maatschappelijk probleem gaat.
Maatschappelijke problemen worden ook wel public bads genoemd, die vanzelfsprekend tegenover
public goods staan.
Artikel Schuyt: niet ieder probleem is een sociaal probleem
Criteria van een sociaal probleem:
1. Het moet gaan om een aanzienlijk aantal getroffenen
2. Het moet gaan om overlast en schade naar lichaam of geest, om persoonlijk letsel, last en
narigheid
3. Het moet relaties hebben met andere problemen
4. Het probleem moet persistent/niet slechts tijdelijk van aard zijn, soms zelfs
intergenerationeel overdraagbaar
5. Het moet boven-persoonlijke oorzaken hebben
6. Er moeten serieuze waarden mee gemoeid zijn, hetzij in de vorm van een conflict om
waarden, hetzij in de vorm van onbestemdheid van (de toepassing van) die waarden.
Er zijn door middel van de Human Rights vanuit de VN algemene regels opgesteld om normen voor
de hele wereld op te stellen. Er is echter kritiek vanuit cultuurrelativisme hierop: dat de Human
Rights afkomstig zijn vanuit westerse culturele tradities, en dat andere culturen niet meegenomen
worden.
Externalities: Het effect van het gedrag van een individu op een andere individu (zowel positief als
negatief)
Hoe maatschappelijke problemen herkend worden en tot collectieve actie kunnen leiden:
- Een samenhang van individuele gedragingen leidt tot een bepaald maatschappelijk probleem
- Deze maatschappelijke situatie wordt als ongewenst gezien en staat in conflict met
belangrijke waardes binnen de maatschappij
- Een grote groep ziet de situatie als belangrijk en als resultaat komt het op de publieke
agenda
- Er wordt een afweging gemaakt of er actie vanuit de overheid of alternatieve vormen van
collectieve actie nodig is
Sociale normen kunnen als public goods beschreven worden.
,Wat moeten sociale normen zijn? Hoe moeten ze functioneren? Dit wordt beantwoord door
verschillende filosofen:
Kant: categorical imperative: een individu moet zich gedragen alsof diegene zelf de basis vormt van
de algemene wet.
Rawls & Nozick: state of nature: begint met een natuurlijke staat waarin een individu niet beïnvloedt
wordt door al bestaande wetten enzovoort. Een individu zal dan niet weten wat de toekomst brengt
maar is zich wel bewust van problemen die hij/zij niet alleen kan oplossen. Het individu zal dan
samen met andere individuen dingen opbouwen zoals een leger, politiek en belasting. Een individu
zal dan vrijwillig dingen inleveren om tot gemeenschappelijk welzijn te komen.
Rawls spreekt van een sluier van onwetendheid: een individu weet niet wat zijn geslacht, gender,
lengte, seksualiteit enzovoort is en vanuit deze onwetendheid vormt een individu ideeën over sociale
normen. Rawls stelt dat wanneer een individu vanuit de sluier van onwetendheid sociale normen
opstelt, de volgende principles naar voren zouden komen:
- Equal liberty: elk individu verdient een gelijke mate van kansen op de arbeidsmarkt,
bescherming van geweld, vrijheid van geweten en meningsuiting enzovoort
- Difference principle: verschillen tussen individuen zijn toegestaan zolang iedereen gelijke
kansen heeft op verschillende posities (fair equality of oppurtunity principle), en zolang
degene met een hogere positie ook voordelen biedt aan individuen met een lagere positie
(maximin principle). Wanneer bijvoorbeeld iedereen in de maatschappij evenveel kansen
heeft om dokter te worden, is het eerlijk en rechtvaardig dat een dokter (die veel jaren heeft
gestudeerd) ook meer verdient, deze dokter biedt vervolgens ook voordelen aan andere
individuen door zijn zorg te verlenen.
Nozick stelt dat individuen in de state of nature negative liberties hebben: vrijheid van
meningsuiting, recht van vrijheid tot geweld enzovoort. Hierbij beschrijft Nozick de non-agression
principle: het is fundamenteel immoreel om iemand te forceren tot iets. Nozick stelt dan ook dat
mensen geen positive liberties hebben: een positive liberty zou bijvoorbeeld zijn het recht op
gezondheidszorg. Als iemand geen gezondheidszorg heeft, dan zouden anderen diegene moeten
forceren tot gezondheidszorg en dat is volgens Nozick immoreel.
De volgende drie groepen hebben een verschillende kijk op of de staat een rol moet spelen om
societal problems op te lossen:
Socialisten: staat speelt een grote rol, gemeenschappen staan centraal, gelijkheid is een belangrijke
waarde.
Liberalen: staat speelt een kleine rol, individuen staan centraal, vrijheid is een belangrijke waarde.
Conservatieven: zien al bestaande wetten als belangrijk, en vinden dat wetten geleidelijk moeten
opkomen. Orde en stabiliteit is een belangrijke waarde.
De vier gebieden van de maatschappij:
Het onderscheid in verschillende public goods is gebaseerd op twee karakteristieken waarin goods
kunnen verschillen:
,Uitsluitend: de mate waarin een invididu een bepaalde good kan uitsluiten voor een andere individu.
Privacy is bijvoorbeeld makkelijk uitsluitend omdat iemand sloten op zijn huis kan laten zetten.
Rivaliserend: de mate waarin het gebruik van een good van een invididu het gebruik van dat good
kan verminderen voor een ander individu. Goud is bijvoorbeeld erg rivaliserend, als een bepaald
aantal mensen goud bezit dan is er niks meer over voor anderen.
Privaat goed: goods die zowel uitsluitend als rivaliserend zijn (zoals voedsel, kleren, parkeerplekken)
Club goed: goods die uitsluitend en non-rivaliserend zijn (zoals bioscopen of sportscholen)
Collectief goed: goods die non-uitsluitend en rivaliserend zijn (zoals kool en mineralen)
Publiek goed: goods die non-uitsluitend en non-rivaliserend zijn (zoals infrastructuur,
wetenschappelijke vondsten, nationale bescherming).
Vraag bij uitsluitend: kan er op een gegeven moment niemand
meer bij het goed komen?
Vraag bij rivaliserend: is het goed op een gegeven moment op?
Public goods zijn niet altijd fysieke objecten, sociaal kapitaal valt namelijk ook onder publiek goed.
Sociaal kapitaal: kenmerken van sociale organisatie zoals netwerken, normen en sociaal vertrouwen.
Sociaal kapitaal voldoet aan non-uitsluitend en non-rivaliserend dus het valt onder publiek goed.
Hoofdstuk 2: Analytical framework
Macro-micro-macro model/Coleman boot:
Situationele mechanismes: macro condities micro condities. Een voorbeeld van een situationele
mechanisme is een self fullfulling prophecy (wanneer mensen denken dat een bank failliet zal gaan,
gaan mensen allemaal hun geld er af halen wat er daadwerkelijk voor zorgt dat de bank failliet gaat).
Dit is een voorbeeld van een belief-formation mechanism: de sociale context van een individu vormt
een individu zijn idee van de consequenties van zijn acties, wat sociaal acceptabel is en het gedrag
van andere individuen.
Actievormende mechanismes: micro condities micro uitkomsten.
Transformatieve mechanismes: micro uitkomsten macro uitkomsten.
Melkert baan: er werden nieuwe banen ontwikkeld om mensen op de arbeidsmarkt te krijgen
waardoor mensen door konden stromen naar echte banen. Echter bleek dat er veel behoefte was
aan deze verzonnen banen, dus was het twee vliegen in een klap. Een baan zoals stadswacht was dus
“verzonnen” om mensen in de arbeidsmarkt te laten rollen om uiteindelijk politie te worden. Echter
kwam de overheid erachter dat veel mensen qua opleidingsniveau etc niet hoger dan stadswacht
, kunnen komen en ook tevreden zijn met de functie van stadswacht. De Melkert baan is dus een
positieve ontwikkeling.
Methodologisch individualisme: alleen individuele mensen hebben een wil en kunnen doelgericht
handelen. Aggregaties van individuen hebben deze kenmerken niet. Wanneer je methodologisch
individualisme gebruikt ga je als socioloog in het hoofd van een individu duiken, hiervoor moet je
uitgaan van het rationaliteitsprincipe: een individu denkt rationeel na. Wanneer een socioloog
uitspraken wilt doen over gedrag van groepen dan kun je spreken van vicarious problem-solving:
een socioloog zet zichzelf in de schoenen van het individu, neemt aan dat het individu bepaalde
voorkeuren heeft, beargumenteert wat hij zelf zou doen in de situatie en zoekt naar verdere
motieven die het gedrag van het individu beïnvloeden. Een socioloog moet dus normatieve vragen
aan de kant zetten en beargumenteren waarom gedrag van een individu een uitdrukking is van hun
voorkeuren.
Rationaliteit wordt met de cognitivistische actor van Boudon verder uitgelegd:
- Actoren handelen doelgericht (met het oog op de gevolgen van het handelen).
Zweckrationalität.
- Actoren handelen waardebetrokken (op grond van principes, normen en overtuigingen).
Wertrationalität.
Mensen handelen dus rationeel, maar dat betekent niet dat rationele keuzes altijd tot sociaal
rationele uitkomsten leiden. Hierbij kun je spreken van een micro-macro kloof: sociaal irrationele
toestanden zijn niet direct terug te voeren op irrationele individuele besluitvormers. Als er
bijvoorbeeld een brand in een gebouw is en iedereen gaat (vanuit rationaliteit) naar de ene kleine
nooduitgang, dan kan dit ervoor zorgen dat de nooduitgang verspert raakt en dat daardoor heel erg
veel doden vallen.
Een ongelijke verdeling van informatie kan ervoor zorgen dat er problemen tussen individuen
ontstaan. Twee soorten informatie problemen die vaak voorkomen:
Moral hazard: na een bepaalde overeenkomst tussen twee actoren, gaat een van de actoren slecht
of risicovol gedrag vertonen, wetende dat de andere factor de kosten zal moeten dragen van dit
gedrag. Actor A heeft hier een informatie voordeel: diegene heeft alle informatie en actor B niet.
Bijvoorbeeld: een persoon (actor A) heeft een fiets verzekerd, diegene gaat vervolgens minder
voorzichtig met zijn fiets om omdat diegene weet dat zijn fiets verzekerd is. De verzekering (actor B)
heeft niet alle informatie: ze weten niet hoe actor A omgaat met de fiets.
Adverse selection: voordat er een overeenkomst wordt gemaakt tussen twee actoren, heeft de ene
actor minder informatie over hetgeen wat afgesproken wordt dan de andere actor. Bijvoorbeeld:
iemand adverteert een “nieuwe” auto op marktplaats terwijl er van alles aan de auto mankeert.
Principal-agent model: een model die de relatie tussen een principaal (beleidsmaker zoals een
minister etc.) en een agent (uitvoerder zoals politieagent) weergeeft. Bij het verplicht maken van
mondkapjes in kledingwinkels dan is de overheid bijvoorbeeld de principaal en de winkels zelf de
agent. Een principal-agent model wordt vaak toegepast op een werkgever-werknemer relatie.
(Verdere informatie zie blz. 42).
Hoofdstuk 3 The promises and pitfalls of state intervention
Er zijn veel verschillende manieren waarop een staat zich kan interveniëren met de bevolking. Veel
van deze soorten staten (die een efficiënte bureaucratie hebben) hebben veel public goods (zoals
verzekeringen en uitkeringen) waardoor er een hoge kans is op free-riding.
Liberalen: Lage mate van staatsinterventie
- De markt reguleert zichzelf: onzichtbare hand principe.
Socialisten: hoge mate van staatsinterventie: Sociale zekerheid.