Filantropie
Hoe maatschappelijke betrokkenheid ons helpt te overleven
Examen Inleiding Filantropie 2021-2022
Theo Schuyt
6436 woorden
1
,1 Inleiding
Filantropie is van iedereen en overal
Nederland is van oorsprong een land van maatschappelijk particulier initiatief. Er zijn echter geen
cijfers beschikbaar, wat naar mijn mening merkwaardig is. Schuyt begon daarom de studie ‘Geven in
Nederland’. Er is minder aandacht voor de rol van de maatschappelijke betrokkenheid van alle
Nederlanders in het algemeen, omdat er immers verwacht wordt dat de overheid met haar
voorzieningen (van de verzorgingsstaat) het 'serieuze werk' uitvoert.
Volgens Schuyt verdient filantropie een plaats in de samenleving: “Niet aan de randen ervan, maar in
het kloppend hart” (pagina 15). Filantropie is een begrip dat in de meest eenvoudige zin staat voor:
‘handelen voortkomend uit liefde voor de mens, en wel de mensheid in zijn algemeenheid’. Het gaat
hierbij altijd om het welzijn van anderen en de gemeenschap, oftewel het collectief.
Filantropie wordt voorgesteld als een exclusieve activiteit van de (super)rijken, waarmee vergeten
wordt dat filantropie een zaak is van alle mensen. ‘Geven in Nederland’ toont bijvoorbeeld aan dat
Nederlandse huishoudens het grootste deel van de filantropische bijdragen leveren. Persoonlijk
dacht ik zelf ook dat vooral de miljardairs ‘geven’, omdat er aan hen zoveel aandacht wordt besteed
in de media. In tijden van crises wordt het karakter van filantropie meestal nog beter zichtbaar.
De reden waarom ik dit vak in mijn extra-curriculaire ruimte heb opgenomen, is omdat ik over
verscheidene disciplines wat te weten wil komen. Het viel meteen op dat ‘Inleiding Filantropie’ onder
geen enkele studie viel; er is geen discipline an sich, ook al krijgen meer wetenschappen (in
toenemende mate) belangstelling voor filantropie. De multidisciplinaire ontwikkeling van filantropie
belemmert het zicht op het karakter ervan. Schuyt pleit daarom voor een nieuwe wetenschappelijke
discipline: de filantropologie. Hij hoopt dat de relevantie ervan niet tot en bepaald werelddeel of land
beperkt zal blijven.
2
, 2 Hoe overleven samenlevingen
Filantropie als universeel sociaal arrangement
Filantropie richt zich op de behoeften van anderen of op maatschappelijke vraagstukken volgens
Luhmann. Wanneer men zich niet kan voorzien van z’n eigen behoeften, kan er steun en hulp van
anderen worden geboden. De aard van deze hulp hangt samen met het type maatschappij, waarin
deze hulp gegeven wordt. Luhmann noemt dit ‘structurele differentiatie’. Het driefasenmodel van
Luhmann beschrijft de maatschappelijke voorwaarden waaronder hulp kan worden verwacht en
gegeven. In de eerste fase kent men elkaar persoonlijk of is familie van elkaar. De tweede fase
beschrijft dat met elkaar niet meer persoonlijk kent. Het geloof, het liefdadigheidsgebod en de
geloofsgemeenschap spelen een rol. In de derde fase is de afstand tussen mensen vergoot.
Overheidsprogramma’s verziet men immers van hun behoeften.
Hij geeft een verklaring voor verschillende sociale arrangementen om het ‘helpen’ te organiseren. In
weinig gedifferentieerde maatschappijen, zoals in stamverbanden, worden elkaars behoeften vervuld
door het mechanisme van reciprociteit. In complexe maatschappijen, die uitdifferentiëren, is dit
mechanisme structureel nutteloos, omdat men elkaar bijna nauwelijks meer persoonlijk kent. Naast
reciprociteit ontstaat er een religieus gebod van liefdadigheid door kerkelijke- en particuliere
instellingen. Als samenlevingen nog complexer worden, dan zegt Luhmann dat er een apart
maatschappelijk subsysteem wordt uitdifferentieert, geregeld vanuit de overheid.
Mishra bespreekt een aantal theorieën over de relatie tussen maatschappij en sociale voorzieningen
(social policy). Hij geeft vijf verklaringen voor de aanwezigheid van welzijnsbeleid. De ‘social
administration theory’ bespreekt dat het uitspreken van feiten en in het publiek aandacht vragen
voor problemen, beleid uitlokt. De burgerschapsbenadering ziet beleid als een gevolg van sociale
rechten, die zich ontwikkeld hebben uit burgerrechten en politiek rechten door de jaren heen. De
convergentietheorie claimt dat de industrialisatie de motor achter de ontwikkeling van beleid is. De
functionalismetheorie verwijst naar ‘structurele differentiatie’. De samenleving vormt een eenheid
waarbij maatschappelijke instituties een functie hebben en bijdragen aan de instandhouding van het
system. Het marxistische perspectief vindt dat de staat en de politiek de voorzieningen bepalen.
Mishra geeft aan dat de belangrijkste soorten sociale arrangementen, waarmee maatschappijen in
behoeften kan worden voorzien, zijn: sociale overheidsvoorzieningen, wettelijke fiscale voordelen,
bedrijfswelzijnsvoorzieningen, reciprociteit en liefdadigheidshulp/vrijwilligerswerk. Hij stelt vast dat
elk land een wisselende samenstelling kent van deze sociale arrangementen. Ik ben van mening dat
Mishra’s werk is dynamischer is dan Luhmann’s werk, omdat Mishra ook probeert om de wisseling in
sociale arrangementen te verklaren. Echter ben ik het wel eens dat Luhmann’s werk inclusiever is,
omdat hij begint bij de archaïsche maatschappij. Dit hoofdstuk is een sterke introductie van het boek
met interessante gekozen sociologen. Ik ben persoonlijk deze namen nog nooit tegengekomen (ook
niet in mijn studie).
Uit de analyse van zowel Luhmann als Mishra blijkt dat specifieke arrangementen behoeften
vervullen. Filantropie is een mogelijkheid. Filantropisch handelen behoort tot de relaties die mensen
uit betrokkenheid aangaan (Bielefeld’s model) en vinden plaats binnen maatschappelijke normen en
waarden. Filantropie wordt daarom beschouwt als een belangrijk systeemvereiste (naast de
overheid, markt en familie) om te overleven. Ik heb de kracht van de filantropische sector nooit
meegekregen. Filantropie heeft met overheen gemeen dat het ‘algemeen belang’ wordt gediend,
echter is de weg ernaartoe anders. Nu ik erover nadenk, merk ik dat sommige maatschappijen
behoorlijk afhankelijk zijn van deze sector. Naar mijn mening is dit hoofdstuk wel een moeilijke
3