WEEK 3.2 SEBASTIAN CONRAD – SPACIE IN GLOBAL HISTORY
(HOOFDSTUK 6)
Spatiale turn: ‘ruimte’ als theoretische categorie herstellen. Het zoeken hiernaar wordt ook vaak
geassocieerd met de term globale geschiedenis. Het opende belangrijke vragen voor de discipline:
moet globale geschiedenis de hele stretch van menselijke ervaring omvatten? Wat zijn de geschikte
eenheden – de plekken – voor globale historici?
Vaak wordt microgeschiedenis tegenover macrogeschiedenis (structuralisme) gezet. In ieder geval
gaan globale historici verder dan Eurocentrische ruimtelijkheid, waardoor het een centraal aspect
wordt voor de discipline. Maar wat is globaal? Een bepaalde sfeer van sociale actie en van analyse? Is
het een gegeven of geproduceerd door sociale activiteit en praktijk? Als globale historici het gehele
verhaal van de transnationale wereld moeten vertellen, moet de natiestaat achterwege gelaten
worden. Zelfs meer dan dat is nodig: de gehele noties van ruimtelijke eenheden (rijken, religies,
samenlevingen) moeten verdwijnen. Historici van deze noties waren altijd al geïnteresseerd en
transnationale connecties (bv. De geschiedenis van slavenhandel, waar mensen een trans-Atlantische
focus innamen, maar ook keken naar Afrika, Europa en Indische Oceaan). Slavenhandel zorgde voor
nieuwe vormen van communicatie binnen nieuwe ruimtelijkheden, maar historici waren vaak
geneigd alleen slavenhandel toe te rekenen aan Noord-Amerikaanse geschiedenis o.a.. Ze namen dus
alsnog een nationale aanpak. Een ander voorbeeld dat al globaliteit ingebakken heeft is milieu
geschiedenis, omdat vervuiling en klimaatverandering altijd over grenzen gaan. Toch zijn historici
snel geneigd nationaal te onderzoeken (ook wetgevend is het vaak nationaal). Echter zouden milieu
effecten juist belangrijk zijn om transnationaal te bekijken.
Moet de uitweg van nationaal naar transnationaal gelijk betekenen dat je alles globaal moet kijken?
Dat denken veel mensen. En die historici bestaan ook wel (global histories van de Koude Oorlog,
suiker en katoen, staatsbouw, 19e eeuw, mensheid etc.). Maar hoewel ze populair zijn, zijn ze niet
per se kenmerkend voor globale geschiedenis als discipline. Sommigen kijken niet naar de gehele
wereld, maar zoeken naar nieuwe alternatieve historische ruimtes.
Er zijn veel pogingen geweest voor deze alternatieve ruimtes (voorbij naties, maar kleiner dan
globaal). Wat innovatief is ligt ook aan het veld en periode (grote Europese perspectieven zijn minder
uitdagend voor een middeleeuwste historicus dan voor historici van de moderne tijd). In dit artikel
worden vier strategieën besproken voor het denken in globale ruimtes:
- Het construeren van grote transnationale regio’s
- Het paradigma van ‘following’
- Het denken in netwerken
- Het schrijven van micro-geschiedenissen van de wereld
Transnationale ruimtes: oceanen
Een van de meest populaire strategieën om verder te gaan dan de natiestaat is het werken binnen
grotere, supranationale ruimtes die bemiddelen tussen lokale omstandigheden en grote wereldwijde
omstandigheden. In deze context zijn interactieve ruimtes naar de voorgrond geschoven, zoals grote
oceanen, die voor uitwisseling zorgden. Deze ruimtes laten ons zien hoe interactie en communicatie
voor nieuwe vormen van stabiliteit zorgden.
, Zulke perspectieven zijn niet nieuw. Mensen hebben al lang over Islamitisch Eurazië geschreven,
bijvoorbeeld. Oceanen kregen al eerder een historiografie. Maar meestal in vroegmoderne context.
Oceanen hebben vaak gefunctioneerd als inter-connecties tussen politieke en culturele grenzen.
Globale historici hebben doorgebouwd op deze bases: vooral onderzoek naar de Atlantische oceaan.
En onderzoek heeft gezorgd voor verscheidene aanpassingen gedaan die voorbij gaan aan de eerdere
onderzoeken.
- Zo ziet men de cohesie van zulke macro-regio’s (maritieme geschiedenis) niet meer als alleen
beperkt tot de vroegmoderne periode. Men ziet nu ook het belang van oceanische ruimtes
voor moderne periode, omdat het transnationale arena’s zijn die bemiddelen tussen
nationale en globale processen (economisch/cultureel).
- Eerdere vormen van het denken in grote regio’s (bv. Middeleeuws Europa) waren vaak
Eurocentrisch. Recentere historici dagen dit uit. Sommigen onderzoeken hoe Europe
geschapen is door bijvoorbeeld de zijderoute. Deze werken laten zien dat Europese
geschiedenis niet kan worden beschouwd als zelfgemaakt, maar als resultaat van
verbindingen met andere regio’s. Men is ook gaan kijken naar regio’s waar Europa juist
ondergeschikt was (bv. De geschiedenis van de Indische Oceaan de wieg van globalisatie,
deze oceaan had al veel belang voor Azië, Afrika en de Arabische wereld voordat Europa daar
aanwezig was. Net zoals de Zwarte zee, de Stille Oceaan etc.).
Ontdekken van alternatieve ruimtelijkheden
Voorbij geschiedenissen van grote regio’s en maritieme werelden, heeft globale geschiedenis ook
meer experimentele manieren getriggerd om ruimte te ordenen. In de geschiedenissen van
goederen, organisaties, gezondheid en arbeid hebben historici van die velden gezorgd voor nieuwe
ruimtelijke kaders voor hun studies. Het gaat vaak niet om gefixeerde plekken, maar begint met
vraag, mensen, ideeën en processen. Op deze manier zijn historici in staat geweest om begrensde
territoria te overstijgen, om locaties binnen naties te verbinden naar andere, supranationale niveaus,
en om overlappende ruimtes te verkennen.
Dit komt ook door discussies in bijvoorbeeld antropologie. Georges Marcus veranderde ‘following’ in
een methodologie voor het doen van etnografie in een globale periode: ‘follow the people, the thing,
the conflict etc.’. Historici hebben dit opgepakt en volgen dus geen gefixeerde locatie, maar bewegen
door regio’s heen afhankelijk van de dynamieken die ze bestuderen. Bijvoorbeeld het volgen van de
verspreiding van afstammelingen van de profeet Mohammed (Yemen Indische Oceaan
Zuidoost-Azië). Of het volgen van slaven, contractarbeiders, seizoensarbeiders, gastarbeiders in de
geschiedenis van arbeid. De geschiedenis van goederen volgt suiker, katoen, soja, porselein en glas
over geografieën en over verschillende periodes. Dit zijn studies naar verbindingen die plekken van
productie en consumptie met elkaar verbinden en laten zien hoe deze goederen impact hadden op
huishoudens en grote groepen. Het is een vorm van zowel economische als culturele geschiedenis
(het bestudeert ook de motieven van arbeiders, ondernemers, bankiers, handelaren etc.).
Zoals deze voorbeelden illustreren, zorgen globale aanpakken ervoor dat historici nieuwe kaders
verkennen en experimenteren met ruimtelijke categorieën om verbindingen van het verleden in
kaart te brengen. In de beste gevallen zijn ze in staat om de regelmatigheden van grote
grensoverschrijdende processen te vangen, met aandacht voor het lokale niveau, zoals wanneer de
focus zich richt tot producenten en consumenten. Ook kunnen de historici van deze velden bewijzen
dat globalisatie niet zal leiden tot het vervagen van grenzen. Zoals recent werk heeft aangetoond, is
het nuttiger te spreken van regimes van territorialiteit – veranderende relaties tussen de natie en de
staat, tussen bevolking en infrastructuur, tussen grondgebied en wereldorde. Veranderingen in de