Cognitie &
gedrag
Hoorcollege
aantekeningen
deeltentamen 1
,College 01
Cognitie gaat over de geest, waar je mee denkt. Descartes hanteerde de methode van de twijfel, die hij gebruikte om voor zichzelf bewijs te
vinden voor of iets wel bestond of niet. Hij zei dat hij niet zeker wist of de wereld en zijn lichaam wel bestonden. Maar hij kon niet twijfelen
aan het feit dat hij twijfelde, want twijfelen is een vorm van denken. Denken kan niet tegelijkertijd niet bestaan. Ik denk dus ik ben. Denken
is een eigenschap van de geest, dus de geest bestaat. Volgens Descartes bestaat de geest dus wel.
Beslissen, probleem oplossen, sensatie, bewustzijn, geheugen, kennis, perceptie, aandacht, taal en leren zijn de mentale functies van de
geest.
Signaal detectie theorie: beslissen in onzekerheid en de vier opties die je kunt kiezen bij het maken van een beslissing.
De neuropsychologie bestudeert hoe hersenschade cognitie beïnvloed.
De geschiedenis van de cognitieve psychologie.
F.C. Donders heeft veel betekend voor de cognitieve psychologie. Hij heeft de snelheid van mentale processen onderzocht. Mensen
geloofden dat de snelheid heel klein was. Helmholtz onderzocht hoe lang het duurt voordat een actiepotentiaal een zenuw in het lichaam
bereikt. Hij stimuleerde een zenuwcel voor een beenbeweging en meet hoe lang het duurde voordat het been bewoog. Donders wilde dit ook
onderzoeken met een wilsbepaling (het maken van een beslissing).
Donders begon met het opstellen van een model die gold als je een beslissing maakt.
1. Allereerst moet er een stimulus zijn, waar je je bewust van bent (stimulus detection). Om dit te meten gebruikte hij de Simple RT
task: zo snel mogelijk op een knop drukken.
2. Dan moet je bepalen wat het is, wat je ziet (stimulus discrimination). Alleen hierna kun je beslissen, wat je wil (deciding).
Hiervoor gebruikte hij dezelfde techniek, maar dan moet iemand beslissen, de Choice RT task.
3. Daarna kun je de actie doen (execution of action).
Voor een simpele taak (simple RT) bestaat de reactietijd uit twee processen: detection + motor execution. In het geval van de keuze taak
(choice RT) moet je vier dingen doen: detection + discrimination + deciding + motor execution. Donders zei dat het verschil tussen deze
twee discriminatie en beslissen is.
Hierdoor introduceerde hij de go/no go task: het reageren op een stimulus die er wel is en het niet reageren op een andere stimulus. Je hoeft
niet te kiezen, totdat je moet discrimineren. Het is belangrijk dat ‘beslissen’ niet meer meedoet. Hoe kunnen we nu de tijd isoleren?
Simple RT: detection + motor execution
Go/no go RT: detection + discrimination + execution
Choice RT: detection + discrimination + deciding + motor execution
Discrimination = RT (Go/no go) - RT (simple)
Deciding = (RT (choice) - RT (go/no go)
Donders was verantwoordelijk voor de geboorte van de cognitieve psychologie. We kunnen het psychologische aspect kwantificeren, door
het van gedrag van te trekken. De methode van het aftrekken.
Je kunt dus mentale processen meten door gedrag te bestuderen. Weber was ook belangrijk. Een waarneembaar verschil, bijvoorbeeld tussen
twee groottes, is niet absoluut maar relatief. Je ziet het verschil tussen twee rondjes niet zo goed als het verschil bij beiden 10 px is, maar wel
als het bij beiden 20% is. Dit geldt voor alle andere waarnemingen.
Wet van Weber, waarneembare verschil is constant: delta i/i = k.
K = 20%.
Waarneembaar verschil bij diameter van 50 px is 10 px. Hiermee kun je de Weber fractie uitrekenen. Dit geldt voor heel veel stimulus
eigenschappen.
Je kunt metingen verrichten aan mentale processen.
Donders deed dit door de duur van mentale processen te bepalen en Weber deed dit door waarneembare verschillen aan verschil in fysieke
kenmerken te relateren. Dit waren de eerste wetten in de psychologie.
In Amerika en Duitsland gingen psychologische laboratoria onafhankelijk van elkaar ontstaan. Deze gingen enkel en alleen zich richten op
de psychologie. William James (VS) en Wilhelm Wundt (Duitsland) deden dit bijvoorbeeld. Ze waren heel geïnteresseerd in de geest en
, bewustzijn. James was geïnteresseerd in de stream of consciousness: de inhoud van ons bewustzijn is een parade van sensaties, gevoelens,
gedachten, beelden, etc. James wilde, net als Wundt, door introspectie achter de inhoud van deze stroom komen.
Armchair psychology: vertel me maar eens wat er omgaat in jouw bewustzijn. Donders, Weber, Wundt, Ebbinghaus en James bestudeerden
de mind. Dit zou drastisch veranderen door Watson, want hij vond dit problematisch. Het berust op introspectie, resultaten verschillen van
persoon tot persoon. Innerlijke processen zijn niet te observeren/verifiëren. Belangrijker nog was Pavlov. Objectief kun je psychologie
bedrijven, door te kijken naar observeerbaar gedrag. Psychologie = gedrag. Hierbij is het behaviorisme geboren. Introspectie is niet
wetenschappelijk, bewustzijn is te vaag. De inhoud van de mind is irrelevant (niet bestudeerbaar), we moeten gedrag bestuderen: de invloed
van stimuli op gedrag. Gedrag bestaat uit aangeleerde stimulus-respons relaties.
Behaviorisme beheerste de psychologie lang. Maar na een tijdje ging het weer terug naar het mentale, want:
- Tweede wereldoorlog. Waarom bombarderen piloten verkeerde doelen? Deze vragen konden niet beantwoord worden door
behaviorisme.
- Problemen van behaviorisme. Skinner bestudeerde de ontwikkeling van taal. Bekrachtiging van kracht is de drijfveer achter
taalontwikkeling. Maar, de bekrachtiging is pas na de uitspraak. Kinderen zouden spontaan simpele klanken uitstoten volgens
Chomsky. Een aangeboren taalvaardigheid. Dit was het eerste probleem.
- Opkomst computer. De computer rekent met symbolen (iets wat voor iets anders staat). Dat doen wij ook! Je kunt een computer
zien als een input/ouput machine. Door de computer kwam de gedachte op dat we verwerking in de hersenen ook zo kunnen
bekijken. Informatieverwerking: input, verwerking, output. De computer is hardware, het programma de software. De hersenen
kun je ook zo beschouwen. De hersenen is de hardware en een aspect van cognitie, bijvoorbeeld je geheugen, is de software
(volgens Neisser). De hardware beschrijven we dan ook vaak in structurele modellen. Structurele modellen beschrijven de
fysieke (biologische) structuren. De software kun je ook in een model vangen. In dit geval gaat het over procesmodellen.
Procesmodellen beschrijven cognitieve processen.
Helmholtz: fysiologische processen kosten tijd en beschrijven niet alles
Donders: mentale processen kosten tijd en zijn meetbaar
Weber: hoe verhoudt het fysieke zich tot het mentale?
Wundt & James: stichters psychologie als wetenschap met introspectie als methode
Watson & dieronderzoek: het mentale kun je niet bestuderen
Mens & dieronderzoek: behaviorisme kan spontaan gedrag niet verklaren
WW II: mensen maken menselijke fouten, waarom? Geen antwoord.
De eerste computers: metafoor voor hersenen.
Neisser: het brein als informatieverwerker.
Moderne psychologie: structurele en procesmodellen.