Geschiedenis-Memo: Hoofdstuk 2-De tijd van regenten en vorsten - De gouden eeuw
Basis 2: De handel in de Republiek groeit
Begrippen:
Oostzeevaart: handel tussen Nederland en Oostzeegebied
Commerciële landbouw: het verbouwen van landbouwproducten, zoals hennep en vlas voor de handel
Stapelmarkt: plaats waar ingekochte producten worden opgeslagen om vandaaruit weer te worden verhandeld
Moedernegotie:. De (graan)handel op de Oostzee, die het begin was van alle andere Nederlandse
handelsactiviteiten en -successen.
Handelskapitalisme: een vorm van een economie waarin kooplui zoveel mogelijk winst proberen te maken met
handel.
Welke stad werd in de 17e eeuw HET centrum van de wereldhandel?
- Amsterdam
Waardoor kwam het, dat Amsterdam HET centrum werd van de wereldhandel?
- Veranderingen in de landbouw
- Toenemende handel met het Oostzeegebied
- De verplaatsing van de handel vanaf 1585 van Antwerpen naar Amsterdam (de val van Antwerpen)
Hoe kwamen die veranderingen in de landbouw en hoe ontstond de commerciële landbouw?
- De drassige gronden in Holland waren niet geschikt voor graanverbouw, maar wel als weidegrond voor
vee. Door de vee ontstond er handel met bv kaas en boter, maar er moest wel graan komen voor het
groeiende aantal mensen. Dat graan werd gehaald in het Oostzeegebied door de Oostzeevaart. De
Hollandse boeren produceerden niet alleen voor eigen onderhoud, maar ook voor de markt. Zoals
Hennep en vlas, daar werden weer touw, zeildoek, olie en linnen van gemaakt. Zo ontstond de
commerciële landbouw.
Wat waren de gevolgen van de val van Antwerpen?
- De Hollandse en Zeeuwse steden groeiden door de grote stroom nieuwkomers uit hun voegen.
- Vlaamse handelslieden hadden handelscontracten in heel Europa. Die handel verplaatsen zij naar
Amsterdam en andere steden.
- Vlaamse ambachtslieden maakten hoogwaardige producten, daarmee brachten ze nieuwe soorten
nijverheid naar Holland en Zeeland
- Deze luxe producten leverden veel winst op, de Amsterdamse stapelmarkt veranderde zo van een
grondstoffenmarkt in een markt van luxe producten
- Er kwam veel werk, zoals in de scheepsbouw, de zeilmakerijen, touwslagerijen en de nieuwe nijverheid
Amsterdam werd in de 17e eeuw een stapelmarkt. Omschrijf in je eigen woorden wat een stapelmarkt is .
- Een stapelmarkt is een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht. Bijv: hout
en graan.
Hoe veranderde de Amsterdamse stapelmarkt ?
- De stapelmarkt handelde eerst vooral in grondstoffen die werden doorverkocht. Later werden
grondstoffen steeds vaker bewerkt tot luxeproducten en dan pas verkocht.
De scheepsbouw kwam met een nieuw schip, hoe heet dat schip en wat is het doel van dit schip?
- Het fluitschip, dit schip was ontworpen om zo min mogelijk tol te betalen in de Sont. Er was ook minder
bemanning nodig, dus minder kosten en meer winst.
De broers Andries en Cornelis Bicker zijn rond 1640 bekende gezichten op de Amsterdamse koopmansbeurs,
wat deden zij daar?
- Andries Bicker handelde in bont en pelzen , die hij van kooplieden kocht uit Rusland, hij wilde de enige
handelaar zijn in bont en pelzen.
- Cornelis Bicker handelde in Chinese en Perzische zijde , die hij kocht van een Perzische koopman.
- De twee broers woonden en werkten in Amsterdam .
1
, Basis 3: Handel met gebieden overzee
Begrippen:
Wereldeconomie: een economie die zich over de hele wereld uitstrekt, doordat producten uit landen van de hele
wereld verhandeld worden
Voorcompagnieën: handelsbedrijf dat voor het ontstaan van de VOC in 1602 schepen naar Azië stuurde om
specerijen te halen
Verenigde Oost-Indische Compagnie(VOC): handelsmaatschappij die in 1602 werd opgericht. De VOC had als
enige het recht om handel te drijven met gebieden in Azië
Heren XVII: Bestuurders van de VOC
Handelsmonopolie: het recht om als enige handel te mogen drijven met een bepaald gebied
West-Indische Compagnie (WIC): Handelsmaatschappij die in 1621 werd opgericht. De WIC had als enige het
recht om handel te drijven met de gebieden in Amerika en Afrika
Driehoekshandel: de handel tussen West-Afrika, Amerika en Europa ( op de kaart te zien als een driehoek)
Wat heeft het ontstaan van een wereldeconomie te maken met de ontdekkingsreizen?
- Door deze reizen werden nieuwe handelsgebieden ontdekt.
- Producten uit verschillende werelddelen werden in handelssteden verhandeld.
Hollandse en Zeeuwse kooplui wilden zoveel mogelijk winst maken met hun handelsactiviteiten. Een groep
kooplui richtte samen een “compagnie ”op om schepen naar Oost-Indië te sturen. Dit ging goed en zo werden
er steeds meer compagnieën opgericht. Hoe noemde ze deze compagnieën?
- Voorcompagnieën (soort bedrijfjes)
In 1602 werd de VOC opgericht, door de voorcompagnieën samen te voegen. Wat was daar de reden voor?
- Om onderlinge concurrentie te voorkomen
- Om elkaar te beschermen tegen de Portugezen.
Waaruit bestond het bestuur van de VOC en hoe werden deze genoemd?
- 17 mannen uit verschillende Hollandse en Zeeuwse handelssteden, ze werden genoemd de Heren XVII.
Wat voor besluiten nam dit bestuur?
- Welke producten werden ingekocht en wanner deze producten werden doorverkocht voor de beste prijs
- Welke schepen er gebouwd mochten worden
- Hoe hoog de lonen waren van de zeelui
- Hoeveel winst er werd uitbetaald.
De VOC kreeg bijzondere voorrechten van de Staten-Generaal, welke waren dat?
- Het recht om als enige handel te drijven in Oost-Indië, bijv: ze hadden een handelsmonopolie, dus een
alleenrecht op producten zoals nootmuskaat, foelie, peper, kruidnagel en thee.
- Forten bouwen
- Verdragen sluiten en zelfstandig oorlog voeren met de vorsten in Oost-Indië
Welke gevaren waren er op de heenreis voor VOC-schepen? Leg uit waarom dit juist op de heenreis gebeurde?
- De gevaren waren: Opstand en kaping door de eigen bemanning.
- Op de heenreis: De schepen hadden kisten vol goud en zilver bij zich om de koopwaar te betalen.
Kooplieden ontdekten rond 1600 een groeiende vraag naar specerijen. Hoe kwamen die specerijen op dat
moment naar Europa? En welke drie voordelen had de handel in specerijen?
- De Portugezen haalden ze van de Indische eilanden.
- Het waren kleine producten, waar veel vraag naar was en die in grote hoeveelheden vervoerd konden
worden. Door de grote vraag konden kooplieden er veel winst op maken. De producten bedierven niet
onderweg.
2