Zelfgemaakte oefenvragen 21/22
H1
Wat is het verschil tussen een angststoornis en angst?
Angst is een ongemakkelijk gevoel (subjectief), waarvan de bron aspecifiek of onbekend is voor
het individu. Bij een angststoornis is de angst heviger en staat deze niet meer in verhouding tot
dat waar je bang voor bent. Ook blijft de angst langer bestaan en is het gevoel voortdurend op
de achtergrond aanwezig. Bij een angststoornis belemmert angst je in het dagelijks leven.
Worden angststoornissen sneller geconstateerd bij mannen of vrouwen? Beargumenteer
je antwoord.
Een angststoornis wordt 2x zo vaak gediagnosticeerd bij vrouwen. Dit kan komen omdat
vrouwen het sneller toegeven en dus sneller symptomen rapporteren aan hun arts waardoor ze
sneller in behandeling gaan. Ook kan het worden verklaard door het feit dat er een link is tussen
misbruik in de kindertijd en kans op ontwikkelen van angststoornissen later. Misbruikt = hogere
kans angststoornis. Vrouwen zijn vaker slachtoffer dus hogere kans angststoornis.
Zijn er culturele factoren bij angststoornissen? Zo ja welke?
Ja binnen EU is sociale angst veelvoorkomend, je bent dan bang negatief beoordeeld te
worden, jezelf belachelijk te maken en voor schud te zetten. In Japan zijn ze juist bang om
andere voor schud te zetten. Je wil niet in sociale situaties spreken omdat je bang bent om
andere voor het hoofd te stoten.
Casus 1
Een 46 jarige vrouw durft sinds haar vader overleden is niet meer alleen te slapen. Zij kan
alleen slapen wanneer haar partner er bij is en als hij een paar dagen weg moet voor werk raakt
ze al overstuur. Ze is dan bang dat hem iets zal overkomen.
Antwoord: Dit is de separatiestoornis. Klachten hoeven niet voor het 18e levensjaar voor te
komen.
Casus 2
Een 26jarge man is 2 maanden geleden door een hond aangevallen. Sindsdien durft hij niet
meer verder te lopen wanneer hij een hond ziet. Hij is bang om opnieuw aangevallen te worden.
Antwoord: Andere gespecificeerde angststoornis, specifieke fobie sinds twee maanden.
Het kan dus een specifieke fobie worden maar omdat het nog niet 6 maanden bezig is kunnen
we dit niet met zekerheid vaststellen.
Casus 3
22 jarige man wordt elke keer zenuwachtig wanneer hij een praatje moet houden voor zijn
collega’s. Hij gaat trillen, zweten, wordt misselijk en duizelig.
Antwoord: Sociale angststoornis met specificatie plankenkoorts en paniekaanvallen.
,Wat is het verschil tussen de DSM 5 en de netwerktheorie? Welke vind jij beter?
DSM stelt dat een stoornis de symptomen verklaard en de netwerk theorie stelt dat symptomen
onderling directe relaties met elkaar hebben. Denk aan somber en moe, deze zijn onderliggend
aan slecht slapen. Iedere cliënt heeft zijn eigen netwerk van symptomen en die kunnen er voor
zorgen dat de mate waarin de symptomen tot expressie komen erg verschillen. De netwerk
theorie stelt dus dat symptomen niet verklaard worden door de stoornis maar dat alle
symptomen samen juist de stoornis zijn. En dit kan bij iedereen anders zijn in een bepaald
netwerk, wat dan weer die stoornis vormt.
Ik vind de netwerk benadering beter aangezien de dsm gebruikt maakt van een tautologie.
Wanneer je zegt dat iemand somber is omdat hij een depressie heeft is dit hetzelfde als dat je
zegt dat iemand rijk is omdat hij veel geld op de bank heeft staan ipv dat je zegt dat hij de loterij
heeft gewonnen.
Wat is een transdiagnostische marker? En geef een voorbeeld.
Een transdiagnostische marker is het idee dat psychische stoornissen een gemeenschappelijk
onderliggend mechanismen kunnen hebben dat opsporen/identificeren van deze
gemeenschappelijke processen onze complexiteit en heterogeniteit van stoornissen beter doen
begrijpen.
Of: een TDM gaat over dat stoornissen overeenkomende mechanisme hebben. Wanneer we
achter deze mechanismen komen kunnen we stoornissen beter begrijpen.
Een voorbeeld hiervan is Neuroticisme. Wanneer je hoog scoort op neuroticisme voel je je
sneller ontevreden, angstig en gestressed en wanneer je laag scoort voel je je heel tevreden en
ontspannen. Uit onderzoek is gebleken dat mensen die last hebben van depressie, bipolaire
stoornis of ocd hoog scoren op neuroticsme.
Welk soort conditionering staat centraal bij aanhouden angststoornis?
Zowel klassieke als operante conditionering.
Oefen tentamen vraag:
1. Noem twee angststoornissen waarvoor een combinatie van cognitieve
gedragstherapie en een farmacologische interventie effectiever is dan een van beide
therapieën afzonderlijk. Geef ook telkens 1 kenmerk (symptoom) van iedere stoornis.
Paniekstoonnis en gegeneraliseerde angst
2. Welke van deze twee termen past het best bij cognitieve therapie: assimilatie of
accommodatie? Leg uit waarom.
Accommodatie is bestaande kennis gebruiken om kennis/schema’s aan te passen.
Assimilatie is informatie aanpassen zodat het toch in een bestaand schema past.
Dus Accomodatie is het juiste antwoord.
Voorbeeld: Je hebt een vooroordeel dat een bepaald soort type mens lui is. Dan zie je dat type
mens werken waardoor je of: je schema kan aanpassen en vind dat al die mensen niet altijd lui
zijn (accomodatie) of je zegt dat alleen die persoon niet lui is als uitzondering op je vooroordeel
(assimilatie).
, H2
Wat zijn de 7 angststoornissen?
Specifieke fobie, selectief mutisme, sociale angststoornis, gegeneraliseerde angststoornis,
agorafobie, separate stoornis, paniekstoornis.
Je hebt ook nog middelen/medicatie veroorzaakte angstoornis en niet-gespecialiseerde
angststoornis maar die komen denk ik niet voor op het tentamen
Op een dag fietst Erik langs het sportcentrum, hij kijkt in het rond en ziet een bij. Erik
raakt afgeleid en valt waardoor hij pijn heeft. Na deze vreselijke gebeurtenis ervaart Erik
elke keer angst wanneer hij langs het sportcentrum rijdt. Wat is hier de CS, US, UR en
CR?
CS: Sportcentrum
US: Vallen
UR: Pijn
CR: angst bij sportcentrum
Waarom komt extinctie zo vaak voor?
Het is relatief gemakkelijk aan te leren en te onthouden maar je extinctie geheugen moet sterk
genoeg zijn zodat je de 2e herinnering kunt ophalen. En dit is een remmende aanpak.
Iemand is vroeger gepest en heeft een sociale fobie, je twijfelt om EMDR of Imagery
rescripting toe te passen als behandeling. Veel welke kies je en waarom?
EMDR omdat deze techniek bij een specifieke fobie niet altijd helpt maar voor een sociale fobie
(denk aan pesten vroeger) kan emdr wel helpen. Imagery rescripting zorgt er voor dat de
emotionele herinneringen veranderen en je er een andere mening over krijgt. Dit kan ook erg
effectief zijn. Dus het ligt er dan aan hoe erg de emotionele lading bij de sociale fobie is. Als
deze hoog is zou ik Imagery doen en anders EMDR.
H3
Aan de hand van welke 6 termen kunnen we een depressie omschrijven?
1. Endogene / exogene
2. Neuro vs reactieve
3. Psychotische vs neurotische
4. Vitale vs melancholische
5. Unipolair vs bipolair
6. Geagiteerde vs geremde
Wat zijn de 5 R’en van terugval?
1. Remissie
2. Response
3. Relapse/terugval
4. Recurrence/recidief
5. Recovery
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper TiuSam. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.