Hoofdstuk 1: Introductie
2 definities van de geest (mind):
• De mind maakt/controleert mentale functies: perceptie/
beslissen/aandacht/geheugen/emotie
o Mind=mentale processen
o Veel onderdelen van cognitie zijn onbewust
• Mind maakt representaties van de wereld zodat we kunnen handelen om onze doelen te
bereiken
o De geest is belangrijk bij functioneren en representaties maken om te overleven
Experiment van Donders: reactietijden bij beslissingen
• 3 soorten reactietijd-taken op een stimulus:
o Simpele reactietijd: detectie-> motorexecutie (uitvoering)
▪ Lichtje zien-> op een knopje drukken
o Keuze-reactietijd: detectie-> discriminatie-> keuze-> motorexecutie
▪ Linker lichtje gaat aan-> op linker knopje drukken
o Gaan/niet-gaan reactietijd: detectie->discriminatie-> uitvoering
▪ Reageer alleen op het linkerlampje
!!keuze-reactietijd duurt het langst!!
3 stappen bij het maken van een beslissing:
1. Detectie: er is een stimulus
2. Discriminatie: een appel en een peer
3. Beslissing: ik wil een appel
4. Uitvoering: appel pakken
Weber: waarneembare verschillen (zoals tussen 2 groottes), zijn relatief;
• De zintuigen registreren relatieve verschillen
• Wet van Weber: constant waarneembaar verschil dmv de Weberfractie
o Delta I/I=K (Weberfractie)
▪ 10 pixels verschil bij diameter 50 pixels-> 10/50=0,2
!!Mentale processen zijn niet direct meetbaar, je moet ze interpreteren uit gedrag!!
Structuralisme: ervaring is bepaald door basiselementen van ervaring te combineren
Wundt-> introspectie: zo goed mogelijk beschrijven wat je voelt of waarneemt (armchair psychology)
Watson twijfelde aan de introspectie omdat het subjectief en niet te verifiëren is
Procesmodel: processen worden uitgebeeld
Structureel model: hersengebieden of werkzame gebieden worden in kaart gebracht (hardware)
Behaviorisme: het mentale kun je niet meten, maar gedrag wel
- Bijvoorbeeld operante en klassieke conditionering
Ebbinghaus-> Savings method: vergeetcurve
• De hoeveelheid opgeslagen informatie na studeren is groter in een kort dan lang tijdsinterval
• Optimaal binnen de eerste 2 dagen
,Hoofdstuk 5 Kalat: Visie
!mensen kunnen alleen lichtstralen zien die loodrecht op de retina vallen!
Wet van specifieke zenuwactiviteiten: de hersenen interpreteren potentialen van verschillende
neuronen op een bepaalde manier (bijvoorbeeld reuk/audio/video), een auditief actiepotentiaal
vormt perceptie van geluid (?)
Stappen van licht kunnen zien:
1. Licht valt binnen in de pupil
2. Licht in de pupil wordt gefocust door de lens en het hoornvlies (cornea)
3. Licht wordt geprojecteerd op de retina, waar de visuele receptoren liggen
a. Licht van de linkerhelft van de omgeving valt op de rechterhelft van de retina, dit
geldt ook voor ondersteboven
i. Het brein codeert slechts de afbeelding dmv neuronactiviteit dus omgekeerd
maakt niks uit
Informatie gaat vanuit de achterkant van het oog (de receptoren op de retina) -> naar bipolaire
cellen (dichtbij het oogcentrum)-> naar ganglioncellen (nog dichter bij oogcentrum)
• Axonen van ganglioncellen komen samen en lopen terug naar de hersenen als de optische
zenuw
o Blinde vlek: de ganglioncelaxonen hebben een uitgang vanuit het oog, hier zitten
geen receptoren, waardoor de blinde vlek ontstaat. De blinde vlek wordt
automatisch door je brein ingevuld
• Amacrine cellen (overige cellen) krijgen informatie van de bipolaire cellen en sturen deze
naar andere bipolaire, amacrine en ganglioncellen
o Amacrine cellen verfijnen de input naar de ganglioncellen, waardoor de
ganglioncellen specifieker op vorm en beweging kunnen reageren
• Bipolaire, ganglion en amacrine cellen zijn transparant en verstoren geen licht in het oog
Fovea (gele vlek): centrale plek op de retina, gespecialiseerd in accuraat en gedetailleerd zicht
(roofvogels hebben er dus 2)
• De receptoren zitten hier dicht op elkaar (omdat er bijna geen bloedvaten en ganglioncellen
in de fovea zijn-> bijna onbelemmerd zicht)
• Bevoelig voor detail (acuity)
• Elke receptor in de fovea is verbonden aan 1 bipolaire cel die verbonden is aan een
dwergganglioncel met 1 directe axon naar het brein
o Dwergganglioncellen reageren maar op 1 kegeltje-> ieder kegeltje in de fovea heeft
dus een directe route naar het brein
Hoe dichter bij de buitenrand van de retina (periferie), hoe meer receptoren overgaan in
bipolaire/ganglioncellen:
• Bij de periferie-> beter zicht in gedimd licht
• Bij de periferie-> minder gedetailleerd zicht
Retina bestaat uit staafjes en kegeltjes:
• Staafjes: vooral in de periferie (scotopisch-> bij weinig licht)
• Kegeltjes: vooral in/rond de fovea (fotopisch-> bij genoeg licht)
o Reageren op helder licht en kleur
o Veel input naar het brein
▪ Nachtdieren zien in het donker dus hebben meer staafjes !!
,Soorten kegeltjes met golflengten:
• S (short)-> blauw
• M (medium)-> groen
• L (long) rood
Iedereen heeft verschillende hoeveelheden en spreiding van de cellen en axonen in de optische
zenuw en visuele cortex, als gevolg van genetische aanleg, maar ook sporters hebben bijvoorbeeld
beter zicht dankzij training
Staafjes en kegels bevatten fotopigment: chemicaliën die energie loslaten na aanraking door licht
- Fotopigmenten bestaan uit vitaminen en opsinen (eiwitten die de fotopigmenten
modificeren voor verschillende golflengten)
- Licht zet de vitaminen (11-cis-retinaal) om in all-trans-retinaal-> energie wordt vrijgelaten die
second messengers activeert (metabotropisch!!)
Trichromatische (3-kleuren) theorie (Young-Helmholtz):
• We nemen kleur waar dankzij relatieve respons van 3 soorten kegeltjes (ieder van de 3
kegels is gevoelig voor een bepaald bereik golflengte-> s/m/l), door de respons in het brein
te ‘vergelijken’
• Activiteit van een cel relatief tot andere cellen-> perceptie!
• Het zenuwstelsel bepaalt de kleur van licht door te vergelijken
o Sommige dieren hebben maar 1 kegel en zijn dus kleurenblind
• Mensen hebben sterke verschillen in spreiding, maar dit heeft amper invloed op zicht
• Van veraf lijkt blauw zwart, omdat er maar weinig S-kegeltjes zijn (voor blauw dus)
Visueel veld: het deel van de wereld dat je ziet vóór kleurwaarneming
Opponent-process theory: kleur wordt waargenomen in termen van tegenovergestelden op
continuüms van kleur:
• Rood-groen, geel-blauw, zwart-wit
• Na langdurig staren naar een kleur, putten je receptoren uit en neem je de
tegenovergestelde kleur waar (uitputting-> inhibitie van een rood receptor betekent dus dat
je dan groen ziet)
o Bipolaire cel in de retina wordt geëxciteerd door korte golflengte kegel en
geïnhibeerd door lange kegels-> activiteit van de respons op die korte neemt toe
door excitatie en voor lange neemt af, maar na lange exposure is er minder excitatie
en krijg je dus de inhibitie respons te zien
Kleur constantheid: de mogelijkheid om kleuren te herkennen, ondanks verandering van belichting
De retinex theorie probeert kleur constantheid te verklaren:
• De cortex vergelijkt info van verschillende delen van de retina om de helderheid/kleur van
iets vast te stellen
Kleurenblindheid (deficiëntie): zwart-wit zicht is zeer zeldzaam, dus ben je eerder deficiënt dan
kleurenblind:
• Dieren hebben 4 kegels, mensen zijn dus relatief kleurenblind
• Genetisch bepaald op x-chromosoom
• Kegelsoort ontwikkelt niet/abnormaal
• Verschillende kegels kunnen hetzelfde fotopigment hebben dat dit veroorzaakt
, Soms hebben vrouwen een soort 4e kegel: genetische variatie op het x chromosoom, deze vrouwen
kunnen kleuren beter onderscheiden
licht schiet meteen naar de achterkant van de retina
Kegels en staafjes van de retina hebben synapsen met horizontale en bipolaire cellen
Door het optisch chiasme:
• Informatie van nasale ooghelft gaat naar contralaterale hemisfeer
• Informatie van de temporele ooghelft gaat naar ipsilaterale hemisfeer
Meeste ganglioncelaxonen gaan naar laterale geniculate nucleus (nderdeel van de thalamus)
- Vanaf thalamus naar andere hersengebieden en visuele cortex
- Axonen die teruglopen van de cortex naar de thalamus modificeren thalamische activiteit
Minder ganglioncelaxonen gaan naar superieure colliculus (voor zicht dus, inferior is voor horen) en
naar waak-slaapdelen van de thalamus
Laterale inhibitie: de retina stelt contrasten scherp door de focus op ‘grenzen’ toe te laten nemen:
• Receptoren sturen boodschap om dichtbijzijnde bipolaire cellen te eexciteren en sturen
boodschap naar horizontale cellen die vervolgens ook de bipolaire cellen en hun buren
inhiberen-> het contrast tussen excitatie (een verlicht gebied) en inhibitie (een donkere
omgeving) neemt hierdoor toe
• Vermindering van neuronactiviteit door activiteit in omliggende neuronen
• Het licht raakt staafjes/kegeltjes-> spontaan vuren neemt af-> inhibitoire synsapsactiviteit
naar bipolaire cellen neemt af-> excitatie (licht op fotoreceptoren vermindert inhibitoire
output en exciteert bipolaire cellen)
o Excitatie van een fotoreceptor inhibeert omliggende bipolaire cellen
• Horizontale cel: lokale cel zonder axonen en actiepotentialen
•
o In de centrale (8) synaps is er netto excitatie omdat er meer excitatie is dan inhibitie
van de horizontale cel. In de omliggende synapsen is er steeds minder excitatie en
weegt de inhibitie uiteindelijk wat zwaarder (ondanks ook afnemen)
Laterale inhibitie bij reuk
• Sterke reukstimulus onderdrukt respons op volgende reukstimulus door inhibitie reukkolf
Laterale inhibitie bij tastzin
• Stimulatie van 1 plek op de huid onderdrukt de respons op stimulatie van omliggend gebied
Laterale inhibitie gehoor:
• Spraak wordt ‘enhanced’ en irrelevant achtergrondgeluid wordt onderdrukt
Receptief veld: een gebied rond elke cel in het visuele systeem van het brein die de cel
inhibeert/exciteert:
• Bij een staafje/kegel-> waar het licht de cel raakt
o andere visuele cellen krijgen receptie van de connecties die ze hebben
• staafjes/kegels hebben een klein receptief veld in de ruimte waar het gevoelig voor is:
o meerdere receptoren binden aan 1 bipolaire cel, met een receptief veld dat de som
is van de receptieve velden van de verbonden staafjes/kegeltjes
▪ meerdere bipolaire cellen geven door aan een ganglioncel, met dus nog een
groter receptief veld
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper PsychologieUU2021. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.