Bijeenkomst 1
Boeken: A&F H10 (behalve 10.6 t/m 10.9) IG 10.5 t/m 10.11, 10.1
Hoorcollege
Primaire probleem: oorzaak in doelorgaan
Secundair probleem: hormoonbron
Leerdoelen
1. De functie bij de homeostase van communicatie tussen cellen verklaren en de aanvullende
functies van het endocriene stelsel en het zenuwstelsel beschrijven.
Buurcellen communiceren met elkaar door chemische signaalstoffen zodat de homeostase op
plaatselijk niveau kan worden gecoördineerd.
Het endocriene stelsel (langdurende) en het zenuwstelsel (kort durende) maken het mogelijk om te
communiceren met verder op liggende cellen of weefsels.
Gelijkenissen endocriene en zenuwstelsel:
• Werking berust op de afgifte van chemische stoffen die zich binden aan specifieke
receptoren op doelcellen.
• gemeenschappelijk chemische signaalstoffen; bijv. noradrenaline en adrenaline zijn
hormonen als ze aan het bloed worden afgegeven, en neurotransmitters als ze bij een synaps
worden afgegeven.
• negatieve terugkoppeling gereguleerd
• coördineren en reguleren de activiteit van andere cellen, weefsels, organen en stelsels en
handhaven de homeostase.
Hormoonstelsel / zenuwstelsel
Overeenkomsten:
1. Homeostase handhaven: coördineren en reguleren de activiteiten van andere
cellen/weefsel/organen
2. Afgeven van stoffen voor specifieke receptoren op doelcellen
3. Gezamenlijke chemische signaalstoffen
4. Negatieve terugkoppeling
2. De belangrijkste groepen hormonen noemen en de algemene mechanismen van de
werking van hormonen op doelorganen verklaren.
,Groepen hormonen
De 3 groepen:
1. Aminozuur derivaten. Kleine moleculen die wat bouw betreft op aminozuren lijken, bijv.
adrenaline, noradrenaline, de schildklierhormonen en melatonine.
2. Peptidehormonen: ketens van aminozuren, bijv. korte polypeptiden, zoals ADH en oxytocine,
tot kleine eiwitten, zoals groeihormoon en prolactine. Dit is de grootste groep hormonen die
alle hormonen van de hypothalamus, de hypofyse, het hart, de nieren, de thymus, het
spijsverteringskanaal en de pancreas omvat.
3. Vetderivaten
a. Steroïden: Steroïdenhormonen zijn vetten die zijn afgeleid van (en daardoor wat bouw
betreft lijken op) cholesterol, een vet dat in hoofdstuk 2 is behandeld. Zie pagina 52.
Steroïdenhormonen worden afgegeven door de voortplantingsorganen en de
bijnieren. Steroïdenhormonen zijn onoplosbaar in water, daarom worden ze in het
bloed aan specifieke transporteiwitten gebonden.
b. Eicosanoïden: Eicosanoïden zijn verbindingen op basis van vetzuren, afgeleid van het
vetzuur arachidonzuur, een vetzuur met twintig koolstofatomen. Eicosanoïden,
waartoe de prostaglandinen behoren, coördineren plaatselijke cel activiteiten en zijn
, van invloed op enzymatische processen in extracellulaire vloeistoffen, bijvoorbeeld op
de bloedstolling.
Peptidehormoon → hydrofiel, dus kan niet door celand heen maar gaat naar receptoren
Bijv. insuline
Werking op doelorganen
Zie andere leerdoelen
3. De ligging, de hormonen, functies en aandoeningen van de hypofyse beschrijven.
Ligging
Het is een kleine, ovale klier in de sella turcica, een instulping in het wiggenbeen van de schedel en
hangt onder aan de hypothalamus. Ze zijn verbonden via een dunne steel, het infundibulum
(infundibulum, trechter). De hypofyse is verdeeld in een voorkwab en een achterkwab.
Adenohypofyse = voorkwab (adeno=klier): heeft endocriene cellen (kunnen hormonen maken) met
een poortadersystee, → 2 aders met er tussen veel haarvaten
Neurohypofyse = achterkwab → maakt zelf geen hormonen aan, geeft hormonen van hypo… en
geeft deze aan het bloed, maakt gebruik van axonen → zenuwceluitlopers
, Hormonen
ACTH → bijnieren : effect op het metabolisme van glucose
Groeihormoon (GH) → skeletspieren, kraakbeencellen
Hormonen achterkwab worden gemaakt in hypothalamus