Identiteit en de Diverse Mens
Samenvatting Hoorcolleges
HC1
Deel 1
Persoonlijkheid=
1. hangt af van psychische en fysieke eigenschappen (systemen)
2. van een bepaald persoon
3. zijn op een dynamische manier met elkaar verbonden
4. bepalen hoe een persoon zich meestal voelt en gedraagt
Lagen (levels) van persoonlijkheid=
1. trekken (beschrijvingen)
2. motivaties (doelen, motieven, waarden, interesses)
3. levensverhalen (identiteitsvorming)
● Ontwikkeling verloopt via ontwikkelingstaken
● Ingrijpende veranderingen in de persoon zelf of in de omgeving, die aanleiding geven
tot een herorganisatie van gedrag
● Nieuwe eisen aan gedrag, maar ook nieuwe mogelijkheden, nodig voor aanpak van
latere taken: continuïteit
Deel 2
Equifinaliteit= verschillende paden → dezelfde uitkomst
Multifinaliteit= één risicofactor → verschillende uitkomsten
Verhoogde kansen → geen determinisme (garantie)
Gedrag is afwijkend als het op een bepaald moment:
- Wel vertoond wordt, terwijl het niet in overeenstemming is met wat volgens onze
opvattingen gemiddeld en idealiter bij die ontwikkelingsfase en de daarbij behorende
ontwikkelingstaken behoort
- Niet vertoond wordt, terwijl dat volgens diezelfde opvattingen wel zou moeten
Gedrag is pathologisch/afwijkend als het afwijkend gedrag is:
1. dat langdurig is en niet meer situatiegebonden voorkomt
2. dat de overgang naar nieuwe ontwikkelingsfasen- en taken blokkeert
3. dat voor de persoon en zijn/haar omgeving aanzienlijk lijden oplevert
4. dat (meestal) in bepaalde combinaties van gedragingen voorkomt
Classificeren= efficiëntie, samenvatting (ordenen), verbetert en vergemakkelijkt
communicatie, sluit aan bij verklarings- en behandeling theorieën in de wetenschappelijke
literatuur.
DSM= het meest gebruikte classificatiesysteem, in iedere versie staan nieuwe
ontwikkelingen binnen stoornissen, de indeling en stoornissen verdwijnen en verschijnen
,Ontwikkelingspsychopathologie:
Ecologisch systeem van Bronfenbrenner:
Voorspellers van psychopathologie:
Persoonskenmerken → - temperament / persoonlijkheid / zelfbeeld / zelfregulatie
- gender
- leeftijd / ontwikkelingsfase
- genen
Omgevingskenmerken → - opvoeding
- maatschappij / druk
- traumatische gebeurtenissen
- sociaal economische status
- gepest worden / peer stress
Niet goed in te delen: bv. hechting en sociale relaties
Ook zijn er beschermende factoren te identificeren, zoals sociale relaties
, ● Factoren / kenmerken kunnen elkaar afzwakken en versterken
● Meer meisjes dan jongens ontwikkelen een depressieve stoornis
○ Dit genderverschil is groter naarmate jongeren verder in de pubertijd zijn
● Oudere jongeren die genetisch kwetsbaar zijn en peer stress rapporteren hebben de
grootste kans om een depressie te ontwikkelen
● puberal stress x genen x peer stress
HC 2
Deel 1
Computational Psychiatry=
● Vakgebied dat methoden uit de neurowetenschappen toepast om psychiatrische
stoornissen te begrijpen en te behandelen.
● Probleem: kloof tussen het klinische niveau waarop behandelaren opereren en het
neurobiologische niveau van stoornissen.
● Het doel van computationele psychiatrie: de kloof overbruggen door verschillende
niveaus van beschrijving (bijv. hersenen en gedrag) met elkaar te verbinden en
daarmee mechanismen te begrijpen die ten grondslag liggen aan psychiatrische
stoornissen.
Reward prediction error= ontvangen beloning - verwachte beloning
Transdiagnostische factor= het label dat gegeven wordt aan een symptoom, gedrag of
mechanisme dat bij meerdere categorieën van aandoeningen aanwezig is, bijvoorbeeld
mensen met een depressie, angst- of eetstoornissen kunnen allemaal problemen hebben
met het zelfbeeld en hun gevoel van eigenwaarde.
Mensen met een laag zelfbeeld:
Er wordt minder gewicht
gegeven aan sociale feedback
→ Learning rate: hebben
minder de neiging om sociale
verwachtingen bij te stellen →
verminderde activiteit in het
waardegebied van het brein
Mensen met een negatiever zelfbeeld die laten
hun gevoelens van eigenwaarde veel meer
verstoren door de feedback (hogere w1
waardes) → hogere activiteit in een ander
gedeelte van de prefrontale cortex
Conclusie:
● Negatief zelfbeeld: verstoring in het wegen van sociale leersignalen
● Mensen met een negatief zelfbeeld geven te weinig gewicht aan prediction errors /
feedback, om hun negatieve verwachtingen bij te stellen.
● Mensen met een negatief zelfbeeld geven te veel gewicht aan prediction errors, bij
het bepalen van feedback in hun gevoelens van eigenwaarde.
● Hersenonderzoek biedt aanvullende inzichten klinische praktijk
, Praktijk:
● Weten welke behandeling werkt voor welk individu, zonder hersenscan, maar
gebaseerd op hoe breinmechanismen werken.
● Individuele patiënten → subgroepen vinden → op basis daarvan behandelingen
toetsen → werking onderzoeken → specifieke geïndividualiseerde behandelingen
geven, niet alleen op basis van symptomen maar ook op basis van mechanismen.
● Computational Psychiatry → inzicht in mechanismen, behandelingen aanpassen
Deel 2
Drie niveaus van verklaringen: sociaal, psychologisch en biologisch
Reductionisme (lagere, meest basale, biologische niveau van wetenschap) → bieden niet
per definitie de meest informatieve wetenschap. Er is een invloed van sociale factoren!
Het zenuwstelsel: de link tussen biologie en psychologie
Sympathisch systeem= ‘actiesysteem’, wordt actief als een actieve respons wordt gevraagd
(bv. fight or flight response).
Parasympatisch systeem= ‘restauratiesysteem’, actief als mensen slapen / in rust zijn,
betrokken bij spijsvertering.
EEG= precies als het gaat om timing voor bepaalde gebeurtenissen in het brein.
FMRI= geeft niet zoveel inzicht in de specifieke timing van processen, kan wel veel zeggen
over de gebieden waar bepaalde hersenactiviteit op een bepaald moment optreedt.
Rationele sociale wetenschappen= biologische processen zeggen ook iets over (sociale)
psychologie, lichaam en geest zijn één
Relatie fysiologie - psychologie
● één op één relatie (komt niet vaak voor)
● veel op één relatie (stress leidt tot veranderingen in de hartslag en ademhaling)
● één op veel relatie (hartslag gaat omhoog als iemand gestresst is, maar ook wanneer
iemand positief uitgedaagd is of zich erg inzet op een bepaalde taak)
● veel op veel relatie (veel verschillende fysiologische processen zijn gerelateerd aan
veel psychologische processen)
‘Inversed inference’ probleem → in hoeverre kun je zeggen dat een bepaald biologisch
proces inderdaad indicatief is voor een specifieke psychologische stand?
oplossing: combinatie van maten →
Huidgeleiding ↓ → hartslag ↑ → Approach toestand, actieve manier van omgaan met stress
Huidgeleiding↑ → hartslag ↓ → Avoidance toestand, ‘freezing’, stress proberen te
ontvluchten
Fysiologische maten:
- zijn objectief
- kunnen onbewuste processen in kaart brengen
- kunnen sociaal wenselijke responsen vermijden