Tentamenstof Adolescentiepsychologie.
Boek: Slot, E., van Aken, M. (2015). Psychologie van de adolescentie: basisboek.
Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Tentamen: CBI tentamen van 40 meerkeuzevragen, met elk 4 antwoordalternatieven, met
een zak-slaaggrens van 26-27 punten, waarbij 27 voldoende is.
Tentamenstof:
Cursus in yOUlearn
Tekstboek
Audiovisuele fragmenten
Leerdoelen:
Nadat je deze cursus hebt bestudeerd, ben je in staat om:
- de fysieke en hersenontwikkeling en de relatie met het gedrag van de adolescenten te
beschrijven.
- de theorieën rondom cognitieve ontwikkeling en sociaal cognitieve vaardigheden die
adolescenten ontwikkelen tijdens deze periode te beschrijven.
- emotionele competenties en emotie regulerende strategieën die adolescenten gebruiken
om met hun emoties om te gaan te illustreren.
- de identiteitsontwikkeling van de adolescent te beschrijven.
- de rol van de ouders, de leeftijdgenoten op de psychosociale ontwikkeling van de
adolescent te beschrijven en te illustreren.
- de psychoseksuele ontwikkeling tijdens de adolescentie te beschrijven.
- preventieve en behandelingsmogelijkheden bij (dreigende) disfunctionele (ongezonde)
lichamelijke, cognitieve, sociale en morele ontwikkeling tijdens de adolescentieperiode te
beschrijven.
- de factoren die bijdragen aan een positieve gezondheid, welbevinden en
gezondheidsgedrag te beschrijven.
Nadat je de studietaak van Thema 1 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- het begrip 'adolescentie' en de afbakening hiervan.
- de karakteristieken van deze ontwikkelingsperiode.
- de kenmerken van de normale en pathologische ontwikkeling, en kunt u deze van elkaar
onderscheiden.
- de algemene, klassieke en contextuele theorieën over de adolescentie.
- de toegepaste ontwikkelingspsychologie en de ‘positive youth development’.
Nadat je de studietaak van Thema 2 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- de lichamelijke veranderingen tijdens de adolescentie en de rol die hormonale
veranderingen en omgevingsfactoren hierin spelen.
- de psychologische gevolgen van de fysieke ontwikkeling en de rol van de status, tempo
en timing van de ontwikkeling hierbij.
- theorieën rondom de invloed van de lichamelijke ontwikkeling op het functioneren van de
adolescent.
- de veranderingen in de hersenen die plaatsvinden tijdens de adolescentie.
- de relatie tussen hersenontwikkelingen en gedrag tijdens de adolescentie.
- het concept ‘sensitieve periode’ in relatie tot de adolescentie.
Nadat je de studietaak van Thema 3 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- de ontwikkelingen op cognitief gebied tijdens de adolescentie volgens Piagets theorie.
- de ontwikkelingen op cognitief gebied tijdens de adolescentie volgens het
informatieverwerkingsmodel van Atkinson en Shiffrin.
,- de ontwikkelingen op cognitief gebied tijdens de adolescentie volgens de
psychometrische benadering.
- het concept sociale cognitie.
- de verschillende vormen van sociale cognitie (‘Theory of Mind’).
- de rol van emoties voor de menselijke ontwikkeling, in het bijzonder voor de ontwikkeling
tijdens de adolescentie.
- de ontwikkeling van emotionele competentie tijdens de adolescentie.
- het gebruik van emotieregulatiestrategieën tijdens de adolescentie.
- een effectief emotieregulatie-interventieprogramma voor adolescenten.
Nadat je de studietaak van Thema 4 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- de begrippen zelf en identiteit.
- dimensies van identiteit.
- de ontwikkeling van het zelf tijdens de adolescentie (normatief en niet-adaptief).
- de identiteitsontwikkeling tijdens de adolescentie (normatief en niet-adaptief).
- theorieën van (ego-)identiteit.
- het concept autonomie.
- de separatie-individuatietheorie (SIT).
- de zelfdeterminatietheorie (ZDT).
- de autonomieontwikkeling.
- autonomie bevorderende en -belemmerende factoren.
- de ontwikkeling van moreel denken tijdens de adolescentie.
- het concept ‘moral disengagement’.
- de relatie tussen moreel denken, ‘moral disengagement’ en agressief gedrag.
- het concept morele identiteit.
- de relatie tussen moreel denken, morele identiteit en prosociaal gedrag.
Nadat je de studietaak van Thema 5 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- de rol van conflicten met ouders en onthechting van ouders tijdens de adolescentiefase.
- de relatie tussen opvoedstijlen en het (probleem)gedrag van adolescenten.
- de specifieke moeilijkheden van adolescenten in allochtone gezinnen.
- de rol van ouders bij de sociale ontwikkeling van de adolescent.
- de processen binnen het gezin die een risico kunnen vormen voor het functioneren van
het gezin.
- de samenhang tussen sociale status en sociale ontwikkeling van de adolescent.
- de samenhang tussen (sociale) cognitie en sociale ontwikkeling van de adolescent.
- de verschillende sociale netwerken die typisch zijn voor de adolescentieperiode en de
evolutie daarin.
- de rol van leeftijdgenoten bij de sociale ontwikkeling van de adolescent.
- de functies, de betekenis en kenmerken van vriendschapsrelaties tijdens de
adolescentie.
- het verschil tussen traditioneel pesten en cyberpesten.
- risicofactoren die pesten kunnen voorspellen.
- de psychoseksuele ontwikkeling.
- de wijze waarop homoseksualiteit de identiteitsontwikkeling van de adolescent kan
bemoeilijken.
Nadat je de studietaak van Thema 6 hebt doorlopen, heb je kennis van en inzicht in:
- verschillende internaliserende stoornissen die tijdens de adolescentieperiode kunnen
worden ontwikkeld.
- verschillende benaderingen die worden toegepast om psychische problematiek te
duiden.
- het verschil tussen incidentele criminaliteit en persistente criminaliteit bij adolescenten.
- verschillende verklarende modellen van crimineel gedrag, waaronder modellen over
deviante ontwikkelingstrajecten.
,- mogelijke interventiestrategieën voor de antisociale gedragsstoornis bij adolescenten.
- het welbevinden en gezondheidsgedrag van adolescenten.
- de invloed van de sociale context op de gezondheid en het welzijn van adolescenten.
- aanbevelingen voor beleid en praktijk ter bevordering van de gezondheid en het welzijn
van adolescenten.
- de relatie tussen demografische kenmerken, welzijn, gezondheid en gezondheidsgedrag
tijdens de adolescentie.
- interventies ter bevordering van gezondheid en welzijn bij adolescenten.
, Adolescentiepsychologie.
In de adolescentieperiode spelen ingrijpende ontwikkelen zich af op het lichamelijke,
cognitieve, sociale en morele domein. Het is aan de adolescent zelf om deze domeinen met
elkaar te integreren en om zo vorm te geven aan de eigen identiteit.
Thema 1 – Inleiding.
In de adolescentieperiode verandert het lichaam ingrijpend, het denken wordt complexer,
sociale relaties krijgen een andere betekenis, en de algemene principes over ‘goed of slecht’
krijgen een persoonlijke invulling.
Thema 1.1 – De adolescentie, een eerste typering.
Het woord adolescentie wordt gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de
volwassenheid. De begrippen rondom deze transitie worden wisselend gebruikt, en de
(leeftijds)afbakening is niet altijd eenduidig.
>Samenvatting Hoofdstuk 1 – Inleiding.
De adolescentie is een periode van overgang, waarin zich veel ontwikkelingen voordoen op
het biologische, het cognitieve en het sociale domein. Volgens Erikson (1968) is de centrale
ontwikkelingstaak het ontwikkelen van een eigen identiteit. Leeftijd is geen waterdicht
systeem om de periode van de adolescentie te definiëren, maar is wel de enige maatstaf om
een maatschappelijke status te geven. Hoogopgeleide jongen in westerse
geïndustrialiseerde landen studeren langer en gaan later werken, maar worden geacht vroeg
zelfstandig te zijn. Moffit (1993) veronderstelt dat deze discrepantie leidt tot probleemgedrag.
Arnett (2007) meent dat dit niet tot spanningen hoeft te leiden, en spreekt van ‘emerging
adulthood’. Het idee dat de leeftijdsgrens van 18 jaar niet zonder meer betekent dat iemand
volwassen is wordt steeds breder geaccepteerd (zoals jeugdstrafrecht tot 23 jaar). De
adolescentie loopt van 10-22 jaar, de vroege adolescentie van 10-13 jaar, de
middenadolescentie van 14-18 jaar, en de late adolescentie van 19-22 jaar.
Puberteit heeft betrekking op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale
ontwikkeling die de geslachtsrijping en andere rijpings- en ontwikkelingsprocessen aanstuurt.
Als gevolg hiervan treedt verandering in gedrag en stemmingen plaats: het puberen.
Hormonale veranderingen kennen een cyclisch proces dat tot in de jongvolwassenheid kan
duren. De adolescentie begint in de biologie (objectief waarneembare biologische
verschijnselen) en eindigt in de cultuur (bereiken van volwassenheid). Het begin in verband
brengen met slechts biologische veranderingen is te eenzijdig, omdat hormonale
veranderingen al eerder beginnen, het psychisch ontwikkelingsproces loopt niet altijd
synchroon met de lichamelijke rijping, en aan het begin van de adolescentie zijn belangrijke
veranderingen die sociaal en cultureel zijn bepaald. Het einde wordt in verband gebracht met
het aangaan van persoonlijke intieme relaties, en de zorg voor de volgende generatie.
Vroeger werd de adolescentie gezien als een periode van grote emotionele beroering en
opstandigheid, aangeduid met ‘Sturm und Drang’. In werkelijkheid is het een periode die voor
bijna iedereen wat stress oplevert, en waar bijna iedereen goed uitkomt. Het is belangrijk een
onderscheid te maken tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en meer langdurige
patronen (experimenteren, ‘quarterlife crisis’). Bij sommige jongeren komen ernstige
gedragsstoornissen of ernstige emotionele problemen wel voor. Bovendien moet
onderscheid gemaakt worden tussen problemen die uit de adolescentie voortkomen en
problemen van voor de adolescentie.
Bij het bestuderen van de adolescentie is een ontwikkelingspsychologische oriëntatie
gewenst. Het ontwikkelingsproces is op te vatten als een interactie tussen genen en
omgeving. De adolescentie kan worden gezien als een karakteristieke ontwikkelingsperiode