Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 –meergelaagd contracten- en aansprakelijkheidsrecht.............................................................1
Hoorcollege 2 – unierecht en privaatrecht: doorwerkingsvormen...................................................................6
Hoorcollege 3 – invloed van het Unieverdragsrecht: de vier vrijheden..........................................................15
Hoorcollege 4 – Invloed van het Unieverdragsrecht: Mededinging en staatssteun........................................26
Hoorcollege 5 – Europese grondrechten....................................................................................................... 35
Hoorcollege 6 – Richtlijnenrecht: oneerlijke bedingen..................................................................................43
Hoorcollege 7 – Richtlijnenrecht: Oneerlijke handelspraktijken....................................................................52
Hoorcollege 8 – Productaansprakelijkheid – 12 november 2021....................................................................59
Hoorcollege 9 – Richtlijnenrecht: Online platformen.....................................................................................67
Hoorcollege 10 – staatsaansprakelijkheid..................................................................................................... 75
Hoorcollege 1 –meergelaagd contracten- en
aansprakelijkheidsrecht
1
,Inleiding
Er is een buitennationaal perspectief. Er zijn meerdere regels die de platformverkoop van
goederen en diensten onder andere betreffen:
- RI 2019/771, consumentenkoop
- RI 2019/2161; Moderniseringsrichtlijn
- RI 2005/29; oneerlijke handelspraktijken
- Verordening 2019/1150; Peer-2-Business
- RI 85/374 Productaansprakelijkheid
- RI 2001/95 Productveiligheid
- Verondering 2019/1020 Markttoezicht en conformiteit
- Product Safety Pledge (2021)
- RI 2001/31; E-commerce
Dit zijn ontwikkelingen in Europa. Bovenstaande richtlijnen moeten worden
geïmplementeerd. Maar ook verordeningen moeten worden geïmplementeerd. We zien
versnippering op Europees niveau, dit moet worden gedisconteerd in de nationale
rechtsorde voordat we weten wat het geldend recht is.
Meergelaagdheid van het recht
Er zijn verschillende lagen die maken wat het geldend recht is. Daar waar het gaat over
onderwerpen die worden gereguleerd vanuit Europa, moeten we gaan begrijpen waar het
om gaat.
Meergelaagdheid van het recht houdt in dat we naast de nationale rechtsorde andere
rechtsordes hebben, waaronder Europees recht. Daarnaast kennen we verdragenrecht.
Buiten het privaatrecht is er op nationaal terrein nog publiekrecht.
Meergelaagdheid ziet erop dat het recht niet vanuit een rechtsbron kan worden gekend,
recht wordt gevormd en is kenbaar uit de wisselwerking tussen verschillende rechtsbronnen
en andersoortige normstelsel, die ieder hun eigen rationaliteit hebben. Dit geldt niet alleen
voor het privaatrecht. Met meergelaagdheid wordt niet bedoeld de gelaagde structuur van
het BW. Het unierecht en andere rechtsstelsels zijn inherent onderdeel van ons privaatrecht.
Om ons privaatrecht te kennen moeten we kennis nemen van de andere bronnen van recht.
Zie Van Gestel, Loth en Mak, NJB 2016.
Rechtsbronnen en andersoortige normstelsel
Onze formele rechtsbronnen zijn algemene rechtsbeginselen, wetten, rechtspraak en
gewoonte. Bij het privaatrecht in de meergelaagde orde hebben we:
- Verdragsrecht
o IVBPR, IVrK, ILO
o VWEU, VEU, EVRM
- Publiekrecht. Denk aan strafrecht, fiscaal recht.
- Softlaw.
Dit zijn niet-bindende regels opgesteld door publiekrechtelijke entiteiten. Denk aan
beleidsregels die bijvoorbeeld een toezichthouder opstelt om een open norm in te
kleuren. Het is geen recht, maar geeft wel invulling aan het recht.
- Private regulering
2
, Dit zijn (niet-)bindende regels opgesteld door privaatrechtelijke entiteiten.
Bijvoorbeeld regels die een sportvereniging opstelt, of algemene voorwaarden.
Hoe faciliteert het BW de meergelaagdheid?
Waar vinden we de meergelaagdheid terug in het BW? Voorbeelden:
- Art. 6:162. De meergelaagdheid blijkt uit dat er een koppeling wordt gemaakt met
andere normenstelsels en bronnen. Inbreuk op een subjectief recht kan uit de
grondwet worden afgeleid, maar ook uit verdragsrecht. Waar verdragsrecht directe
werking heeft kan dat een grondslag voor onrechtmatigheid zijn. Daarnaast is een
plicht genoemd, als die plicht wordt geschonden is sprake van onrechtmatigheid. Een
plicht kan buiten het privaatrecht liggen.
- Art. 6:163. Relativiteit. Hier moeten we gaan kijken naar de geschonden norm, deze
vinden we ook in het publiekrecht.
- Art 3:40 ziet op nietigheid van de rechtshandeling. In lid 1: wanneer in strijd met de
goede zeden of openbare orde -> kan je zien als een regelcomplex.
Als de rechtshandeling in strijd is met een dwingende wetsbepaling, dan kan
nietigheid of vernietigbaarheid volgen afhankelijk van het doel van de wetsbepaling.
- Art 3:12. Redelijkheid en billijkheid is een groot concept binnen het
verbintenissenrecht. Bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, moet
rekening worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen (een ander
normstelsel), in Nederland levende rechtsovertuigingen en maatschappelijke en
persoonlijke belangen.
We zien dat de meergelaagdheid gebakken zit in het BW. Niet alleen in de wettekst, maar
ook in de jurisprudentie manifesteert het zich. Dit komt subtiel terug in de jurisprudentie:
- HR Haviltex. Hier ging het over de interpretatie van een ontbindingsbeding in een
gesloten contract. Haviltex kocht een machine die steekschuim snijdt, en wilde
gebruik maken van het ontbindingsbeding. De vraag was of hij zich hierop mocht
beroepen zonder dat daar een prijs tegenover staat. HR stelt dat het gaat om uitleg
van contracten. Niet alleen de zuiver taalkundige uitleg geeft betekenis aan het
contract; we moeten ook kijken naar de zin die partijen in de gegeven
omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen.
Dit gelet op alle omstandigheden van het geval.
- HR Mexx/Lundiform. Kledingmerk Mexx had een contract met Lundiform die zorgde
voor de inrichting van de winkels. Geschil over interpretatie van het contract. De
meergelaagdheid komt naar voren bij interpretatie van een entire agreement clause.
Dat is een clausule die haar achtergrond heeft in het Engelse of Amerikaanse recht.
We zien dat niet alleen Nederlands recht belangrijk is, maar in bepaalde contexten,
namelijk wanneer we te maken hebben met twee professionele partijen die gebruik
hebben gemaakt van een Engelstalig contractsterm, moeten die twee worden
afgestemd op elkaar. De HR moest deze passen binnen de Haviltex regel. Is een
voorbeeld van hoe het Nederlands recht wordt geconfronteerd met andersoortige
normstelsel.
Invloed van Europees recht
Wat houdt Europees recht in in de context van dit vak?
- Primair Unierecht
3
, o Dit is het recht van de Europese unie zoals dat volgt uit verschillende
verdragen. Nu zijn in werking het VWEU & VEU.
o En unierechtelijke rechtsbeginselen. Deze liggen deels in het verdragsrecht
(bijv het beginsel van loyale medewerking).
- Secundair Unierecht: dit zijn verordeningen, richtlijnen en besluiten. Zijn
wetgevingsinstrumenten van de Uniewetgever.
- Onder het Europees recht valt ook het EVRM en de protocollen, alsmede de
jurisprudentie die volgt van het EHRM. Dit hof legt uit hoe het EVRM moet worden
geïnterpreteerd.
Bekende vorm van invloed van het Europees recht op nationaal privaatrecht: richtlijnenrecht
- Een richtlijn legt privaatrechtelijke rechten en verplichtingen vast.
- Hof van Justitie van de EU interpreteert wat dit inhoudt.
- Lidstaten implementeren en in de richtlijn in de praktijk brengen
Dit is een top-down manier van de invloed van Europa in de Nederlandse rechtsorde: de EU
dicteert wat er moet gebeuren op nationaal niveau.
Er is ook een beweging dat het nationaal privaatrecht invulling geeft aan het unierecht
(bottom-up) Een voorbeeld is art 340 VWEU. Dit artikel gaat over de buiten contractuele
aansprakelijkheid van de Europese unie zelf, en de instellingen van de unie. De vereisten
voor buitencontractuele aansprakelijkheid van de unie volgen uit hetgeen lidstaten gemeen
hebben op het gebied van onrechtmatige daad. Daar zie je de bottom-up beweging.
Hetzelfde geldt voor Francovich-aansprakelijkheid. Dit is aansprakelijkheid van lidstaten voor
het niet opvolgen of niet juist implementeren van een richtlijn. Die aansprakelijkheid is
ontwikkeld als een rechtsbeginsel op basis van algemeen erkende rechtsbeginselen die de
lidstaten gemeen hebben. Soms laat de uniewetgever deels open wat er moet gebeuren. Is
een vaak terugkerend fenomeen. Dus de Europese wetgever legt een bepaald recht vast,
bijvoorbeeld op schadevergoeding, definieert dat recht, maar laat andere elementen die
relevant zijn voor aansprakelijkheidstelling over aan de nationale rechtsorde. Bijvoorbeeld
artikel 82 AVG. De AVG legt regels neer die de relatie tussen een verwerker van
persoonsgegevens en de betrokkene reguleert. Als er een inbreuk is, is er een recht op
schadevergoeding, geregeld in art 82 van de AVG. Dit heeft directe werking, hoeft niet
geïmplementeerd te worden in de nationale rechtsorde. Als je schade hebt ga je naar de
nationale rechtbank. Het schadebegrip moet ruim worden uitgelegd (overweging 146). Wat
materiele schade is staat niet letterlijk in de overweging van de AVG. Het nationale recht is
dus nodig voor de invulling van het begrip. Het recht wordt beheerst door de verordening,
maar de rest van de eisen van de onrechtmatige daad worden gekleurd door nationaal
privaatrecht.
Metafoor: oceaan als nationaal privaatrecht, uniewetgever dropt hier eilandjes in. Zo zie je
steeds verschillende eilandjes ontstaan, hiermee verandert de oceaan, dus het nationaal
privaatrecht.
Normatieve vragen
De wisselwerking tussen het Europese recht en het nationale privaatrecht roept vragen
open. Is het wenselijk? Enerzijds moeten we als Unielidstaat een richtlijn implementeren
omdat we gehouden zijn het unierecht te volgen. Maar het privaatrecht is een systeem dat is
4