Participatie & Rehabilitatie
Samenvatti ng reader
,Inhoudsopgave
Artikel 1: Sociologie en de modern samenleving...............................................................................3
Modernisering....................................................................................................................................3
Marx: ongelijkheid en klassentegenstellingen....................................................................................4
Emile Durkheim: sociale cohesie en solidariteit.................................................................................4
Max Weber: rationalisatie en handelen.............................................................................................5
Interview Machteld Huber................................................................................................................7
Artikel 2: De burger moet aan de bak................................................................................................9
Redenen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)........................................................9
Welzijn Nieuwe Stijl (WNS)...............................................................................................................10
Kanttekeningen bij de Wmo als gevolg van de bezuinigingen..........................................................12
Raakvlakken tussen de constructieve benadering en de uitgangspunten van de Wmo...................13
Artikel 3: Wereld van verschil..........................................................................................................15
Gemeenschappelijke oorzaken (Richard Wilkinson).........................................................................15
Hoe groepsstereotypen individuele kansen beperken (Belle Derks)................................................15
Focus op levensstijl (Kate Pickett).....................................................................................................15
De sociale gradiënt in gezondheid (Kate Pickett en Richard Wilkinson)...........................................16
De verantwoordelijkheidsparadox (Frank Hindriks).........................................................................16
Van stigma naar gezondheid (Belle Derks en Daan Scheepers)........................................................16
Ook bij verdeling van werk moeten we voor een inclusieve samenleving kiezen............................17
Ethiek: Capabilities..........................................................................................................................18
Rawls: een rechtvaardige samenleving.............................................................................................18
Nussbaum en Sen: capabilities.........................................................................................................18
Nu pas zie ik mijn privileges als wit mens........................................................................................20
Zeg, bent ú misschien de nieuwe professional?...............................................................................21
Wie wil zich nu laten douchen door de buurman?...........................................................................24
Mag je nog kwetsbaar zijn?.............................................................................................................25
Basisboek sociale zekerheidsrecht: WMO 2015...............................................................................26
Uitvoering en aanvraag....................................................................................................................26
Maatschappelijke ondersteuning.....................................................................................................27
Vormen van ondersteuning..............................................................................................................28
Weten wat werkt: Evaluatie als basis voor succesvolle wijkaanpak.................................................29
, Artikel 1: Sociologie en de modern samenleving
Hoof & Ruysseveldt, 1996
Sociologie is de studie van de wijze waarop mensen de problemen van hun samenleving kunnen
oplossen. Het gaat om fundamentele vraagstukken die in elke samenleving geregeld moeten worden,
wil er sprake zijn van normaal maatschappelijk verkeer. Sociologen zijn op veel terreinen in de
samenleving actief, houden zich ook met uiteenlopende samenlevingsvraagstukken bezig. Hier
hebben zich ook specialismen rond gevormd. Sociologen maken bijvoorbeeld gebruik van
verschillende denkkaders, theorieën, benaderingswijzen en invalshoeken, waaromheen zich soms
min of meer duidelijk herkenbare stromingen of scholen hebben gevormd. Tenslotte hanteren
sociologen verschillende werkwijzen bij het bestuderen van samenlevingsvraagstukken. Het artikel
gaat over modernisering van de samenleving, en worden de maatschappelijke veranderingen die zich
vanaf de industriële revolutie hebben voorgedaan en die tot de ontwikkeling van ons type
samenleving hebben geleid besproken.
Het artikel behandelt drie vraagstukken of probleemvelden die de kern van elk menselijk
samenleven raken en die daarom in de sociologie veel aandacht hebben gekregen, en ook als
hoofdvragen van de sociologie beschouwd. Deze hoofdvragen betreffen:
1. Het orde- of cohesievraagstuk: wat houdt de samenleving bijeen? Hoe komt in de samenleving
orde en samenhang tot stand?
2. Het ongelijkheidsvraagstuk: hoe worden de schaarse, algemeen begeerde zaken en voorrechten
in de samenleving verdeeld en welke gevolgen heeft dat voor de onderlinge verhoudingen
tussen groepen in de samenleving?
3. Het identiteitsvraagstuk: in hoeverre beïnvloeden maatschappelijke verhoudingen het zelfbeeld
en het zelfbesef (de identiteit) van groepen en individuen in de samenleving?
Modernisering
In de loop van de achttiende en negentiende eeuw veranderde de samenleving van de traditionele
standensamenleving naar een nieuw samenlevingstype – de moderne samenleving. Het begrip
modernisering verwijst in eerste instantie naar het geheel van samenhangende maatschappelijke
veranderingen die vanaf de industriële revolutie hebben plaats gevonden en die een overgang tot
stand hebben gebracht van de traditionele standensamenleving naar de moderne samenleving. Dit
zijn zowel zichtbare verandering (o.a. industrialisering) als minder zichtbare veranderingen (o.a.
ontstaan van sociale voorzieningen). Modernisering is dus in zekere zin een verzamelbegrip voor een
groot aantal (deels) met elkaar verbonden veranderingsprocessen. Modernisering bestaat uit drie
hoofddimensies: differentiatie, commodificatie en rationalisatie.
Differentiatie zelf betekent dat een geheel wordt opgesplitst in losse delen met een eigen
karakter en samenstelling dat anders is dan die van het geheel. Wanneer personen en groepen in
toenemende mate specifieke taken en functies toegewezen krijgen, heet dit taakdifferentiatie. Een
voorbeeld hiervan is de huidige arbeidsverdeling: mensen specialiseren zich en laten andere dingen
waar ze zich niet in specialiseren over aan anderen (bijvoorbeeld het maken en verkopen van
voedsel). Een tweede vorm van differentiatie is systeemdifferentiatie. Dit houdt in dat dingen die
eerst in de hele samenleving werden geregeld, nu loskomen en zich verbinden aan aparte sociale
structuren. Een voorbeeld hiervan is dat in families eerst veel functies werden verricht, zoals geld
verdienen, voor de ouderen en kinderen zoeken en zelf eten maken. Nu is dit meer uitbesteedt, en
zijn er losse instituties die dit nu doen (bijv. scholen en verpleeghuizen).
Commodificatie betekent dat allerlei menselijke activiteiten en de resultaten daarvan veel
meer dan vroeger worden afgemeten aan het geld dat ze opbrengen. De intrinsieke waarde van een
gebruiksvoorwerpen en van menselijk contact wordt dus steeds meer ondergeschikt gemaakt aan
het geld dat hier tegenover staat.
, Rationalisatie is het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling dit
voorspelbaar en beheersbaar te maken. Rationalisatie impliceert dat ons denken en handelen steeds
meer onderworpen is aan berekening, beredenering en beheersing. Het proces van rationalisatie
gaat samen met het proces van secularisering. Dit houdt in dat het belang van religieuze factoren
voor het maatschappelijk leven (zoals geloof) vermindert.
Marx: ongelijkheid en klassentegenstellingen
De kern van Marx’s ideeën is de klassenstrijd, die voortkomt uit de klassentegenstelling tussen de
arbeider (proletariër) en de kapitalist (bourgeoisie). Die tegenstelling berust op een economische
basis, namelijk het al dan niet bezitten van productiemiddelen. In een kapitalistische samenleving
hebben de mensen die in het bezit zijn van grond, gereedschap en machines, de meeste macht, want
het bezit van deze productiemiddelen bepaalt hun positie in het economische leven. Wanneer
mensen niet in het bezit zijn van deze middelen, moeten ze hun arbeidskracht op de arbeidsmarkt
aanbieden om te kunnen overleven. Door deze tegenstelling ontstaat een grote
afhankelijkheidsrelatie tussen de kapitalist en de arbeider, waardoor je volgens Marx ook kan
spreken van uitbuiting.
Deze uitbuiting wordt ook wel de arbeidswaardeleer genoemd, waarbij de meerwaarde van
de arbeid het cruciale begrip is. Kapitalisten betalen arbeiders minder dan hun werk eigenlijk waard
is, en geven alleen maar zoveel dat nodig is om het arbeid te leveren. Vervolgens eigent de kapitalist
zich het grootste gedeelte van de winst (de meerwaarde) die de goedkope arbeid hem oplevert toe,
terwijl de arbeider er eigenlijk verantwoordelijk voor is en hij het zou moeten krijgen. Deze toe-
eigening van de meerwaarde door de kapitalisten is mogelijk door hun sterke machtspositie als
bezitters van productiemiddelen. Door de verschillen in inkomen die hieruit voorkomen zal de
klassentegenstelling steeds scherper worden. Marx onderscheidt ook andere klassen naast de
arbeiders en de kapitalisten, maar deze middenklassen zullen verdwijnen: de polarisatie van de
klassenstructuur. Een steeds grotere meerderheid van de bevolking zal tot de arbeiders gaan
behoren. Ze worden dus niet alleen armer, maar ook talrijker.
Het kapitalistische systeem beïnvloedt ook de menselijke verhoudingen, zowel intern in
mensen als extern. Dit heet vervreemding. Vervreemding met het werk vindt plaats doordat de
arbeider voor een ander werkt als enige uitweg om te overleven. Op die manier wordt de arbeid iets
buiten hemzelf, of iets wat hem niet toebehoort. Daarnaast vindt vervreemding plaats in de persoon
zelf: hij verliest zo datgene wat de mens werkelijk tot mens maakt, namelijk het vermogen om door
middel van arbeid de wereld om zich heen en dus ook zichzelf op een hoger niveau van ontwikkeling
te brengen. In plaats daarvan wordt hij beheerst door ontwikkelingen waarop hij zelf geen invloed
kan uitoefenen. Ten slotte vindt er ook vervreemding onderling plaats: doordat alle arbeiders de
banen moeten accepteren om te overleven, moeten ze met elkaar concurreren, waardoor ze tegen
elkaar worden uitgespeeld.
Emile Durkheim: sociale cohesie en solidariteit
Durkheim koos als uitgangspunt voor zijn ideeën sociale cohesie: wat hield mensen vroeger bijeen en
wat bindt mensen in de moderne samenleving? In zijn werk stelt Durkheim de vraag wat in moderne
samenlevingen zorgt voor sociale cohesie. Hij zei dat de solidariteit die eerst samenlevingen bijeen
hield verdwijnt, maar dat er een nieuw soort solidariteit voor in de plaats zou komen. Het oudere
type, mechanische solidariteit, komt voort uit het feit dat mensen op elkaar lijken. Dat houdt
verband met de geringe mate van arbeidsverdeling die in traditionele samenlevingen bestaat.
Mensen delen met elkaar tal van ideeën, opvattingen, houdingen. Ze bestaan uit een individueel
deel, maar ook uit een deel dat ze gemeen hebben met andere mensen: het collectieve bewustzijn,
het conscience collective. Dat is in traditionele samenlevingen sterk ontwikkeld en vormt de basis
voor de sociale samenhang. Durkheim noemt deze vorm van solidariteit mechanisch, omdat ze het
min of meer automatische product is van de grote gelijkheid tussen de mensen.