Elementaire sociale vaardigheden Hoofdstuk 1: Waarnemen en interpreteren
Je begint een gesprek altijd met een ‘eerste indruk’. Je reageert dus niet op de ander zoals deze is, maar voor zover
en zoals jij het waarneemt, en dan op grond van je interpretaties van je waarneming.
Communicatie: zender geeft een boodschap aan ontvanger, vind plaats in een situatie en de boodschap wordt
weergegeven via een kanaal. De zender encodeert de boodschap de ontvanger decodeert die weer.
Factoren die het proces van waarnemen en interpreteren beïnvloeden
Contextuele factoren: factoren aan de kant van de zender:
- De plaats waar gecommuniceerd wordt - de zender houdt informatie achter
- Aanwezigheid van derden - de zender weet niet wat hij wil/moet zeggen
- Tijdsdruk - de zender is erg met zichzelf bezig
- Pregnantie - de zender spreekt een andere taal dan de ontvanger
- verandering/beweging - pregnantie
- afwijking - non-verbale gedrag komt niet overeen met
- herhaling boodschap
- intensiteit
factoren aan de kant van ontvanger:
Interpretatiefouten: - kennis en ervaring (vergroot interpreteren)
- Acceptatie van selectieve informatie - gevoelens
- Te snel begrijpen en reageren - aandacht
- Generaliseren - opvattingen, normen, waarden, cultuur
- Vooroordelen - motivatie/intresse
- Stereotypering - humeur
- Halo-effect (invloed van andere eigenschappen) - lichamelijke gesteldheid
- Identificatie - afweermechanismen
- Projectie
- Persoonlijke norm
Deze fouten zijn de voorkomen door bewustwording, en jezelf aanleren goed te kijken, luisteren en gegevens te
verzamelen voor je tot een interpretatie komt.
Een cliënt zal ervan uit gaan dat jij niet gehinderd wordt door deze problemen, de hulpverlener moet
onbevooroordeeld kunnen communiceren.
, Elementaire sociale vaardigheden Hoofdstuk 2: Non-verbaal gedrag
Non-verbaal gedrag: houding, mimiek, gebarentaal, lichaamstaal, klemtoon. Is 80% van de communicatie
Om de echte inhoud te zien moet je ok op de non-verbale communicatie letten.
Functies non-verbaal gedrag:
- Aanwijzingen over eigenschappen, attitudes en identiteit
- Ondersteunen en reguleren verbale communicatie
- Vervangen verbale communicatie
- Reguleren van onderlinge verhoudingen
- Non-verbaal gedrag is op zichzelf duidelijk
- Non-verbaal gedrag ondersteunt het verbale
- Non-verbaal gedrag is in tegenspraak met het verbale
Aspecten non-verbaal gedrag:
- De manier van spreken
- articulatie, spreekritme, accentuering, stopwoordjes, volume, timbre (klankkleur), melodie, spraakgebreken
taalgebruik, woordenschat
- Lichaamstaal en uiterlijke kenmerken
- manier van lopen, zitten of staan, veel of weinig bewegen, gezichtsuitdrukking, frequentie van ademhalen,
of en waar we onszelf aanraken, hoe we omgaan met kleding en andere voorwerpen, oogbewegingen,
afstand tussen gesprekspartners, uiterlijk
- Gebaren
- expressieve: die voor jezelf uitdrukking geven aan een gemoedstoestand
- representatieve: die een vaste betekenis in de samenleving hebben gekregen
- automatische: gaan vanzelf
- Mimiek
- Nabijheid (vier zones: Noord-Europa)
- De intieme zone (0-0,5 m)
voor direct affectief contact, een teken van wederzijds vertrouwen
- De persoonlijke zone (0,5-1,5 m)
zone van dagelijks persoonlijk contact, teken van intresse
- De sociale zone (1,5-3,0 m)
zone voor sociale contacten met dagelijkse praatjes op feestjes etc
- De publieke zone (vanaf 3 m)
alleen voor maatschappelijke omgang
- Stilte