Deel 1 Het begrijpen van politiek en politicologie
Hoofdstuk 1 Problemen, politiek en politicologie
1.1 Politieke problemen
Politiek= Een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn. (Van Deth & Vis)
Voorbeelden waarbij de overheid betrokken is:
• Besluitvorming
• Onderwijsfinanciering
• Rechtshandhaving
Gooit een buurman een baksteen door je vooruit en komt hij voor de rechter? = politiek
Of zou moeten zijn:
• Lachgas gebruik
• Alcohol gebruik
Wat is een probleem?
• Mensen beschouwen de situatie als ongewenst (niet wenselijk)
• Mensen denken de situatie te moeten en te kunnen veranderen.
Politiecijfers/ subjectiviteit = het is in de laatste 20 jaar veiliger geworden volgens de cijfers, maar
mensen voelen het niet altijd. Heel veel draait om gevoel en niet om de werkelijkheid.
Wat is een politiek probleem?
“Een als ongewenst en veranderbaar beschouwde situatie, waarbij de overheid betrokken is of zou
moeten zijn.”
1.2 Politiek en de overheid
De overheid speelt een belangrijke rol in de politiek. De overheid is de grootste werkgever van
Nederland. Burgers, organisaties en bedrijven wenden zich vaak tot de overheid voor een oplossing
voor hun problemen. De overheid is als enige bevoegd om wetten en regels te maken. Ook kan de
overheid oplossingen voor problemen (met geweld) opleggen aan de ingezetenen van haar
grondgebied. Bijna niemand vindt het vreemd dat de overheid de enige is die dit mag. De
wetgevende en rechtsprekende bevoegdheid van de overheid en haar geweldsmonopolie wordt als
legitiem ervaren.
Andere definities politiek:
• Het overheidsbeleid, alsmede de totstandkoming en effecten ervan. (Hoogerwerf)
Het feitelijke beleid staat in zijn definitie centraal waardoor een aantal belangrijke
politiek thema’s buiten de bestudering van de politiek dreigt te vallen.
• Elke mengeling van conflict en samenwerking. (Laver)
Volgens sommigen gaat politiek over verdelingsvraagstukken, volgens anderen gaat
politiek over collectieve-actieproblemen.
1.3 Politiek en het verdelingsvraagstuk
Verdelingsvraagstuk= Hoe moeten de beschikbare middelen (deze zijn schaars) verdeeld worden.
Volgens diverse auteurs is dit de kern van de politiek. In de politiek worden besluiten genomen hoe
de beschikbare overheidsgelden verdeeld moeten worden, dit zijn politieke afwegingen, omdat de
,beschikbare middelen niet onuitputtelijk zijn. Het gaat niet alleen over financiën, maar ook over
rechten en plichten.
• Wie krijgt wat, wanneer en hoe? (Lasswell)
Laswell specificeert niet wat er verdeeld moet worden, te ruime betekenis.
• Het vormen en verdelen van macht. (Lasswell & Kaplan)
Dit is toepasbaar op elk sociaal systeem en beperkt zich alleen tot het verdelen van
macht, te ruime betekenis.
• De gezaghebbendste toedeling van waarden voor een samenleving. (Easton)
Er zijn 2 soorten waarden:
1. Materiele waarden: voedsel, huisvesting.
2. Immateriële waarden: vrijheid van meningsuiting.
Easton blaakt zijn definitie van politiek niet goed af.
Aan de overheid wordt door verschillende wetenschappers een andere definitie gebruikt. In het boek
gaan we verder met de definitie van Van Deth & Vis.
1.4 Politiek en collectieve-actieproblemen
Collectief-actieprobleem: Het eigenbelang van elke individu conflicteert in een bepaalde mate met
het eigenbelang van ieder ander individu. Elk individu streeft zijn eigen belangen na, dit resulteert in
een situatie die ieders eigenbelang tekortdoet. Individuele rationaliteit botst met collectieve
rationalist. Als de individuen hadden samengewerkt, waren ze beter geweest. (voorbeeld:
schapenweide)
Collectieve actieproblemen kunnen zich voordoen bij vrij toegankelijke goederen, zoals in het
voorbeeld van de weide. Daarnaast treden collectieve actieproblemen op bij publieke goederen. Een
voorbeeld zijn de dijken.
Publieke goederen worden gekenmerkt door:
• Ondeelbaarheid= de hoeveelheid vermindert niet als iemand consumeert.
• Niet uitsluitbaarheid= niemand kan van de consumptie worden uitgesloten als het goed
eenmaal tot stand is gekomen.
Deelbaarheid van het product: het wordt minder, als je eet komt er minder eten. Als je naar een
fitness gaat wordt het niet minder, dan is het dus ondeelbaar.
Mensen kunnen niet worden uitgesloten van collectieve goederen, ze zijn er en ze zijn er altijd.
Door het ondeelbare en niet-uitsluitbare karakter van publieke goederen hebben individuen geen
prikkel om bij te dragen aan de totstandkoming of instandhouding ervan. Het loont om van het goed
te profiteren zonder ervoor betaald te hebben. Waarom zou ik betalen voor dijken, straatlantaarns
of schone lucht als ik er niet van kan worden uitgesloten? Omdat iedereen zo denkt worden publieke
goederen niet door de markt tot stand gebracht. Mensen zijn het liefst profiteurs, ook wel free-riders
genoemd.
Collectieve actieproblemen komen ook voor bij semipublieke goederen (quasi publiek) bijvoorbeeld
het OV.
• Politiek is het oplossen van collectieve-actieproblemen (taylor)
3 manieren om collectieve-actieproblemen op te lossen:
1. Overheidsingrijpen (4 soorten instrumenten)
• Fysieke instrumenten
, • Juridische en handhavingsinstrumenten
• Financieel-economische instrumenten
• Communicatieve of informatieve instrumenten
2. Verleiding om free-riden te verkleinen (vrijwillige samenwerking die alleen ontstaat onder
strikte voorwaarden)
Volgens sommige auteurs is het mogelijk dat burgers bij bepaalde collectieve actieproblemen
toch vrijwillig zullen samenwerken
3. Moraal
Burgers kunnen ook onder morele redenen vrijwillig samenwerken, of omdat bepaalde
tradities dat voorschrijven. Dit is een sociologische benadering van collectieve
actieproblemen. Zo voelen sommige treinreizigers zich moreel verplicht om een kaartje te
kopen. Zij beschouwen zwartrijden bijvoorbeeld als een vorm van diefstal of asociaal gedrag.
Toch is overheidsingrijpen vaak de enige garantie voor het oplossen van collectieve
actieproblemen. Vaak heeft niet iedereen de morele prikkel om samen te werken.
1.5 Enkele kenmerken van politiek
De politiek worstelt steeds met dezelfde zeven dilemma’s rondom fundamentele waarden bij het
maken van beleid, namelijk:
1. Publiek versus privaat: moet de staat ingrijpen? Wat zijn publieke taken (taken van de
overheid) en wat zijn private taken?
2. Democratie versus leiding: moet de macht bij de burgers liggen of bij de leiding en de staat?
3. Vrijheid versus gelijkheid: hoe moeten middelen verdeeld worden? Hoeveel gelijkheid moet
er zijn in een samenleving?
4. Eenheid versus verscheidenheid: staat individuele vrijheid voorop of is de eenheid in de
samenleving belangrijker?
5. Idealisme versus realisme: moet de politiek streven naar het goede en staan idealen voorop
of moet de politiek streven naar het haalbare en realiteitszin hebben?
6. Doelmatigheid versus aanvaardbaarheid: moet het beleid vooral doelmatig en rationeel zijn
of is draagvlak het belangrijkste?
7. Orde versus handhaving: moet de samenleving de bestaande maatschappelijke orde
handhaven?
Politiek heeft onder meer betrekking op:
1. De overheid
2. Conflict en samenwerking
3. Verdeling van geld
4. Verdeling van macht
5. Verdeling van waarden
6. Collectieve-actieproblemen
1.6 Politicologie
Politicologen bestuderen de politiek. Politiek is dus het object van onderzoek van onderzoek van de
politicologie. Politicologen formuleren een antwoord op de vraag wat politiek is. Wat wel of niet
onder politiek wordt verstaan bepaalt dus mede de inhoud van de politicologie, en omgekeerd.
Politicologen hebben verschillende bezigheden maar hebben de bestudering van een aantal vragen
gemeen. Deze vragen worden door politicologen verschillend beantwoord.
1. Hoe moet het object van de politicologie gedefinieerd worden?
2. Hoe moeten de centrale begrippen van de politicologie gedefinieerd worden?
, 3. Welke wetenschappelijke strategie moet gebruikt worden om de beoogde kennis te
verwerven?
4. Welke wetenschappelijke benadering moet gebruikt worden om de beoogde kennis te
verwerven?
Het object van de politicologie is de politiek. Politicologen formuleren dus een antwoord op de vraag
wat politiek is, zij leggen uit wat wel en niet politieke verschijnselen zijn.
Centrale begrippen in de politicologie:
• Staat & overheid
• Macht & invloed
• Democratie & vrijheid
• Rechten & plichten
Wetenschappelijke strategie: een politicoloog dient te beoordelen welke theorie, welk model en
welke methode van onderzoek gebruikt moet worden in het onderzoek.
Wetenschappelijke benadering: Politicologie heeft verschillende benaderpunten. Die geven een
verdeling aan van de verschillende gebieden van de politicologie. Er zijn er 4: Theoretische,
empirische, normatieve en vergelijkende. De 4 benaderingen stellen verschillende vragen bij het
bestuderen van politiek verschijnselen.
1.7 Wetenschappelijke benaderingen:
• Theoretische politicologie = zuivere theorieën
De benadering van de theoretische politicologie wordt gekenmerkt door zogenoemde
zuivere theorieën van politieke verschijnselen.
Vereenvoudiging (een zuivere theorie brengt het politiek verschijnsel terug tot de meest
wezenlijke onderdelen) à Abstrahering (een zuivere theorie gebruikt een beperkte
hoeveelheid gegevens over degenen die bij het politieke verschijnsel betrokken zijn) à
Generalisatie (een zuivere theorie richt zich op de algemene elementen van het politieke
verschijnsel)
à Voorbeeld: De zuivere theorie van de trias politica. Deze theorie stelt dat de verschillende
functies van de staat aan verschillende machten moeten worden opgedragen. Er worden 3
functies van de staat onderscheden. Wetgeving, uitvoering en rechtspraak (de toetsing van
de uitvoering van deze weten). De wetgevende functie zou overgedragen moeten worden
aan de volksvertegenwoordiging, de uitvoerende functie aan de regering en de
rechtsprekende functie aan onafhankelijke rechters.
• Empirische politicologie = toetsen van theorieën aan feitelijke gegevens.
Klopt de theorie in de praktijk? Om een theorie over een politiek verschijnsel te toetsen aan
de praktijk, wordt gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden zoals
bijvoorbeeld enquêtes, interviews en observaties. Het proces in empirisch onderzoek is
cyclisch. (Een cirkel)