Dit document bevat een samenvatting van de te leren hoofdstukken van het boek Pedagogiek in beeld voor het tentamen van Inleiding in de Pedagogische en Onderwijswetenschappen 1B. De hoofdstukken staan niet een chronologische volgorde, maar in de volgorde waarin ze worden besproken in de colleges.
IPO 1B boeksamenvatting
Hoofdstuk 5: Neurobiologische achtergronden van opvoeding
Historische achtergronden:
De twee meest gebruikte technieken om hersenactiviteit te meten zijn:
1. Elektro-encefalografie (EEG)
2. Functionele Magnetic Resonance Imaging (fMRI)
De EEG is in de jaren ’30 van de vorige eeuw ontwikkeld. Bij de EEG wordt de elektrische spanning in
de hersenen gemeten om zo te kijken hoe hersencellen met elkaar communiceren. Echter is de
precieze plek van de activiteit niet aan te wijzen met de methode.
MRI is in de jaren ’60 van de vorige eeuw ontwikkeld en kan zowel de structuur als de activiteit van
de hersenen in beeld brengen.
EEG onderzoek bij baby’s en kinderen:
EEG is de meest gebruikte techniek om hersenactiviteit bij baby’s en jonge kinderen te meten. Dit is
omdat de MRI in tegenstelling veel geluid maakt en de kinderen lang stil moeten liggen waar ze vaak
niet toe in staat zijn. Veel studies naar hersenactiviteit en informatieverwerking zijn ofwel gericht op
“normale” ontwikkeling/gemiddelde ontwikkeling of afwijkende ontwikkeling. Frontale asymmetrie is
het verschil in activiteit van de linker en rechter frontale cortex. Bij volwassenen is er een duidelijk
verband tussen frontale asymmetrie en approach-withdrawal ofwel de neiging tot toenadering of
terughoudendheid. Neiging tot toenadering is een sterkere activiteit in het linkerdeel. Dit lijkt
overeen te komen met baby’s hun hersenactiviteit bij een depressieve moeder.
EEG onderzoek bij volwassenen:
Met EEG kan niet alleen de rol van het brein in ouderschap worden onderzocht, maar ook hoe de
ervaren opvoeding en de eigen gehechtheidsrepresentatie van invloed zijn op de
informatieverwerking in de hersenen. Een Late Positive Potential is een signaal van het brein dat
samenhangt met aandacht, hoe meer aandacht hoe sterker het signaal. Rognoni onderzocht hoe
gehechtheid samenhangt met de frontale cortex activiteit. Het bleek dat bij vrolijke filmpjes
personen die hoog scoren op vermijding minder en personen die hoog scoren op ambivalentie juist
meer linker asymmetrie te vertonen dan personen die laag scoren op deze dimensies.
Oxytocine, haarlemmerolie voor ouderschap?:
Oxytocine, ook wel het knuffelhormoon, is een molecuul dat bestaat uit 9 aminozuren en wordt
daarom ook wel nonapeptide genoemd. Het wordt geproduceerd in de para-ventriculaire en supra-
optische kernen van de hypothalamus. Het is zowel een hormoon als neurotransmitter. Het is op 2
manieren werkzaam:
1. Via de hypofyse in bloedsomloop en bereikt zo alle organen = langzame route
2. Rechtstreeks van hypothalamus naar gebieden in de hersenen met veel oxytocine
receptoren, dan is het werkzaam als neurotransmitter en dus een boodschapper in de
hersenen die impulsen tussen zenuwcellen overbrengt = snelle route
Oxytocine verlaagt stress en dat zorgt dus waarschijnlijk voor het versterkte gevoel van vertrouwen
en verbondenheid. Ook kan contact tussen ouder en kind oxytocine levels verhogen. Echter is er voor
vaders en moeders een verschil in de soorten contact met hun kind die zorgen voor een stijging van
de oxytocineniveaus. Voor de eerste studies naar oxytocine en ouderschap gold: hoe meer hoe
beter. Oxytocine verminderen angst en afkeer en bevorderen empathie. Echter zijn werkt oxytocine
niet altijd positief, het bevordert namelijk ook het “tend-and-defend” gedrag. Dat is de agressiviteit
, die een ouder heeft tegen de outgroup om zijn kind te beschermen, dit zie je vooral goed bij dieren.
Soms heeft oxytocine geen effect, dat is vaak het geval bij mensen waar het oxytocinesysteem
beïnvloed is door bijvoorbeeld nare jeugdervaringen.
Cultureel-vergelijkend onderzoek:
Bij cultureel-vergelijkend onderzoek wordt vaak een uitstapje gedaan naar de dierenwereld. Hier is
ook onderzoek gedaan naar neurobiologie van ouderschap:
Ratten: verzorging jonge soortgenoten is niet vanzelfsprekend. Oudergedrag kan eerder
uitgelokt worden door geregelde blootstelling aan pups en door oxytocine toe te dienen.
Oxytocine wekt dus verzorgend gedrag op
Schapen: Door oxytocine toe te dienen laten moederschapen ook een ander lam dan hun
eigen lam drinken en ook letten ze meer op het andere lam.
Prairiewoelmuizen: Door oxytocine toename bij het vrouwtje blijven de partners na paring
monogaam. Wordt een oxytocine-antagonist toegediend dan gaat het vrouwtje weg. Krijgt
het vrouwtje van tevoren al oxytocine dan is paren niet nodig voor de relatie tussen de twee
muizen.
Toekomst: NIRS
NIRS, Near Infrared Spectroscopy, is een handige techniek dat lijkt op fMRI maar dan voor jonge
kinderen. Het maakt geen gebruik van magneetvelden, maar van licht. Zuurstofrijk of-arm bloed
absorberen en weerkaatsen licht van verschillende golflengtes. Met deze techniek wordt ook de
plaats van hersenactiviteit aangegeven (dat is niet bij EEG) echter is het wel minder precies in meten
van snelle veranderingen in hersenactiviteit dan bij de EEG. Wel kan er een combinatie van NIRS en
EEG worden gebruikt.
Hoofdstuk 6: Genetische aanleg en pedagogische omgeving
Inleiding:
Rust, Reinheid en regelmaat was het opvoedmotto van vroeger. Recht, ruimte en respect is het
opvoedmotto van nu. Fenotype is het zichtbare of meetbare kenmerk. Oorzaken van verschillende
fenotypen liggen in de genen, in de omgeving of in de interactie van die twee.
Historisch achtergrond: de reputatie van genetisch onderzoek
Francis Galton is de grondlegger van gedragsgenetica. Hij vroeg zich af hoe erfelijke factoren
menselijk gedrag beïnvloeden. De moleculaire genetica is ontdekt door Gregor Mendel, dit brengt
het genetisch model in kaart.
Empirisch onderzoek:
Twee kinderen uit een gezin hebben gemiddeld de helft van hun genenpakket overeenkomstig. Ze
hebben ook een stuk een gedeelde en gemeenschappelijke omgeving. Echter is er ook een deel van
de omgeving uniek, omdat ze na elkaar geboren worden en dus een andere samenstelling ervaren en
ook hebben de ouders meer opvoedingservaring. Tweelingen hebben een kleinere kans op een
unieke omgeving. Echter kan er nog wel verschil zijn in het genenpakket als ze di-zygote zijn ( twee
eicellen bevrucht). Mono-zygote eicellen ontstaan uit 1 gesplitste eicel en zijn dus genetisch identiek.
Bij verklaren van gedrag worden 3 verschillende factoren onderscheiden:
Additive genetic effect = A = genetische bijdrage aan verklaring van de variantie
Common environment = C = de gedeelde omgeving
Error = E = unieke omgeving waarin meetfouten zijn opgenomen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jasmijnvdhoff. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.