H14 Reageren
Spieren:
● Spieren trekken alleen samen, ze kunnen niet verlegen
● Spieren zitten vast aan de botten met een pees
● Pezen zijn stug en kunnen niet samentrekken
● Spieren werken vaak in paren, dit noemen we antagonisten
De biceps (armbuigspier) en de triceps (armstrekspier) zijn voorbeelden hiervan
Armspieren zijn skeletspieren. Dit type spieren bestaat uit spierbundels, groepen
lange spiervezels, verpakt in bindweefsel. Spiervezels zijn met elkaar in de
lengterichting vergroeide spiercellen. Dat valt af te leiden aan het grote aantal
celkernen in een spiervezel
Elke spiervezel bevat honderden spierfibrillen. In de dijspier kunnen de fibrillen tot 30
cm lang zijn met een diameter van 30-50 μm. Deze organellen zijn opgebouwd uit
lange ketens van de eiwitmoleculen actine en myosine. Als de eiwitketens in elkaar
schuiven verkorten de spierfibrillen.
Gebeurt dit in de lengte van een skeletspier met meerdere fibrillen, dan trekt de spier
samen en verandert hij via zijn pezen de hoek van de botten ten opzichte van elkaar.
Trekken zijn antagonisten samen, dan rekken die de verkorte spiervezels weer uit.
]Verkorten alle spiervezels in een spier tegelijkertijd, dan trekt de spier met maximale
kracht samen en bolt op (spierballen).
Je lichaam heeft honderden skeletspieren, samen zo’n 40% van je lichaamsgewicht.
Deze spieren staan onder invloed van de wil, het zijn willekeurige spieren. Niet alle
spieren stuur je even gemakkelijk aan: met je gezichtsspieren lukt dat wel, slechts
een enkeling kan zijn oorspieren bewust samentrekken.
Door de rangschikking van de spierfibrillen is hartspierweefsel dwarsgestreept. De
korte spiervezels zijn met elkaar verbonden tot een vertakte netstructuur (80E).
Trekken alle vezels van bijvoorbeeld je hartkamers samen, dan trekt het hele ‘net’
samen. Dat verkleint het volume van de kamers en pompt het bloed de slagaders in
Dat gebeurt buiten de controle van je wil: de hartspier is een onwillekeurige
spier.Spieren in slagaders helpen bij het rondpompen van het bloed. Deze spieren
bevatten glad spierweefsel, net als de huid en holle organen zoals darmen en blaas.
Gladde spieren zijn, net als de dwarsgestreepte hartspier, onwillekeurige spieren. De
spiercellen van glad spierweefsel zijn niet met elkaar vergroeid. Ze hebben geen
dwarse strepen doordat hun fibrillen niet strak zijn gerangschikt.
De samentrekking van gladde spieren komt trager op gang dan die van
skeletspieren, maar kan langer doorgaan. Net als bij het dwarsgestreepte
spierweefsel, schuiven in gladde spiercellen actine- en myosine-eiwitten langs
elkaar.
1
,Spiervezels bestaan uit spierfibrillen met actine- en myosinemoleculen. De
hartspier en skeletspieren zijn dwarsgestreepte spieren. Gladde spieren en de
hartspier zijn onwillekeurige spieren. Tegengestelde bewegingen komen tot
stand door antagonisten.
3 typen spierweefsels:
● Dwarsgestreepte spierweefsel
→ Spiercellen versmolten, spiervezels bevatten meerdere celkernen.
→ Willekeurig, o.i.v de wil (o.i.v animale zenuwcellen)
→ Snelle samenwerking, snel vermoeiend
→ In skeletspieren en huidspieren
● Glad spierweefsel
→ Langwerpige spiercellen, elk met een kern
→ Onwillekeurige → niet, o.i.v de wil (maar o.i.v autonome zenuwstelsel of
hormonen)
→ Trage samenwerking, niet snel vermoeid
→ In bijv wand van darmen, bloedvaten en huid
● Hartspierweefsel
→ Dwarsgestreept, vertakte vezels, 1 kern per spiervezel
→Onwillekeurige (o.i.v autonome zenuwstelsel)
→ In het hart
Bouw van een spier, spieren zijn opgebouwd uit:
● Pezen
● Spierbundel
● Bindweefsel
● Spiervezels
● Spierfibrillen
● Actine
● Myosine
In skeletspieren (dwarsgestreepte spierweefsel):
● Langzame spiervezels (rood):
→ Bevatten veel myoglobine
→ Lange uithoudingsvermogen → traag
→ Lange afstand
Snelle spiervezels (wit):
→ Bevatten weinig myoglobine
→ Kort uithoudingsvermogen → snel
→ Sprinten
2
, Elke skeletspier bezit twee typen spiervezels: langzame en snelle.
Langzame spiervezels trekken relatief traag samen, maar houden het lang vol.
Snelle spiervezels trekken ongeveer drie keer sneller samen, maar raken in korte
tijd vermoeid.
De bewegingen bij wedstrijddansen bijvoorbeeld, zijn meestal kort en explosief.
Snelle vezels zijn hiervoor erg geschikt: een dans duurt maar een paar minuten. Om
een paar keer per uur te dansen, heb je ook langzame spiervezels nodig. Deze
spiervezels houden het lang vol dankzij myoglobine, een spiereiwit dat extra zuurstof
kan binden en opslaan.
Het myoglobine molecuul in de spiervezel is vergelijkbaar met hemoglobine in rode
bloedcellen. Schiet de aanvoer door hemoglobine tijdelijk te kort, dan geeft het
myoglobine zijn opgeslagen voorraad O2 af. Langzame spiervezels met veel
myoglobine zijn rood. Snelle spiervezels zijn wit; ze bevatten weinig myoglobine
(90B).
Je kunt dit verschil bijvoorbeeld zien bij kippenvlees: een poot heeft rood
spierweefsel, het borstvlees is wit. Als voorbereiding op een danswedstrijd is
krachttraining zinvol. Door de skeletspieren tijdens een krachttraining kort en zwaar
te belasten, maken de spiervezels extra actine- en myosine-eiwitten. Daardoor
nemen de spieren in kracht en volume toe. Door duurtraining vergroten de
deelnemers de hoeveelheid myoglobine en het aantal mitochondriën (90B) in hun
langzame spiervezels. Zo houden ze een danstraining beter vol. Ook de hartspier
neemt in kracht toe door een dikkere hartwand. Het transport van zuurstof naar de
spieren zal daardoor geen problemen opleveren.
Myoglobine in je spieren, kunnen veel zuurstof vast houden.
Duurtraining:
● Langzame spiervezels
● Veel myoglobine
● Gebruik veel zuurstof
● Niet snel vermoeid
Krachttraining:
● Snelle spiervezels
● Weinig myoglobine
● Krachtig
● Snel vermoeid
3