College 3
Geletterde thuisomgeving:
Het bestaat uit een aantal aspecten:
-aantal boeken thuis.
-ouders als rolmodel: boekencadeaus kun je krijgen. Vinden je ouders lezen belangrijk en leuk, vind je
lezen zelf leuk.
-Educatieve activiteiten ondernemen zoals: een museumbezoek of voorlezen.
Vroege start met voorlezen:
het idee is dat ouders die vroeg beginnen met voorlezen er ook veel meer inkomen en tegen de tijd
dat hun kind in slaap valt bij het voorlezen van een boek, zelf ook meer gewend zijn aan voorlezen.
Er is ook boekstart. Dat betekent dat je van de bieb een boekstartkoffertje krijgt met inhoud zoals
gratis abonnement en een boekje. Het idee is dus door vroeg te beginnen dat je daar later lezende
kinderen door krijgt. De campagne is eigenlijk; voorlezen doet zelf lezen:
-Voorlezen is verhalen doorgeven.
-Voorlezen is plezier voor twee. (kan maar hoeft niet)
-Voorlezen kun je overal en altijd.
-Voorlezen is een kunst die je kan leren.
-Regelmatig voorlezen is beter dan af en toe voorlezen. (daar is veel bewijs voor)
-Horen voorlezen doet zelf voorlezen.
Samengevat:
-Aspecten geletterde thuisvorming: aantal boeken thuis & ouders als rolmodel & educatieve
activiteiten ondernemen.
-Gevolg: grotere kans op kinderen die leesroutines en leesplezier ontwikkelen.
Stimuleren taal- en leesontwikkeling
Boeken als ‘middel’:
-rijke taal:
De boekentaal is eigenlijk de gedecontextualiseerde taal.
-specifiek, rijk taalgebruik
-complex, o.a. veel laagfrequente woorden
-vaste combinaties van woorden, bv gezegdes en uitdrukkingen
-zinsconstructies, bv grammatica, bijzinnen, vt en tt
bijvoorbeeld:
-een zeer onplezierig bestaan.
-want als ik een grom heb, dan horen ze mij. Dan zien ze me zitten, dan hoor ik erbij.
-de muis, die verschrikkelijk bang was voor leeuwen, had stellig besloten…
-printconventies:
-tekst van links naar rechts, van boven naar beneden.
-verschil tussen voorkant bladzijdes en binnenkant.
-bladzijden omslaan, ‘uit’, etc.
-plaatjes versus letters.
-spreekballonnen, wisselende lettertype, etc.
-verhaalstructuren:
-begin, midden, eind
-spanning, humor, normen en waarden
-neuropsychologische vaardigheden:
-Geheugen: onthouden exacte tekst, ‘zelf’ lezen
,-aandacht: focus, stilzitten.
-sociaal-emotionele ontwikkeling:
-Hechting lezer – voorgelezene
-meevoelen/inleven hoofdpersonen
Voorleesvormen:
-Plaatjes benoemen en verhaal vertellen.
-tekst precies oplezen.
-tekst lezen + vragen stellen. Interactief voorlezen.
Als je veel bent voorgelezen is de kans dat je een grote woordenschat hebt net ietsje minder dan
70%. Als je weinig bent voorgelezen is de kans dat je een grote woordenschat hebt 30%.
Als je veel bent voorgelezen heb je ongeveer 65% kans op de basisvaardigheden. Als je weinig bent
voorgelezen heb je ongeveer 35% kans op de basisvaardigheden.
Hoe sterk is dit bewijs?
meta-analyse.
-kwantitatieve
-samenvatting internationale studies met: taal- en geletterdheidmaat afgenomen bij peuter/kleuter
& print exposure checklist. Ingevuld door ouder van peuter/kleuter.
-De totaalscore is gecorrigeerd voor gokgedrag.
Interactief voorlezen:
-Elementen:
-Vraagtechnieken om kinderen over het boek te laten praten (voor, tijdens & na verhaal wordt
leerkrachten geleerd om vragen te stellen).
-Scaffolding: corrigerende feedback geven & sensitieve volwassene, die zich aanpast aan niveau van
het kind.
Opbouw: in interactiviteit
1. Simpele ‘w’ vragen, modeling, feedback.
2. Open vragen en daarover doorpraten.
3. Link boek naar eigen ervaringen.
Effect interactief voorlezen:
Kinderen die ouder zijn lijken wel letters te leren van interactief voorlezen.
Letters leren door te luisteren?
Als je niet kan lezen focus je vooral op de plaatjes i.p.v. de tekst. Als je al wel kan lezen, let je op de
tekst. Dit is waargenomen door middel van oogbewegingen. Er zijn op de uni hele grote verschillen
tussen ik houd van lezen en iel ik vind lezen niet leuk. Dit is niet bewezen dus het is theoretisch. Het
is een positieve spiraal van graag lezen naar goed en veel lezen. Er is een negatieve spiraal van niet
graag willen lezen naar minder en slecht lezen. Er ontstaat dus een gat tussen deze twee spiralen.
Je moet kinderen dus zoveel mogelijk stimuleren om vaardigheden te verbeteren om zo te kunnen
lezen.
Noodzakelijk onderzoek:
-Aannames en (case study) observaties testen met kwalitatief goed (groeps)onderzoek.
-Meerdere losse studies met vergelijkbare uitkomstmaat = gemiddelde effect size?
-Informeren de maatschappij/praktijk over belang van (voor)lezen.
Samengevat:
-goede geletterde thuisomgeving is belangrijk!
, -Tips: lees aan elkaar voor. Kies samen boeken uit. Praat met elkaar over wat je leest. Lees extra
tijdens vakanties. Maak familietradities en routines rond lezen.
Digitale boeken/voorleesapps
Verschillende soorten digitale prentenboeken.
-Gesproken tekst
-Geschreven tekst
-Statische illustraties
-Multimedia illustraties: video met bijpassende muziek en beweging.
-Hypermedia: interactieve opties.
Waar kijken kinderen naar?
-Eye tracker meet oogbeweginge. Visuele aandacht meet dat.
-Meet 20 x per seconde waar kinderen fixeren.
-Mensfiguren lijken erg informatief, zij roepen langere fixaties op.
-Als kinderen meer bekend zijn met het verhaal, kijken ze gerichter naar illustraties.
Digitale boeken vs. Traditioneel voorlezen. Inclusief differentiaties ontvankelijkheid.
Meta-analyse:
-Digitale boeken hebben een positiever effect op leesbegrip en woordenschat dan ‘gewoon’
voorlezen.
-Kinderen hebben een beter verhaalbegrip en leren meer nieuwe woorden na het lezen van digitale
boeken dan na traditioneel voorlezen.
Woordenschat:
-Met multimedia leren kinderen meer woorden. Bij statische illustratie leren kinderen 4 woorden
winst. Bij multimedia illustraties leren kinderen 6 woorden winst. Het lijkt een klein verschil, maar bij
meerdere boeken loopt dit al aardig op.
-Herhaling is een vereiste.
-Tijdsinvestering is laag, zelfs bij herhaling (4 x 5 minuten).
Verhaalbegrip:
-Kinderen vertellen met name over acties. “ze draaide vijf keer in het rond”. “Gaat het twee keer in
de lucht een koppeltje duiken”.
-Maar die acties hebben een reden. Gevoelens, ideeën, doelen.
-De redenen verbinden de acties, dus maken het verhaal tot een geheel. Multimedia (4x) helpt reden
acties begrijpen.
Als kinderen multimedia boeken zien, blijven die kinderen zich inspannen. Terwijl de aandacht begint
te verslappen bij herhaling van statische boeken digitaal. Alles is digitaal in deze.
Als je niet per se gevoelig bent voor je omgeving maakt de kwaliteit voor de omgeving niet uit. Als je
dat wel bent ga je in een negatieve omgeving slechter presteren en in een positieve omgeving beter.
De hoog gevoelige groep maakt veel meer kans op PTSS. De effecten van een traumatische ervaring
lijkt dus hoger te zijn bij de hoog gevoelige kinderen.
Hoog gevoelig:
-Komt bv voor bij lange variant van DRD4. Minder efficiente dopaminehuishouding.
-In ‘negatieve’ omgeving: hoog afleidbaar, lage concentratie.
-In ‘positieve’ omgeving: hyperfocus bij activiteit dat interesse heeft.
-Digitale multimedia boeken met feedback lijken positieve omgeving!