Hoofdstuk 1
Bakker, T (red.) et al., 2019 Klinisch redeneren bij ouderen, functiebehoud in levensloopperspectief.
Derde herziene druk, uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum.
Samenvatting boek
1.2inleiding
Westerse bevolking aanzienlijk toegenomen qua levensverwachting, door de welvaart vooral de
sociaaleconomische status, hygiëne, voeding en gezondheid spelen hoogstwaarschijnlijk een rol. I.p.v.
genetisch.
In Nl 15 jaar stilgelegen toename, door beperkte toegang gezondheidszorg -> lange wachtlijsten.
2001 werden wachtlijsten afgeschaft. Voornamelijk vasculaire interventies vaker uitgevoerd.
Gausscurve of klokkromme -> de bevolkingsopbouw is in evenwicht.
Langdurige observationele bevolkingsstudies naar ontwikkeling van ziekten op oudere leeftijd, zoals
LASA en ERGO.
Opvallend gegeven is dat naast ziekte er zich bij een deel van de ouderen een chronische zorgbehoefte
ontwikkelt. -> 35%
Hooguit 25% actuele functieproblematiek komt door diverse ziektediagnosen. Dus niet de
belangrijkste oorzaak dat oudere mens op relevante levensgebieden niet meer zelfstandig kan
functioneren.
Functiekenmerken zijn aanmerkelijk beter te voorspellen dan ziektediagnosen. Denk hierbij aan
somatische als psychische (immobiliteit, depressieve stoornis, cognitieve stoornis)
Multimorbiditeit = als je diverse ziekten hebt.
Huber
Definieert gezondheidszorg met gebruikmaking van begrippen als: de vaardigheid om je te kunnen
aanpassen en zelfmanagement te kunnen uitvoeren in het kader van geconfronteerd worden met
sociale, fysieke en emotionele uitdagingen.
Centraal staan: functioneren, veerkracht en zelfregie.
1.2 preventie-en interventiemogelijkheden vanuit levensloopperspectief
Bij een functie gaat het om ‘’iets kunnen’’: de functie beheersen of over de functie beschikken om iets
relevants te realiseren.
Als we kijken naar autonomie en zelfmanagement, staan de functies centraal die essentieel zijn voor
leven. Essentiële behoeften als: eten, drinken, warm blijven, contact hebben.
Er ontstaat existentiële angst als deze vervulling wordt bedreigd.
-> geen zin meer in het leven ervaren. Dit leidt tot stress (acuut of chronisch) en uiteindelijk volgt de
dood als niemand voor de vervulling van deze behoeften zorg draagt.
Existentiële behoeften kunnen niet meer zelfstandig worden vervuld.
1e levensfase is als je jong bent en je niet de juiste functies hebt om zelfstandig te kunnen worden. In
2e levensfase/ laatste fase zie je dat sommige mensen in de soortgelijke situatie terecht komen.
Multifunctieproblematiek -> gesproken wanneer het zelfstandig overleven bedreigd word.
Geordende levensdomeinen in de volgende dimensies: somatiek, cognitie, persoonlijkheid, beleving,
sociaal functioneren en levensgeschiedenis.
Preventietijdvensters
A B C
Jongeren tussen 16 en 25 jaar van De volwassen leeftijdsperiode 25 Betreft ouderen in relatief vroege
wie de ouders behoren tot de tot 60 jaar. Van belang voor de ouderdomsfase (60 tot 70 jaar).
groep met lage preventie van functiebehoud op
sociaaleconomische status (SES) oudere leeftijd
Verhoogde kans op volwassen Centraal staat op basis van In deze levensfase gaat het om
leeftijd op kenmerken van een huidige kennis: het metabool tijdig identificeren van zelfstandig
metabool syndroom: syndroom in combinatie met lage functionerende ouderen met een
- obesitas, diabetes mellitus, SES verhoogd risico op relevant
, cardiovasculaire aandoeningen, functieverlies dat leidt tot feitelijk
zoals hoge bloeddrukwaarden. langdurig zorggebruik, zoals
verpleging/verzorging,
huishoudelijke hulp.
Hoe meer kenmerken metabool Veelzeggend is de quote van
syndroom, hoe groter de kans op Kempen: ‘’hoeveel complexiteit
negatieve kan de huidige professional aan in
gezondheidsuitkomsten. de eerste lijn’’
Dementie en cognitieve Comprehensive geriatric
stoornissen nemen af dankzij assesment (CGA) ->gerichte
betere preventie en interventies op cruciale
behandelingsmogelijkheden van mechanismen.
cardiovasculaire aandoeningen.
-> alles wat te maken heeft met Eenzaamheid -> vermoeidheid,
het hart. problemen met lopen en balans.
ondergewicht.
Dementie-> depressie,
schaafwonden en schrammen.
Gemeenten en zorgverzekeraar
kan belangrijke rol spelen, want
deze hebben toegang tot
gegevens van verzekerd
gezondheidszorggebruik.
D E
Ziekenhuisopname van 70-plussers Richt zich op het voorkomen van een toename van
reeds aanwezig functieverlies bij ouderen in de
relatief late ouderdomsfase.
Covinsky -> 35% die uit ziekenhuis komt functioneert Gevonden factoren naast leeftijd is vooral
minder dan voor de aandoening depressieve klachten, geen partner,
Bij 20% gebeurde dit al in de tweede week (de functieproblematiek en of morbiditeit.
eerste lijn).
Grootste risicogroep zijn ouderen met
cognitiestoornissen (niet perse dementie)
Meetinstrument ISAR-HP moet ervoor zorgen dat
slecht functionele uitkomst van ziekenhuisopname
gemeten kan worden.
Duidelijk in elk geval is dat functieverlies gerelateerd
aan ziekenhuisopname een grote motor is voor de
prevalentie van functieverlies op de eerste lijn.
- Als hbo verpleegkundigen is kijken of mensen tot hoog risicogroepen behoren (secundaire preventie) een
belangrijke taak, gevolgd door het organiseren, uitvoeren en monitoren van belangrijke preventieve
interventies, die vaak multidisciplinair van karakter zullen zijn.
1.3 Het ‘’ware’’ leven (altehes bios)
Laisser faire = als we nauwelijks met elkaar bemoeien.
Een filosofisch perspectief dat past bij de gepresenteerde preventievisie op functiebehoud in
levensloopperspectief, is diepgeworteld in de Griekse filosofie.
Grondslag wordt beschreven in de Socratische dialoog en in Foucualts exegese daarvan.
-> gaat hierom filosofie als toetsing van het leven. (in tegenstelling tot filosofie als kennis van de ziel).
Twee begrippen staan centraal: epimeleia en alethes bios. Epimeleia staat voor zorg.
-> specifieker, bekommeren om de zorg voor jezelf en voor hoe ander voor zichzelf zorgt.
, Alethes bios staat voor een ‘’waar’’, juist en passend leven leiden.
Epimeleia is gericht op alethes bios van het individu.
Exegese van Michel Foucault
Gaat het om het helpen van een individu (je bekommeren) om erachter te komen wat het inhoudt om
voor jezelf en voor de zelfzorg van de ander te zorgen, met als doel een goed ‘’waar’’ leven te leiden.
Het ‘’waar’’ leven staat hier voor zelfstandig, autonoom leven.
Om deze dialoog zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, is kennis van toetsbare, verifieerbare factoren
die een ’’waar’’ bestaan tot op hoge leeftijd voorspellen de kansen erop vergroten.
1.4 Lineair en aerodynamisch model
Jaarlijkse toename van kwetsbare ouderen 1,5%. Verwacht 1 miljoen ouderen in 2030
Scenariostudie Bram Woeterse (2013) laat zien dat additionele groei in de levensverwachting tot
aanzienlijke groei in de langdurige zorguitgaven leidt.
Bij twee a drie ziekten is het vrijwel niet meer is het vrijwel niet meer mogelijk om via een lineaire
optelsom van protocollaire interventies de ziekten te behandelen. (Boyd en Fortin 2010)
Klassieke lineaire co-/multimorbiditeitsmodel.
Twee hoofdvarianten
- dominomodel
= sprake van een logische opeenvolging van met elkaar samenhangde ziekte en (neven)effecten van
behandeling.
* net als bij een rij dominostenen veroorzaakte de eerste omgevallen domino ( eerste ziekte) een
kettingreactie, die uiteindelijk leidt tot bijvoorbeeld een delier.
- synergistische model
= gaat het om een lineaire optelsom van niet aan elkaar gerelateerde ziekten en de (neven)effecten van
behandeling. Deze leidt tot bv urine- incontinentie. In dit verband wordt ook wel gesproken van een cascade
breakdown
1.4.2 Integratief gerodynamisch model (IGD)-model
Model is niet primair georiënteerd op co-/ multimorbiditeit, hoewel dit er zeker in past, maar op een
ontwikkelingsperspectief vanaf de geboorte.
Het gaat over ouder worden, ofwel over het levenslange veranderingsproces van conceptie
(bevruchting) tot overlijden.
Beginperiode van het leven
Manifest -> ontwikkelingsaspect valt het meest op
Latent -> het ouder worden valt het minst op
Gevorderde leeftijdsfase
Manifest -> het ouder worden valt op
Latent -> ontwikkelingsproces valt het minst op
Breeuwsma (1994) noemt dit voortdurende parallele proces het ‘’vlindermodel van groei en verval’’.
Ontwikkeling en ouder worden zijn complementair aan elkaar gedurende het leven.
Het ‘’vlindermodel’’ geeft een theoretische basis aan een IGD-model op grond waarvan het een
vereiste is altijd tegelijkertijd naar zowel de bepalende factor ‘’ontwikkeling’’ als de bepalende factor
‘’ouder worden’’ te kijken.
Het model maakt duidelijk dat je aandacht moet schenken aan het biologische, het psychische en het
sociale levensdomein, zowel afzonderlijk als onderlinge wisselwerking.
Capability-model
- model is oorspronkelijk ontwikkeld door Amartya Sen en uitgewerkt door Martha Nussbaum.
Capabilities vormen de set aan daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden die mensen hebben om
vorm te geven aan functionings.
, Functionings zijn ‘’beings and doings people have reason to value’’. Het gaat er dus om dat mensen de
mogelijkheden hebben. En in staat worden gesteld in hun leven te zijn wie ze willen zijn en dingen te
doen die waarde toevoegen voor henzelf en hun omgeving.
Geldt nadrukkelijk ook voor de ouderenleeftijdsfasen.
Is niet vrijblijvend, mensen zijn verantwoordelijk voor het onderhouden.
Sen is de eerste die vanuit deze lijn ging redeneren: omdat gezondheid voor vrijwel iedereen een
relevante capability is, hebben mensen aanspraak dit te kunnen realiseren.
-> dit heeft grote impact gehad op de WHO. En via die organisaties op de lidstaten.
Capabilities kunnen niet van achter het bureau van wetenschappers of beleidsmakers worden
geformuleerd en er is dus geen vaste, alom geldende lijst van capabilities.
Enigszins in contrast met de visie van Nussbauw, die stelt dat er op grond van onze diepgewortelde
kennis en ervaring over wat mensen in verschillende tijden en culturen belangrijk hebben gevonden,
wel degelijk een lijst van algemeen geldende, basale capabilities kan worden geformuleerd.
Het IGD-model maakt wel duidelijk dat er gedurende het hele leven behalve verlies ook altijd sprake is
van winst/mogelijkheden op hetzelfde domein of op andere levensdomeinen.
- Voor VPK geeft dit de mogelijkheid om samen met de oudere patient en de mantelzorger in het kader van
zelfmanagement te zoeken naar een nieuw (optimaal) evenwicht na een of meer ingrijpende gebeurtenis of
ziekten.
Klinische redeneermethoden zijn nodig om complexiteit professioneel in kaart te brengen. Stellen de
hulpverlener zowel de problematische aspecten als de mogelijkheden betreft capabilities integraal
methodisch te benutten. Van belang hierbij zijn CGA-procedures met aandacht voor morbiditeit en
functieproblematiek, maar ook voor de mogelijkheden van de patient en zijn systeem vanuit
levesnloopperspectief.
MIP (multidisciplinair interventieplan), gaat hierbij om voors en tegens van de diverse denkbare
scenario’s, waarbij de vroegtijdige inbreng van de oudere patient zelf en de eventuele mantelzorgers
van onmisbare waarde zijn.
Shared decision making is een voorwaarde om tot een verantwoorde interventiestrategie te komen.
Hoofdstuk 2 verpleegkundige theorieën bij kwetsbare ouderen
2.1 inleiding
Professionaliseringsbehoefte van verpleegkundige beroepsgroep. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
- grand theories, die het hele domein van verplegen verkennen en kaderen vanuit een bepaald concept.
- middle-range theories, verzameling verschijnselen binnen de verpleging onder de loep nemen.
- micro-level interventions, die de effectiviteit van één of een aantal verpleegkundige interventies beschrijven.
2.2 verpleegkundige theorieën uit de twintigste eeuw
Verpleegkundige theorie doet een uitspraak op de volgende vier centrale concepten: omgeving, cliënt,
verplegen en gezondheid.
Hieronder vind je Grand theories.