Oefentoets Blok A
Toetsmatrijs Blok A- Jaar 1- 2021-2022
Afkorting Thema Aantal vragen
EBP Basis kennis EBP, zoeken & 5
zoekplan, Artikel lezen
Homeostase, diffusie & Homeostase, diffusie & osmose 5
osmose
Huid & adnexen Huid & adnexen 5
Cellen & weefsels Cellen & weefsels 5
Lipofiel, lipofoob & Lipofiel, lipofoob & zuurgraad 5
zuurgraad
Zenuwstelsel Zenuwen, sensoriek & autonoom 5
zenuwstelsel
Spieren Spieren 5
Dermatologie Introductie dermatologie, 3
efflorescentieleer en PROVOKE
Dermatologie Histopathologie 1
Dermatologie Farmacologie 2
Dermatologie Overbeharing 2
Psychologie Lichaamstaal, verbaal vs 3
nonverbaal, attitude
Elektrische epilatie Kennis EE theoretisch en praktisch 10
IPL & Laser IPL & Laser 5
VIVO Kennis bewegingen, vlakken, assen, 5
spieren, zenuwen, arteriën & venen.
HMH Stap 1 t/m 3 HMH 4
Deze toetsmatrijs is leidraad geweest voor het maken van de oefentoetsvragen.
Het aantal vragen in de rechterkolom is aanwezig in de toets, of meer.
De toets heeft 110 (meerkeuze/koppel/juist-onjuist) vragen.
De antwoorden staan achterin het document.
LG
, Oefentoets %ORN$+XLGWKHUDSLH
1. Welke stelling is juist:
I Bij passief transport komt geen energie vrij
II Bij actief transport komt geen energie vrij
III Bij passief transport wordt geen energie gebruikt
IV Bij actief transport wordt geen energie gebruikt
2. Wat is osmotische druk
A De druk veroorzaakt door de hoeveelheid vloeistof
B De druk veroorzaakt door de hoeveelheid opgeloste stoffen
C De druk van de bloedcellen op de vloeistof
D De druk door opgeloste deeltjes in vloeistof
3. Welke commensale bacterien dragen wij het meeste bij ons?
A Staphylococcus Stratum & Staphylococcus Epidermidis
B Staphylococcus Epidermidis & Corynebacterium Megatissimum
C Staphylococcus Stratum & Corynebacterium Minutissimum
D Staphylococcus Epidermidis & Corynebacterium Minutissimum
4.
Kies de absolute contra-indicaties voor elektrisch epileren, meerdere antwoorden mogelijk:
I Pacemaker
II Tatoeages
III Tumoren
IV Zwangerschap
V Vesicula
VI Bulla
VII Kanker
VIII Vitiligo
IX Menstruatie
X Keloid
5. Wat zijn behandelindicatie voor laserbehandelingen, meerdere antwoorden mogelijk:
I Moedervlekken
II Rimpels
III Zonne-pigmentvlekjes
IV Erytheem
V Actinische keratose
VI Vaatjes
VII Littekens
VIII Tatoeages
IX Varices
,6. Waar bevinden zich de melanocyten in de huid, in welke laag:
A Stratum corneum
B Stratum lucidum
C Stratum spinosum
D Stratum basale
7. Wie heeft meer melanocyten:
A Huidtype I
B Huidtype V
C Allebei gelijk
8. Geef de juiste definitie van ‘transcriptie’ en ‘translatie’:
I Transcriptie: Omzetting van DNA naar mRNA, Translatie: mRNA naar aminozuren
II Transcriptie: Omzetting mRNA naar DNA, Translatie: mRNA naar aminozuren
III Transcriptie: Omzetting van DNA naar mRNA, Translatie: aminozuren naar mRNA
IV Transcriptie: mRNA naar aminozuren, Translatie: Omzetting van DNA naar mRNA
9. Welke stelling is juist
I Aerobe verbranding: met behulp van zuurstof, komt geen energie vrij
II Aerobe verbranding: met behulp van zuurstof, komt wel energie vrij
III Anerobe verbranding: met behulp van zuurstof, komt energie vrij
IV Anerobe verbranding: zonder zuurstof, komt geen energie vrij
10. Welke fases zijn er van mitose en in welke volgorde ontwikkelen die zich:
A Profase, Anafase, Telofase, Metafase
B Metafase, Anafase, Telofase, Profase
C Profase, Metafase, Anafase, Telofase
D Telofase, Anafase, Metafase, Profase
11. Wat is het verschil tussen deze vormen van celdood, kies de juiste:
A Agentia: door invloed dood, Apotose: geprogrameerde dood
B Agentia: geprogrameerde dood, Apotose: door invloed dood
C Agentia: Ineens dood, Apotose: geprogrameerde dood
D Agentia: geprogrameerde dood Apotose: ineens dood
12. Welke voorwaarden zijn er nodig om spieren te laten functioneren, meerdere antwoorden
mogelijk:
I Goed functionerend zenuwstelsel
II Goed functionerende spijsvertering
III Goede bloedvoorziening
IV Goede sensibele zenuwbanen
V Goed werkend skelet
VI Brandstof als glucagon
, 13. Koppel de juiste eigenschappen/functies aan de zenuwvarianten:
Sensorisch Motorisch
Bewegingszenuw, Gevoelszenuw, Afferente zenuw , Efferente zenuw, Opstijgende zenuw,
Dalende zenuw, Descenderende zenuw, Ascenderende zenuw,
14. Wat hoort bij welke anatomische indeling:
A Centraal: 12 paar hersenzenuwen, 31/32 spinale zenuwen
Perifeer: Hersenen en ruggenmerg
B Centraal: Hersenen en ruggenmerg
Perifeer: 12 paar hersenzenuwen, 31/32 spinale zenuwen
C Centraal: 12 paar hersenzenuwen en ruggenmerg
Perifeer: Hersenen en 31/32 spinale zenuwen
15. Wat is acanthose:
I Vermeerdering van keratinocyten in het stratum spinosum
II Verdikking van het stratum corneum
III Vermeerdering van keratinocyten in het stratum granulosum
16. Bij welke aandoening komt parakeratose voor:
A Ichthyosis
B Psoriasis
C Eczeem
D Acne Vulgaris
17. Wat is juist:
I Enteraal= via maag/darm Parenteraal= niet via maagdarm
II Parenteraal = via maag/darm Enteraal= niet via maagdarm
III Enteraal= via anus Parenteraal= via maagdarm
18. Kies de juiste volgorde van de bouw van de haar, van binnen naar buiten:
A Medulla, Cortex, Cuticle
B Cortex, Medulla, Cuticle
C Cuticle, Cortex, Medulla
D Medulla, Cuticle, Cortex