Opbouwdocument Theoretisch kader: lijst met
aandachtspunten voor gegevensverzameling
In dit sjabloon verwerkt u gedurende diverse taken, en zoals bij diverse opdrachten expliciet
is geformuleerd, de aangeboden literatuur. Het sjabloon is dus te zien als een
opbouwdocument / groeidocument, waarin u telkens inzichten uit de nieuw beschikbaar
gestelde literatuur aanvult. U gaat dit opbouwdocument één keer voor feedback indienen. In
taak 5 dient u de definitieve versie ter beoordeling in (het cijfer telt dus mee in het eindcijfer
voor de cursus Asm3). Uiteindelijk vormt dit document een bijlage van uw
managementrapport. Als u voor een opdracht dit sjabloon moet uploaden, vul dan steeds uw
gegevens en de opdrachtgegevens in.
Opdrachtnummer (taak, opdracht)
Opdrachtnaam (indien van toepassing)
Datum van inzending
Voor- en achternaam
Studentnummer
Telefoon privé en/of zakelijk
Email-adres(sen)
Tutor/begeleider
Cijfer 7,9
1
, A. Inventarisatie aandachtspunten vanuit de literatuur
1 Het instrumenteel / cybernetische perspectief
Een perspectief waarin technische controle en sturing aan de organisatie centraal staat. Hierbij wordt
eerst de strategie van de organisatie bepaald, waarna diverse management control systemen worden
geïmplementeerd om te sturen. Elk controle systeem bestaat uit vier elementen; een detector,
assessor, effector en communication networks (A&G, 2007, p.9). Daarmee bouwen Anthony en
Govindarajan (2007) verder op de bekende theorie van Deming (1950) die de PDCA (Plan, Do,
Check, Act) ontwikkelde. In beide theorieën staat het volgen van vooraf vastgesteld activiteiten
centraal om zo het gedrag in de organisatie te beïnvloeden.
1.1 Anthony & Govindarajan
- Management control (sturing) is een proces waarmee de organisatie zijn beoogde strategie kan
behalen. Het is een strategische planning die de performance van de organisatie plant en controleert
(A&G, 2007, p.8).
- In de theorie wordt aangegeven dat een goed controle systeem opgebouwd is doormiddel van vier
elementen Anthony & Govindarajan (2007) benoemen; detector, assessor, effector en
communications netwerk. De detector houdt bij wat er in de organisatie daadwerkelijk gebeurt. De
assessor evalueert het werkelijke met de verwachting. De effector ofwel feedback zorgt ervoor dat
gedrag binnen de organisatie wordt beïnvloed. Een communicatie systeem is nodig om bovenstaande
te verbinden en te delen met de rest van de organisatie (A&G, 2007, p. 9).
- Goals congruence houdt in dat doelen van individuele medewerkers overeenkomen met de
organisatiedoelstellingen, voor zover dat mogelijk is. Het management control systeem houdt deze
twee doelen met elkaar in lijn om de strategie te implementeren. Indien nodig om gedrag sturen van
de individuele medewerker wanneer resultaten afwijken van de vooraf gestelde gewenste standaard
zodat individuele doelen (die bijdragen aan het corporate doel) behaald kunnen worden (A&G, 2007,
p. 14).
- In de theorie van Anthony & Govindarajan (2007) wordt aangegeven dat Management control
gebruikt wordt voor het uitvoeren van de strategie. Strategie formuleren is de eerste stap, hierna volgt
management control en als laatst task control (A&G, 2007, p. 19).
- Het in lijn brengen van individuele- en organisatiedoelen (Goal Congruence) wordt beinvloed door
informele en formele factoren. Deze factoren kunnen gesplitst worden door een interne of externe
focus (A&G, 2007, p.23-28).
- Externe (informele) factoren; Alles wat met de normen van gedrag binnen de organisatie heeft te
maken. Voorbeeld hierbij is werk etos. Interne (informele) factoren; gaat over de organisatiecultuur,
maar bijvoorbeeld ook over de managementstijl (A&G, 2007, p. 24).
- Formele factoren betreffen de regels binnen de organisatie. Voorbeelden hierbij zijn handleidingen,
etische richtlijnen, controles en taak controle systemen zijn formele factoren binnen de organisatie die
invloed hebben op het menselijke gedrag. Hierbij gaat het erom dat taken door de medewerkers
effectief en efficiënt worden uitgevoerd (A&G, 2007, p.28).
2