,Grammar monster
https://www.grammar-monster.com/glossary/passive_voice.htm
English study here
https://englishstudyhere.com/verbs/the-linking-verbs/
materials for learning English
https://materialsenglish.com/tag/prepositional-phrases-in-english/
deze site geeft meteen aan of iets een adverb of een ajective is, super handig
https://www.oxfordlearnersdictionaries.com/definition/english/fully?q=fully
ONDERWERPEN DIE IN DE LES IN WEEK 1 BESPROKEN ZIJN
1. Lexical words/verb
o woorden met een betekenis, ook wel content words
o Nouns, verbs, adjectives and adverbs zijn lexical words
▪ zelfstandig naamwoorden
▪ werkwoorden
▪ bijvoeglijke naamwoorden
▪ bijwoorden
o zin is niet compleet met alleen deze woorden
▪ Ate entire cake. Feeling terrible.
2. Grammatical words
o Woorden met een functie, ook wel function words
o Articles, conjunctions, preposition, pronoun, auxiliary verbs
▪ Lidwoorden
▪ bijwoordelijke bepaling die een zinsverband aangeeft
▪ voorzetsel
▪ voornaamwoord
▪ hulpwerkwoord
o de zin wordt met behulp van deze woorden compleet
▪ Because I ate the entire cake, I feel terrible.
3. Verb
o Werkwoord
o Het laat zien wat iemand aan het doen is
o een werkwoord kan de ING vorm hebben of TO do
o verschillende vormen
▪ Tens/ past or present tens
• walks or walked
▪ Aspect/ duration simple or progressive
• rains or is raining
▪ Voice/ active or passive voice
• he bought tickets (active voice)
, • the tickets were bought by him (passive voice)
▪ Mood/ Indicative/ imperative/ subjunctive
• He had to leave (indicative)
o aantonende wijs
• Leave! (imperative)
o gebiedende wijs
• I insisted that he leave (subjunctive)
o aanvoegende wijs
4. Noun
o Een woord dat verwijst naar een persoon, plaats, object, event, idee,
gevoel.
o zelfstandig naamwoord
o het heeft een lidwoord ervoor (a, an, the)
o het kan meervoud of enkelvoud zijn
o het kan beschreven worden door een bijvoeglijk naamwoord (adjective)
5. Pronoun
o voornaamwoord
o I, You, It, Them, Our, Us, His, Myself
6. Concrete noun
o het is duidelijk waarover het gaat
▪ car, boy
7. Abstract noun
o het is niet duidelijk waarover het gaat
▪ democracy, arrogance
8. common vs proper nouns
o zie plaatje
o common is algemeen, dus restaurant
o proper nouns, is een specificatie, dus kentucky
9. Countable noun
o Telbare zelfstandige naamwoorden
o je kan zeggen een pen en twee pennen
o pen, house, plan
10. Non- countable noun
o Ontelbare zelfstandige naamwoorden
o je kan niet zeggen een advies, twee adviezen
o wine, water, advice, research, NO A RESEARCH OF RESARCHES
o MAAR
▪ Did you hear a noise just now?
▪ I can’t work here. There is to much noise.
11. Noun phrase
o een zin met zelfstandige naamwoorden
o een zelfstandig naamwoord met allemaal woorden die erbij horen
o een hele noun phrase kan vervangen worden door een
voornaamwoord (pronoun) (I, You, It, Them, Our, Us, His, Myself)
o A very bright student went home.
o (A very bright student) He went home.
12. Adjective
o een bijvoeglijk naamwoord
o het is een woord die het zelfstandig naamwoord beschrijft