100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Strafprocesrecht - Uitgebreide hoorcollege aantekeningen (HC 1 t/m 14) €7,49   In winkelwagen

College aantekeningen

Strafprocesrecht - Uitgebreide hoorcollege aantekeningen (HC 1 t/m 14)

 15 keer bekeken  2 keer verkocht

Bijna letterlijke uitwerking van de hoorcollege's

Voorbeeld 4 van de 152  pagina's

  • 28 januari 2022
  • 152
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • E. gritter, a.e. harteveld, r.a. hoving
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (15)
avatar-seller
BrianneHlmc
Strafprocesrecht en Dwangmiddelen

Hoorcollege 1. Inleiding/Opsporingsonderzoek algemeen

Inleiding
Op het plaatje zie je doorzoeking van een vervoersmiddel, geregeld in 96b. Vaartuig en bijvoorbeeld
fietstassen vallen er ook onder.
Het hele fenomeen van de Dwangmiddelen is ook bij strafrecht 3 aan bod gekomen. Het ging daar
om op de persoon betreffende dwangmiddelen (staande houding, aanhouding, fouillering,
preventieve vrijheidsbeneming (= voorarrest). In dit vak kennis en inzicht in de strafvorderlijke
dwangmiddelen te verbreden (er komen nieuwe dwangmiddelen aan bod) en daarnaast wordt er
wat dieper ingegaan op dwangmiddelen die je al kent (bijvoorbeeld het voorarrest).
Er wordt niet alleen gekeken naar dwangmiddelen, de focus ligt breder gezien bij de opsporing, en
daarbij maken de dwangmiddelen (voorarrest, aanhouding ) een belangrijk deel van uit.

Maar er is veel meer, niet elke opsporingsbevoegdheid is een dwangmiddel, maar elk dwangmiddel
is wel tevens een bevoegdheid.
Dwangmiddel in deze stelling = o.a.
- een middel om de opsporing, desnoods tegen de wil van de verdachte in, te faciliteren.
- Wanneer een verdachte iets, tegen zijn wil of niet , moet dulden in het kader van de
waarheidsvinding.
- Beperkingen van de vrijheid om strafbare feiten te sporen.
- Een middel, ingezet ten behoeve van de opsporing, die op enigerlei wijze de vrijheid van
personen beperkt
- In de literatuur volgens Corstens: bevoegden die daadwerkelijk inbreuk maken op rechten
en vrijheden van burgers. Dat kan, anderzijds geldt die definitie ook volgens de docent voor
een bevoegdheid als stelselmatige observatie; daar vind immers ook een inbreuk plaats op
rechten en vrijheden, namelijk het recht op privacy.
Mensenrechten/Verdragsrechten zijn hier dus van belang! 8 EVRM, 6 EVRM, nemo tenetur, 5
EVRM, recht op vrijheid, enz. Het doel van een dwangmiddel kan desnoods tegen de wil van
verdachte/onder dwang bereikt worden.
Er is dus geen eenduidige definitie.

Desnoods met geweld; als je kijkt naar stelselmatige observatie. Is een typische heimelijke
observatie waarbij verdachte niks te willen heeft, maar hij heeft ook niks door. Het resultaat kan niet
worden afgedwongen. Als je een agenda in beslag wil nemen en die ligt thuis bij verdachte,
verdachte heeft de agenda in de handen, dan mag je als opsporingsambtenaar met gepast geweld de
agenda uit de handen proberen te trekken. Agenda wil je hebben in het kader van de strafzaak, de
waarheidsvinding, kan nuttige info instaan.
Bij observatie spelen natuurlijk andere dingen; je bent aan het observeren, je weet niet wat er gaat
gebeuren en je weet niet of het nuttige informatie gaat opleveren.

1. Startpunt: art. 1 SV
‘’Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij wet voorzien’’
Deze bepaling is het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel.
Wat heeft dan alleen maar plaats op de wijze bij wet voorzien? Je zou zeggen de strafvordering,
maar wat is strafvordering?
 Volgens wetsgeschiedenis: Strafvordering wordt gebruikt ter aanduiding van de gehele
proceure in strafzaken, omvattende derhalve zowel de opsporing als de vervolging als ten
slotte de tenuitvoerlegging.

, o Strafvordering is dus te zien als een procedure die verschillende fasen kent:
Opsporing, vervolging en tenuitvoerlegging.

Uit 1 SV volgt ook dat de opsporing (en de andere fasen) ‘’bij de wet’’ geregeld moet worden.
Algemeen wordt aangenomen dat hiermee de wet in formele zin wordt bedoelt, dus de wet die
parlementaire bemoeienis heeft gehad. (Relatie met 107 Grondwet; (‘’De wet regelt het burgerlijk
recht, strafrecht , en het burgerlijk en strafprocesrecht, algemene wetboeken behoudens de
bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten’’.)

1.1 Waarom legaliteitsbeginsel op gebied van strafvordering?
 Gekeken naar wetsgeschiedenis/literatuur kun je tot de conclusie komen dat art. 1 SV een
streven uitdrukt naar 1)rechtseenheid 2)rechtszekerheid/rechtsbescherming.
1) Als je kijkt naar rechtseenheid zie je dat art. 1 sv eigenlijk dwingt tot een eenvormig
nationaal strafprocesrecht. Het verbied als het ware plaatselijke verscheidenheid. Maar dat
hebben we toch niet? We zijn 1 land, een eenheidsstaat? Maar de plaatselijke
verscheidenheid was vroeger heel groot; Procesregels Groningen bijvoorbeeld anders dan in
Amsterdam. Daaraan maakte (de voorganger van) het legaliteitsbeingsel een eind .
2) Rechtszekerheid / rechtsbescherming gaat het om de rechtsstaatgedachte; overheid
oefent overheidsmacht uit in gebondenheid. = Overheid is gebonden aan regels bij
machtsuitoefening. Die regels bieden de burgers enige (rechts)zekerheid. Die regels keren
de af te keuren willekeur. Zo kleeft dus aan de rechtszekerheid ook rechtsbeschermend
aspect.
Voor strafrecht juristen van belang dat rechtsbescherming/rechtszekerheid toeneemt naar
mate de overheid dieper of verder kan ingrijpen in het leven van de burger, en dat is precies
wat in het strafprocesrecht gebeurd. Denk aan je auto die in beslag wordt genomen voor
nader onderzoek, je kunt in het kader van de opsporing in voorarrest worden vastgezet,
woning mag worden doorgezocht, smartphone mag worden leeggetrokken en de bestanden
mogen worden onderzocht. Dat extra grote belang van rechtszekerheid en
rechtsbescherming vindt zijn uitdrukking in het gegeven dat artikel 1 SV dus regeling eist bij
wet in formele zin. Je zou het ook kunnen koppelen aan rechtszekerheid beginsel gelieerde
democratie beginsel. Dat begrip houdt in dat gezien de ingrijpendheid van het
overheidsoptreden op het terrein van de strafvordering is betrokkenheid van de formele
wetgever nodig, ook ons democratisch gekozen parlement zal daarover moeten hebben
kunnen oordelen.
Als je kijkt naar de nieuwe boek 1 versie, zie je dat de bepaling naar de letter en geest niet is
gewijzigd. ‘’Het artikel blijft als onbetwist fundament ongewijzgid’’.

1.2 Maar is artikel 1 sv wel een harde regel?
Nee. Als je kijkt naar nationale strafprocesrecht, het geldende recht, dat lijkt op diverse punten
schijnbaar in strijd met artikel 1 SV. Je ziet bijvoorbeeld op diverse plaatsen dat de formele wetgever
delegeert aan de materiele wetgever. Bijv. 61a lid 3 SV ‘’bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur = materiële wetgever. Lid 3 zijn dus aspecten die dus geen uitwerking hebben gekregen
concreet, tastbaar, leesbaar, in het SV, maar in een AMVB. Is gebeurd in BTMO, zie bijv. artikel 5 van
dat besluit. Ander voorbeeld is artikel 51b lid 5
Een ander punt waarop het geldende nationale recht schijnbaar, al dan niet werkelijk in strijd is met
het legaliteitsbeginsel is dat het geldende strafprocesrecht in hoge mate jurisprudentie recht is.
Bijvoorbeeld sanctionering van onrechtmatigheden; consequenties van vormverzuimen. Je zou
zeggen staat toch in de wet? Ja 359a SV maar dat hele stelsel is ooit daarvoor door de HR ontwikkeld
in de rechtspraak. Vervolgens zie je nu waar liggen de grenzen en wanneer krijg je bijvoorbeeld
bewijsuitsluiting? Daarvoor moet je de jurisprudentie van de HR raadplegen.

,Ander voorbeeld onderzoek smartphone; HR heeft daar een regel onder welke omstandigheden een
opsporingsambtenaar (OVJ dan wel RC) een gegevensdrager of een geautomatiseerd werk als de
smartphone mag onderzoeken met het oog op de waarheidsvinding. Dat is allemaal gebaseerd op
algemene bepalingen en dat heeft handen en voeten gekregen in de rechtspraak.
In het kader van de modernisering wel meer in de wet, maar lang niet alles.
Een derde aspect is de werking van internationale verdragen. Dat lijkt ook niet te passen bij het
legaliteitsbeginsel. Bijvoorbeeld hoe we om moeten gaan met anoniem getuigenbewijs. Daar is
tegenwoordig wel regeling in de wet, maar dat is ontwikkeld door de HR op basis van Europese
rechtspraak hoe om te gaan met nemo tenetur. Dat zijn belangrijke onderwerpen die tot ons komt
via het EHRM en uiteindelijk het ultieme kader is geworden.

1.3 Is dit allemaal in strijd met art. 1 SV?
Zeer waarschijnlijk niet: Aan de rechtseenheid wordt niet getornd  we kennen nog steeds een
nationaal recht, terwijl jurisprudentierecht/verdragenrecht heel vaak neerkomt op versterking van
de rechtsbescherming dan wel een nadere inperking van de bevoegdheidsuitoefening van de
justitiële autoriteiten. Het gebeurd dus in ieder geval in de geest van art 1 SV.
Als een soort voorbeeld/illustratie het anonieme getuigenbewijs. In de jaren 70/80 van de vorige
eeuw niet moeilijk over gedaan. Totdat Kostovski naar het EHRM stapte. Sindsdien kennen we een
hele uitgebreide regeling voor wat betreft de bedreigde getuige. Dit kreeg later in de wet ook met
waarborgen omklede wettelijke verhoorprocedure, een extra normering omtrent het gebruik van
anoniem materiaal bij de bewijsbeslissing etc.
Dus als het geen versterking, maar een inperking van de rechtspositie van de burgers zou zijn, dan zou
het zaak zijn om jurisprudentie zsm in wetgeving in formele zin te gieten? Docent: goed te verdedigen
stelling. Zodra je dus zeg maar van buiten af, buiten het SV inperkende regels zou krijgen die inwerken
op nadere rechten en vrijheiden van onze burgers, dan brengt dat democratie en rechtsbescherming
beginsel idee mee dat ons parlement er toch eerst naar moet kijken. Ook met het feit dat de inbreuk
op grondrechten , bij wet in formele zin moeten plaatsvinden.

Maar je hebt ook nog het aspect van delegatie. Dat moet je toch mee uitkijken. Het diep kunnen
ingrijpen van het procesrecht in het leven van onze burgers dat rechtvaardigd regeling bij wet, zo
bleek bij formele wet, zodat te veel delegatie of in elk geval delegatie ten aanzien van belangrijke
beginselen misschien wel de rechtszekerheid zouden kunnen uithollen. Onzeker is inhoeverre de oude
wetgever delegatie daadwerkelijik ontoelaatbaar achtte.

Maar onze overheid gaat toch ook verdragen aan? Dan is democratie ook aan de pas gekomen lijkt
mij? Docent: Dat klopt. Wij gaan daar in mee, wij accepteren het, zit zelfs in de Grondwet dat
verdragen directe werking hebben, we kunnen tegenover de rechter direct beroep doen op art. 6
EVRM. Vraag is kijkend puur naar hoe het is opgeschreven, 1 SV, is daarmee nog wel sprake van nog
steeds een regeling van strafvordering voorzien bij formele wet. Burger zal dan naar verdrag moeten
kijken, we hebben daar allemaal mee ingestemd. Het is dus misschien dan wat minder urgent, maar
naar de letter is het wel in strijd met 1 SV.


De moderiniseringswetgever geeft een praktische erkenning dat er meer geregeld is/moet worden in
lagere wetgeving. Dat is ook efficiënter. Als uitgangspunt is dat de kern van het duurzame
strafvorderlijke normering plaats moet vinden in Wetboek. Daarbuiten kan de algmene maatregel
van bestuur (materiele wetgever) een rol spelen (AMVB) als instrument , een handig middel, ten
aanzien van regelmatig aan te passen, of vaak administratief aan te passen technische regels.  Dus
wel een erkenning van het aspect Delegatie.

, 2. Opsporingsbegrip
Nu nader kijken naar de opsporing. De opsporing is te zien als het startpunt van de strafvordering.
Zie ook de al eerder genoemde uit de wetshistorie stammende omschrijving van het begrip
strafvordering.
Voor een eerste oriëntatie eerst richten op titel I van het tweede boek van SV, artikelen 140 e.v.
Uit 140 e.v. blijkt wie met de opsporing is belast. Dit zijn de algemene bepalingen en volgen eigenlijk
na een hele batterij opsporingsbevoegdheden. Na 140 e.v. volgt er nog weer een hele reeks.
Na de modernisering zou dit anders zijn, dan is er voor opsporing 2 boeken.

2.1 Wie zijn dan met de opsporing belast?
Het wetboek kent een tweedeling hierin:
N.b. 127 SV geeft een algemeen begrip van opsporingsambtenaar.
1) artikel 141 SV
De functionarissen die je hier ziet staan (OvJ, ambtenaren vade politie) noem je gewone
opsporingsambtenaren. Op dit moment is gewone opsporingsambtenaar geen wettelijk term, tewrijl
buitengewoon opsporingsambtenaar dat wel is.
Als je kijkt naar het concept wetsvoorstellen art 1.3.10 dan wordt daar dus wel het begrip gewoon
opsporingsambtenaar geintroduceerd. Het artikel is de moderne equivalent van 141 SV. 1.3.10
begint met ‘’met opsporing van strafbare feiten zijn als gewoon opsporingsambtenaren belast..’’
Aan 141 valt op dat OVJ ook gewoon opsporingsambtenaar is. Zijn taak staat nader in 148
omschreven. Als je kijkt naar lid 3 zie je dat het denkbaar is dat de OVJ ook daadwerkelijk zelf
opspoort, maar dat gebeurd in de regel niet. In de praktijk vooral 148 lid 1 en 2 van belang. De kern
daaruit is dat de OVJ de persoon is die zeggenschap heeft over de opsporing; de OVJ bewaakt de
kwaliteit van het onderzoek en ziet toe op de rechtmatigheid daarvan. In dat verband heeft hij een
belangrijke toetsende rol. bij de toepassing van diverse dwangmiddelen is ook afhankelijk van
toepassing van de OVJ.
In de praktijk is de groep onder B de grootste groep opspoorders; de ambtenaren van de politie
(voor nader begrip zie artikel 2 Politiewet, daar wordt o.a. aangewezen ambtenaren aangewezen
voor politiedienst, of voor technische, administratieve of andere diensten van de politie. Ook daar
vindt nog weer verwijzing naar 2a van de politiwet.)
De politietaak waar artikel 2 PW over stelt, staat in artikel 3 PW. Hieronder valt het leeuwendeel van
de politie die we kennen. Art. 3 PW:
‘’De Politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met
geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het
verlenen van hulp aan hen die deze behoeven’’.
In artikel 12 PW staat dit weer verder uitgewerkt.

141 SV biedt nog meer, vanaf c.
Noemt bijvoorbeeld koninklijke marechaussee. Onder d wordt nog een opvallende groep genoemd;
opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, als bedoelt in artikel 2 van de Wet op
de BOD’s. Die wet regelt de oragnisatie van een 4tal bijzondere opsporingsdiensten. Dit zijn diensten
die nauwe relaties hebben van bepaalde beleidsterreinen (bijvoorbeeld ministeries). Die diensten
zijn ook gekopppeld aan ministeriële departementen. De diensten reporteren onder een zekere
minister.
3 kenmerken van die BOD’s en ambtenaren die daar werkzaam zijn:
- Beperkte opsporingstaak; ze opereren op een specifiek beleidsterrein. Hun opsporingswerk
is ook gekoppeld aan dat specifieke beleidsterrein. Daarnaast zijn ze vaak ook nog belast met
bestuursrechtelijk toezicht. Denk bijvoorbeeld aan de FIOD ambtenaar, die houdt zich niet
bezig met de opsporing van diefstal, of wapenbezit. Maar wel met belastingfraude en
bijvoorbeeld illegale import van gegevensdragers.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper BrianneHlmc. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,49  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen