Aantekeningen juridische aspecten
Week 1 juridische aspecten
Samenvatting boek hoofdstuk 6 cao
Wat is een cao?
cao= een schriftelijke overeenkomst, voor hooguit vijf jaar aangegaan door enerzijds één of meer
werkgevers dan wel bevoegde werkgeversverenigingen en anderzijds door bevoegde
werknemersverenigingen, waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden geregeld worden.
• Cao is een schriftelijke overeenkomst. Een authentieke akte is niet nodig: voldoende is
een onderhandse akte, een schriftelijk contract, door alle partijen ondertekend.
• De Wcao (wet op de collectieve arbeidsovereenkomst) zegt dat de cao voor hooguit 5
jaar kan worden aangegaan. Als regel wordt de Cao voor een of twee jaar gesloten.
Vaak komen partijen een uitloop termijn van drie tot zes maanden overeen, voor het
geval men het nog niet eens is. De tekst van de nieuwe cao moet worden aangemeld
bij de afdeling registratie, beheer en informatie (RBI), onderdeel van de directie UAW
van het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid (SZW). Als partijen daarover
niets afspreken, treedt de cao de dag nadat de RBI het ontvangstbericht heeft
verzonden, in werking.
• Werkgevers kunnen individueel partij zijn bij een cao. Werknemers kunnen alleen
georganiseerd aan de onderhandelingen deelnemen. Werknemersverenigingen of te
wel vakbonden genoemd. Met vakbondsbestuurders als onderhandelaar.
• De werkgevers- en werknemersverenigingen moeten rechtsbevoegd zijn. In de eerste
plaats moeten zij volledig rechtsbevoegd zijn (statuten= notarieel vastgelegd).
Vervolgens moeten de statuten uitdrukkelijk vermelden dat de betreffende vereniging
bevoegd is tot het aangaan van de cao’s
• Hoofddoel cao= arbeidsvoorwaarden vastleggen die de leden van de onderhandelede
partijen in acht moeten nemen tegenover de werknemers die onder de Cao vallen
Privaat rechtelijke overeenkomst= bijv. een arbeidsovereenkomst, maar dus ook de cao.
Privaatrecht: iedereen is vrij te bepalen of en zo ja, met wie en waarover wordt gecontracteerd=
contractvrijheid. Werkgevers- en werknemersverenigingen mogen zelf uitmaken of zij met elkaar
een cao zullen afsluiten en zo ja, wat daarin zal worden vastgelegd.
Ondernemings-cao= als één werkgever een cao met één of meer vakbonden sluit.
Bedrijfstak-cao=als één of meer werkgeversverenigingen ten aanzien van een gehele branche een
cao aangaan.
Standaardregeling= is een cao als partijen overeenkomen dat van de arbeidsvoorwaarden- zoals
vastgelegd in de cao-in geen enkel geval bij individuele arbeidsovereenkomst mag worden
afgeweken.
,Minimumregeling=dan mag bij individuele arbeidsovereenkomst ten gunste van de werknemer van
de arbeidsvoorwaarden in de cao worden afgeweken.
Vakcentrales= de drie belangrijkste zijn;
-De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV);
-Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV);
-de vakcentrale voor professionals (VCP).
➔ Coördineren het werk van de bij hen aangesloten organisaties/vakbonden
➔ Adviestaak; adviseren met name de centrale overheid ten aanzien van talrijke
onderwerpen op het terrein van arbeid. = vooral uitgevoerd binnen het verband van de
stichting van de arbeiden de sociaaleconomische raad (SER), waarin van
werknemerszijde zowel de FNV, het CNV als de VCP vertegenwoordigd is.
Stichting van de arbeid= privaatrechtelijk orgaan, waarvan het bestuur voor gelijke delen is
samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Geven advies aan de
richting/overlegorgaan voor werkgevers en –nemerscentrales. = stellen samen aanbevelingen of
gedragsregels op.
SER=een publiekrechtelijk adviesorgaan, dat uit 33 leden bestaat (11=benoemd door werknemers-,
11 door werkgeverscentrales, 11 door de kroon(regering) benoemd)
Bij de FNV, CNV, VCP zijn vakbonden aangesloten. Het bestuur van een vakbond kan besluiten het
lidmaatschap van de vakcentrale op te zeggen, doorgaans omdat er onvrede bestaat over het
gevoerde beleid van de centrale.
Verticale organisatiestructuur= dat de sectoren en aangesloten vakbonden hun leden- ongeacht
inkomen/functie-vooral bedrijfstakgewijs organiseren.
Vakcentrales= anders dan aan werknemerszijde opereren zij op specifieke gebieden van het
bedrijfsleven. Op het terrein van de industrie, de handel en het bank- en verzekeringswezen:
• VNO/NCW, een fusie van het verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) en
het Nederlandse Christelijke Werkgeversverbond (NCW);
• De algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN).
Op het terrein van het midden- en kleinbedrijf
• De Vakcentrale MKB Nederland (midden- en kleinbedrijf).
Op het terrein van de land- en tuinbouw:
, • De Vereniging LTO Nederland
Taken van deze centrales;
➔ Coördineren ook de werkzaamheden van de aangesloten verenigingen.
➔ Participeren binnen de SER en de stichting van de arbeid.
➔ Alleen LTO Nederland onderhandelt over cao met vak- en categorale vakbonden. De
andere centrales sluiten geen cao af, maar dat betekent niet dat zij zich niet met de
inhoud van de cao’s bemoeien.
Recht op overleg= een recht op COA-overleg wordt als uitgangspunt niet herkent voor verenigingen.
Op grond hiervan kunnen organisaties- zowel aan werkgevers- als aan werknemerszijde- van de
onderhandelingstafel worden geweerd, maar door het aantal onder een cao vallende werkgevers en
werknemers aanzienlijk vergroot door de werking van art. 14 Wcao en de avv. Op deze wijze worden
de leden van de geweerde organisaties alsnog geconfronteerd met de arbeidsvoorwaarden uit de
cao. Deze situatie heeft geleid tot diverse procedures, waarin werkgeversverenigingen maar vooral
vakbonden toelating tot het cao-overleg hebben gevorderd. Tegenwoordig slagen vakbonden er toch
regelmatig in via de rechter toegang tot de onderhandelingstafel te krijgen, en terecht.
Representativiteitsvraag= hoeveel lede telt de bond die aan de cao-tafel wenst plaatst te nemen,
vergeleken met de vakbonden die hun plaatst al hebben veroverd? Daarnaast is het ook van belang
of de betreffende bond een bijzondere inbreng tijdens het cao-overleg kan hebben.
Centrale arbeidsvoorwaardennota= op het niveau van een valcentrale opgesteld stuk, waarin de
hoofdlijnen van het toekomstige cao-overleg worden vastgelegd. Doel is de cao-onderhandelingen
van de aangesloten bonden te coördineren.
Eigen beleid= de formuleringen, zoals deze zijn aan te treffen in de centrale arbeidsvoorwaarden
nota’s, laten doorgaans nogal wat ruimte over voor het voeren van een eigen beleid.
Eigen arbeidsvoorwaarden visie= bonden zijn steeds meer hun eigen belang zijn gaan inzien om de
basis van de centrale arbeidsvoorwaardennota een eigen arbeidsvoorwaarden visie te ontwikkelen.
Op deze wijze wordt aan de per bedrijfstak optredende cao-onderhandelaars duidelijk welke koers
hun bonden precies wensen te varen, gegeven de opvattingen die op centraal niveau bestaan.
Eisenpakket= wordt tenslotte na overleg met de leden opgesteld op grond van de centrale
voorwaardennota en eventueel de arbeidsvoorwaardenvisie van de betreffende vakbond.
Reactiepakket= de werkgevers(verenigingen) komen in actie nadat zij de eisenpakketten van de
werknemersverenigingen hebben ontvangen, er treden daarna procedures in werking. Het resultaat
daarvan is de vaststelling van een zogenoemd reactiepakket.
Definitie centraal akkoord= is een binnen de stichting van Arbeid of de Sociaaleconomische Raad
bereikt akkoord tussen de werkgevers- en werknemersleden over de gewenste arbeidsvoorwaarden
voor de komende jaren. Bij besprekingen binnen de stichting van de arbeid zijn vaak
departementsambtenaren aanwezig die de resultaten van het overleg naar hun minister
terugkoppelen. Een gesloten akkoord heeft eveneens de instemming van de regering.
, Loonmatigingen= de centrale afspraken die de werkgever en werknemers samen met de regering
hebben kunnen sluiten zijn de basis geweest voor de jarenlange loonmatigingen die in Nederland tot
stand zijn gekomen en die tot de zegeningen van ons poldermodel worden gerekend.
Welke juridische consequenties kunnen aan de totstandkoming van een cao verbonden worden?
Bij de totstandkoming van een bedrijfstak-cao in wezen vier partijen betrokken zijn: de
onderhandelende werkgeversverenigingen, de hierbij aangesloten individuele werkgevers, de
onderhandelende vakbonden en de daarbij aangesloten individuele werknemers.
Bij een onderhandelings-cao gaat het om drie partijen. Het onderscheid tussen werkgever en
werkgeversorganisatie(s) vervalt dan immers.
➔ Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen obligatoire bepalingen, normatieve
bepalingen en diagonale bepalingen van de cao.
Obligatoire bepalingen= vallen die afspraken, die uitsluitend door contracterende partijen moeten
worden nageleefd. Alleen de werkgever en de vakbonden moeten deze bepalingen in acht nemen.
Schending leidt tot wanprestatie (art. 15 eb 16 Wcao).
Obligatoire bepalingen zijn;
• Vredesplicht; absolute en relatieve vredesplicht. Absolute=verbinden de partijen zich
tijdens de looptijd van de cao geen enkel machtsmiddel te handteren voor welk
conflict ook. Relatieve= beloven partijen elkaar geen machtsmiddelen te gebruiken
met betrekking tot een conflict rond de geldende cao.
• Beïnvloedingsplicht; de onderhandelende partijen nemen op zich de naleving van de
cao bij hun leden te bevorderen.
• Mededelingsplicht; de werkgevers(organisaties) en de bonden verbinden zich al hun
leden een volledig exemplaar van de nieuwe cao- of, voor zover men er al een heeft,
de overeengekomen veranderingen- te overhandigen.
• Gezamenlijke fondsen; er worden afspraken gemaakt over de oprichting van
gezamenlijke fondsen, onder meet voor bepaalde vakverenigingsactiviteiten als
kadervorming en (om)scholing.
• Bedingen over geschillencommissies. Voor het geval zich conflicten voordoen met
betrekking tot de uitleg van de cao.
Normatieve bepalingen; vormt het eigenlijke motief voor cao-overleg; betreffen namelijk de in de
cao neergelegde arbeidsvoorwaarden. Het kenmerkende van deze voorwaarden is dat zij van
toepassing worden met betrekking tot iedere arbeidsovereenkomst van de aangesloten leden.
De volgende onderwerpen worden vaak uitgebreid in een cao geregeld;
• Beëindiging van de arbeidsovereenkomst (ontslag), zowel individueel als collectie (art.7;668a
lid 5 BW, 7:670 lid 14 BW en 7:642 lid 5);
• Loonbetalingen, variërend naar functie, leeftijd, dienstjaren en dergelijke. Daarnaast
toeslagregelingen in verband met overwerk, onregelmatige diensten, zwaar en
onaangenaam werk etc. bepalingen in geval vak ziekte (art 7:629 lid 1 en 9 BW en art. 7:629a
lid 7 BW)