Hoofdstuk 11 Behoeftigheid → 11.2 Participatiewet
De PW komt pas in beeld als iemand niet in de noodzakelijke kosten van bestaan kan voorzien en er
geen voorliggende voorziening is, art. 15 PW. De bijstand moet worden afgestemd op persoonlijke
omstandigheden van de bijstandbehoevende (art. 18 lid 1 PW). Belanghebbende omvat ook het gezin
(art. 18 lid 12 jo. art. 4 lid 1 sub c PW). De uitvoering van de bijstand doet de gemeente, art. 7 PW. De
aanvraag doet het UWV, art. 41 PW. Er is een grote mate van beleidsvrijheid voor gemeente;
verordeningen, zoals afstemmingsverordening, maatregelverordening. De bijstand is ook wel
vangnetvoorziening of trampolinevoorziening→ mensen worden teruggekaatst de arbeidsmarkt op.
11.2.2 Voorwaarden voor het recht op bijstand Er zijn vier voorwaarden:
1. Personele werkingssfeer
• Rechtmatig in Nederland wonen, art. 11 lid 1 PW.
• Bepaalde vreemdelingen; vluchtelingen (asielgerechtigden), onderdanen van de EU-landen
en andere vreemdelingen met een verblijfsvergunning, art. 11 lid 2 en 3 PW.
• Illegalen krijgen geen bijstand, ook in noodsituaties, art. 16 lid 2 PW.
2. Onvoldoende bestaansmiddelen: middelentoets, art. 11 lid 1 BW.
• Gezinsbijstand: het recht op uitkering komt toe aan de echtgenoten gezamenlijk, art. 11 lid 4
PW. Verder worden de doeleinden van de middelentoets het gezin als uitgangspunt
genomen, art. 31 lid 1 PW.
• Gezin betekent (art. 4 lid 1 sub 2 PW:
o De gehuwden tezamen:
o De gehuwden met hun kinderen;
o De alleenstaande ouder met de kinderen.
• Middelen, art. 31 t/m 34 PW zijn alle inkomens- en vermogensbestanddelen waarover
diegene beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
o Inkomsten: periodieke inkomsten uit arbeid of de sociale zekerheid. Inkomsten uit
alimentatie, opbrengst verhuurde woning, teruggave belasting. Voor zover zij
betrekking hebben op de periode waarin een beroep op bijstand wordt gedaan, art.
32 lid 1 PW. Het inkomen van een niet-rechthebbende echtgenoot telt mee voor
zover het boven de bijstandsnorm uitkomt, art. 32 lid 3 en 4 PW.
o Financiële middelen die geen inkomen zijn, vallen onder vermogen, art 34 BW. Tot
aan de vermogensgrens, lid 3, blijft het vermogen buiten beschouwing. (bezittingen –
schulden = vermogen)
o Redelijkerwijs beschikken: werkzaamheden die op geld waardeerbaar zijn.
o Niet alle middelen worden in aanmerking genomen. De PW kent vrijstellingen, art.
31 lid 2 PW.
3. Noodzakelijke bestaanskosten: de eisen middelen moeten ontoereikend zijn om in de
noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, art. 11 lid 1 PW.
o Algemene noodzakelijke kosten (algemene bijstand), huisvesting, voeding, kleding en
vervoer. Zie art. 14 voor uitsluitingsgronden in de kosten.
o Bijzondere bestaanskosten (bijzondere bijstand), wasmachine, verhuizing, speciaal
dieet, handicap.
4. Uitsluitingsgronden, art. 13 PW. Andere uitsluiting is wanneer er sprake is van een
voorliggende voorziening, art. 15 jo. art. 5 sub e PW. Voorzieningen in de sfeer van de
liefdadigheid (voedselbanken bijv.) gelden in dit geval niet als voorliggende voorziening,
omdat hierop rechtens geen beroep kan worden gedaan. Een voordelige uitzondering in de
hardheidsclausale; o.g.daarvan kan het college van B&W bijstand toekennen aan iemand die
daar geen recht op heeft, art. 16 lid 1 PW.
1
,De belangrijkste verplichtingen bij bijstandsuitkering: je moet er alles aan doen om weer zelf in het
levensonderhoud te voorzien, art. 9 PW. Niet voldaan → maatregel → verlaging uitkering. Verder is
er de informatieplicht; alle inlichtingen verstrekken die van belang kunnen zijn, art. 17 PW. Niet
voldaan → herziening, terugvordering, bestuurlijke boete. Sancties:
• Schriftelijke waarschuwing, art. 18a lid 4 PW.
• Bestuurlijke maatregel – verlaging, art. 18 lid 4 PW.
• Bestuurlijke boete, art. 18a PW.
• Intrekken/herzien begunstigende beschikking, art. 54 lid 3 PW.
Soorten bijstand
Algemene bijstand (H3, art. 19 e.v. PW)
o Bedoel voor levensonderhoud, art. 5 sub b PW.
o Voorziet in kosten die iedereen moet maken.
Het normbedrag is afhankelijk van:
o De leeftijd: 18 jaar tot 21 jaar, 21 jaar tot pensioengerechtigde leeftijd en
pensioengerechtigden;
o De leefsituatie: alleenstaanden (70%), gehuwden (ieders 50%) met of zonder kinderen. Twee
ongehuwden die een gezamenlijke huishouding voeren, worden gezien als gehuwden, art. 3
lid 2 PW.
Het normbedrag wordt bepaald per tijdvak (nu voor 1 januari t/m 1 juli 2021), art. 21 PW. Daarnaast
wordt rekening gehouden met de kostendelersnorm, art. 19a jo. art. 22a PW. De kostendelersnorm
geldt niet voor bijstandsgerechtigden die samenwonen met studenten, commerciële relaties of
jongeren tot 21 jaar.
De bijstandsnorm voor jongeren (onder 21 jaar) staat in art. 20 PW. Voor schoolverlaters kan deze
norm tijdelijk worden verlaagd, art. 28 PW. Tussen 18-27 jaar geldt een wachttijd van 4 weken, art,
41 lid 4 PW. Verder hebben jongeren onder de 17 jaar geen recht op algemene bijstand als ze door
de overheid bekostigd onderwijs kunnen volgen en aanspraak kunnen maken op studiefinanciering,
art. 13 lid 2 sub c PW.
Bijzondere bijstand (H4, art. 35 PW)
o Bedoeld voor korten die:
o Wegens bijzondere omstandigheden;
o Niet in een individueel geval betaald kunnen worden;
o Uit de algemene bijstand of andere minimuminkomen.
Individuele vaststelling: kosten ziekte, verhuis- en inrichtingskosten, woonkostentoeslag,
studiekosten, eigen bijdrage rechtsbijstand, kosten meerderjarigenbewind.
Soms hanteren gemeenten het drempelbedrag, art. 35 lid 2.
Soms categoriale bijzondere bijstand (lid 3):
o Een collectieve aanvullende zorgverzekering, of
o Tegemoetkoming in de kosten van de premie van een collectieve aanvullende
zorgverzekering.
Noodzakelijke vragen bijzondere bijstand:
1. Doen de kosten zich voor? Zo ja:
2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Zo ja:
3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Zo ja:
2
, 4. Kunnen de kosten niet worden voldaan uit de aanwezige middelen? Zo ja:
5. In principe recht op bijzondere bijstand.
Individuele bijstand (art. 36 PW)
Bij wijze van bijzondere bijstand kan ook een individuele inkomenstoeslag worden verstrekt:
o Langdurig een laag inkomen;
o Geen in aanmerking te nemen vermogen;
o Geen uitzicht op inkomensverbetering.
Individuele omstandigheden van het geval: de krachten en bekwaamheden van de persoon, en de
inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
Discretionaire bevoegdheid: eventueel bepaalde groepen (bijv. studenten) uitsluiten.
11.2.5 vormen van bijstand:
• Bijstandsuitkering (meeste), art. 48 lid 1 PW.
• Geldlening of borgtocht, art. 48 lid 2 PW.
• Bijstand in natura (opvang/slaapplaats voor zwerver), art. 57 PW.
11.2.6 Regels voor zelfstandigen; Bbz 2004
Zelfstandigen kunnen beginnende, gevestigde, oudere of arbeidsongeschikte zelfstandigen zijn en
zelfstandigen die hun onderneming binnen twaalf maanden moeten sluiten. Het is een sluitend
systeem: als degene in de zin van het Bbz 2004 wordt aangemerkt als zelfstandige, bestaat er geen
recht meer op algemene bijstand.
Alleen bij tijdelijke inkomensproblemen wordt bijstand verleend. Voor gevestigde zelfstandigen een
jaar (kan verlengd worden met een jaar), art. 18. En bij starters maximaal drie jaar.
De bijstand wordt verleend als een renteloze lening. Kan omgezet worden om niet, wanneer geen
winst gemaakt is eind van het jaar. Als de bedrijfsvoering na het eerste jaar wordt doorgezet, wordt
de renteloze lening omgezet in een rentedragende lening, art. 10 Bbz 2004.
Als onderdeel van steunmaatregelen onder COVID-19 is in april 2020 een bijzondere regeling gestart
voor zelfstandigen; de Tijdelijke Regeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo). De regeling voorziet in
bijstandsverlening voor zelfstandigen wier inkomen onder het bestaansminimum is geraakt.
Verschillen tussen Tozo en Bbz 2004:
• Geen toets op levensvatbaarheid van bedrijf bij Tozo;
• Vermogen wordt buiten beschouwing gelaten bij Tozo;
• Er wordt niet gekeken naar het inkomen van de partner bij Tozo. Bij Tozo2 (verlenging) wordt
wel naar deze toetsing gekeken.
11.2.7 Verplichtingen en sancties
Informatieplicht; art. 17 lid 1 PW, alle feiten en omstandigheden doorgeven die van invloed zijn op
arbeidsinschakeling of recht op bijstand. Zoals:
• Verhuizing, samenwonen, echtscheiding, inkomsten uit bijv. werk, erfenis, vrijwilligerswerk,
krijgen van een kind, cursus, straf.
Plicht gaat in vanaf moment melding. Vaak: elke maand vragenformulier invullen bij gemeente. Bij
schending →
• In geval van opzet bestuurlijke boete, art. 18a lid 1 PW. Boete van max. de hoogte van het
benadelingsbedrag, art. 18a lid 2 PW.
• In geval geen sprake van opzet, dan gedifferentieerde benadering. Vier gradities:
3