SAMENVATTING DIVERSITY, EQUALITY AND
JUSTICE (DEJ) DEELTENTAMEN 2
HOORCOLLEGE 7
STRUGGLES AROUND INEQUALITY AND DIVERSITY
DE REPRODUCTIE EN NORMALISERING VAN ONGELIJKHEID
• Ongelijkheden zijn erg duurzaam, ze worden geproduceerd en gereproduceerd in
dagelijkse interacties (habitus en doing gender). Als we ongelijkheden willen veranderen
vereist dit niet het veranderen van mensen hun gedrag, maar het vereist wel structurele
verandering. En structurele verandering vereist collectieve actie. Dit is een van de
kernzaken volgens Charles Tilly. Omdat het lastig is om aanhoudende ongelijkheden te
veranderen die geïnstitutionaliseerd zijn door onze categorieën en categorisering door
ongelijkheid normaal te maken. Het vereist radicale verandering.
CONFLICT
• Als je kijkt naar alle bestaande ongelijkheden, zoals in: klasse, ras, gender, seksualiteit,
leeftijd, handicap. Dan kan je zeggen dat er in de samenleving een ‘onuitputtelijke
voedingsbodem’ voor conflict is. Er is veel conflict vanwege veel ongelijkheid. Niet alle
ongelijkheden leiden tot collectieve actie en sociale beweging. De centrale vraag in de
theorie der sociale bewegingen is dus: “waarom resulteert een deel van de ongelijkheden in
collectieve actie en sociale bewegingen en andere niet?”.
• Politiek is overal waar beslissingen over kansen/mogelijkheden en verdelingen worden
gemaakt en er tot op zekere hoogte conflict bestaat.
• Articulatie is belangrijk hier. Iemand moet kunnen articuleren dat er een conflict bestaat
en er iets fout gaat en dit effect heeft op een bepaalde groep. Hier kan vervolgens iemand
, verantwoordelijk voor worden gehouden. Deze articulatie zie je goed terug in de manifesten
die we hebben gelezen (Communistisch Manifest, Red Stockings, Zapatista).
STRUGGLES VOOR VERANDERING
• Er zijn een paar kernzaken waar mensen naar vragen of van sociale bewegingen:
o Toegang/macht tot de politiek: er zijn veel groepen die ondervertegenwoordigd
worden in de politiek. Ze willen toegang en willen een deel van de macht.
o Een andere belangrijke eis is formele gelijkheid: gelijke rechten en wetgeving die
zorgt voor anti-discriminatie.
o Herverdeling van middelen: materiële middelen, zoals onderwijs, inkomen,
welvaart.
o Erkenning: het recht om anders te zijn, betwisten van dominante normen.
ONGELIJKE TOEGANG TOT BESTUURSVORM (POLITY) EN
VERTEGENWOORDIGING
• Dahl: “in all human organizations there are significant variations in the participation in
political decisions -variations which in the United States appear to be functionally related
to such variables as concern or involvement, skill, access, socio-economic status,
education, residence, age, ethnic and religious identifications, and some little understood
personality characteristics” (1956, 71-72).
o Dahl stelt hier dat er een grote variatie te zien is in politieke besluitvorming en de
toegang tot politieke besluitvorming. Hij meent dat deze variatie gerelateerd is aan
variatie in vaardigheid, toegang, socio-economische status, onderwijs, woonplaats,
leeftijd, etnische en religieuze identificatie. Als je kijkt naar het citaat, dan zie je de
tijd goed. Hier komen dus de zaken naar voren die in die tijd van belang waren, maar
gender en seksualiteit komen niet naar voren. Klasse komt zeker naar voren, maar
ras bijvoorbeeld weer veel minder.
POLITIEK MET ANDERE MIDDELEN
,• Bachrach and Baratz (1970: 18): "Subordinate groups, because of their insufficient
power resources in relationship to the restrictive political system, are often unable to
convert their demands for change into important political issues. As their grievances grow
... such groups not uncommonly back their demands by the threat of violence or by actual
violence".
o Bachrach en Baratz stellen dat, omdat groepen minder toegang hebben, vanwege
minder middelen en het politieke systeem niet toestaat om deel te nemen, dat we
dan kunnen begrijpen dat deze groepen politiek gebruiken met andere middelen.
Ze zoeken dus andere manieren om een beweringen zichtbaar te maken voor het
publiek. Zo begrijpen we de meeste groepen, aangezien ze weinig middelen
hebben, gebruiken ze eerder geweld of dreigen tot geweld. Dit is omdat hun
klachten vaak ongehoord blijven.
VOORBEELDEN VAN COLLECTIEVE ACTIE
• De gele hesjes → gebruik van de gele hesjes en blokkades.
• March on Washington for Jobs and Freedom (Civil Rights Movement) → geweldloos
verzet, geleerd van Gandhi.
o Uitkomst: Politieke wettelijke verandering. Gelijk stemrecht in de Verenigde
Staten.
• Stonewall → gewelddadig protest, vanwege provocatie. Veel politiegeweld richting
homo’s.
o Uitkomst: niet echt politieke verandering, maar het protest was wel erg zichtbaar
voor het publiek.
• Occupy Wallstreet.
o Uitkomst: niet echt politieke verandering, maar wel echt zichtbaar voor de bune.
KERNVRAGEN IN DE THEORIE VAN SOCIALE BEWEGINGEN
• Waarom resulteren sommige klachten over ongelijkheid in collectieve actie, maar andere
niet?
, • Wanneer leidt collectieve actie tot politieke verandering?
SOCIALE BEWEGING THEORIE
• In de late 19e eeuw en de vroege 20e eeuw zagen we ook al massaprotesten, zoals de
revolutie in Rusland. Er waren veel totalitaire- en arbeidersbewegingen. De elitepolitiek
zagen deze bewegingen als dreigingen en gevaarlijk voor de sociale stabiliteit. Collectieve
actie werd gezien als een bijproduct van sociale transformatie. In de vroege sociale
wetenschapsliteratuur komt dit veel naar voren als begrip voor sociale bewegingen. Een
van de klassieke werken op het gebied van sociale bewegingen (ofwel crowd behavior of
crisis behavior) is geschreven door Gustave Le Bon. Hij stelde dat sociale deprivatie en
exclusie leiden tot een uitbarsting van emoties en woede en uiteindelijk oncontroleerbare
menigten → het is een gevaarlijk iets en we moeten ervoor zorgen dat dit kalmeert omdat
het de samenleving bedreigt.
• Anderen begrepen dit als een product van modernisering, aangezien modernisering leidt
tot transformaties en onzekerheid in de samenleving en mensen voelen zich vervreemd.
Dit is een reactie hierop, daarom is het een symptoom van een probleem in de
samenleving en sociale bewegingen zijn dus een gevaarlijk bijproduct van modernisering.
• Andere sociale wetenschappers, zoals Kornhauser (1959), zagen sociale bewegingen als
iets dat we moeten vermijden, aangezien het de orde (of democratie) verstoord.
Kornhauser stelt dat een goede pluralistische samenleving verschillende intermediaire
organisaties hebben voor burgers om beweringen te maken richting de elite, zoals unies en
politieke partijen. Dit zou de manier zijn hoe eisen uitgesproken dienden te worden aan de
politiek.
KRITIEKEN
• In de late jaren ’60 zagen we veel sociale bewegingen opkomen (studentenprotesten,
vrouwenbewegingen, homobewegingen). Dit veranderde het gezicht van sociale
bewegingen. Hierdoor ontstond er ook een nieuwe golf over de sociale bewegingen
theorie die kritieken hadden op de oude theorieën over sociale bewegingen. Twee