lOMoARcPSD|2668334
, lOMoARcPSD|2668334
Inhoud
1. Alle sociologie begrippen op alfabetische volgorde............................................................................
2. Alle normen en waarden voorbeelden...............................................................................................
COLLEGE WEEK 1 - Uitleg sociologie.......................................................................................................
COLLEGE WEEK 2 - Psychologisme, mensbeeld, cirkelredenering........................................................
COLLEGE WEEK 3 - Normen, waarden, intuïtie, ideologieën, macht.....................................................
COLLEGE WEEK 4 - Positie, status, sociale rollen, stereotypen.............................................................
COLLEGE WEEK 5 - Groepsdynamiek, ongelijkheid, collectiviteit - mobiliteit.......................................
COLLEGE WEEK 6 - Cultuur relativisme, contracultuur, acculturatie....................................................
Oefenvragen.........................................................................................................................................
, lOMoARcPSD|2668334
1. Alle sociologie begrippen op alfabetische volgorde
• Aanzien: waardering voor de wijze waarop iemand invulling geeft aan de positie, hoe iemand
beoordeeld wordt in hoog aanzien staan (veel waardering of respect ondervinden) Acculturatie:
Je een “nieuwe” cultuur eigen maken (hoort bij encultratie).
• Anomie: Situatie waarin de normaal geldende culturele en sociale regels wegvallen,
wetteloosheid
• Cirkelredenering: bepaalde kenmerken afleiden uit gedragingen en vervolgens die kenmerken
weer gebruiken ter verklaring van die gedragingen. Je denkt dat je iets bewezen hebt, maar je
hebt alleen beweerd wat je moest bewijzen.
• Collectiviteit: Een collectiviteit is een groep die dusdanig groot is, dat niet alle leden interactie
met elkaar hebben, maar waarbij nog wel sprake is van gedeelde waarden, doelen en
saamhorigheid.
• Consensus: de leden van een sociale eenheid zijn het ééns over de heersende waarden waardoor
zij gevoelens van saamhorigheid ervaren. situatie dat je samen dezelfde mening hebt, hoeven
niet 100% met elkaar eens te zijn, maar kunnen ook tot een compromis komen.
• Contracultuur: streven politieke doeleinden na, ‘protest’-cultuur
• Cultuur: het min of meer samenhangende geheel van voorstellingen, opvattingen, waarden en
normen die mensen zich als lid van hun maatschappij door middels van leerprocessen hebben
verworven, dat in hoge mate hun gedrag beïnvloedt, waardoor zij te onderscheiden zijn van de
leden van andere maatschappijen. leefstijl van een samenleving; de vorm, inhoud en geestelijke
gerichtheid van menselijk handelen. Gewoonten en (gedrag)regels die bij een groep mensen, een
beschaving en/of een cultuur horen. Voorbeelden zijn voedingsgewoonten, was rituelen,
gebedsrituelen en sociale omgangsvormen.
• Cultuur barbaar: Iemand met weinig benul van culturele zaken en waarden.
• Cultural lag: Cultureel achterop lopen. cultureel achterop lopen. Ontwikkelingen binnen een
cultuur kunnen niet voldoende bijgehouden worden. Bijvoorbeeld: er is nog geen schoolprotocol
over of docenten wel of niet gefilmd/gefotografeerd mogen worden tijdens de les, terwijl het
hebben van bijv. een smartphone en daarmee dagelijkse dingen vastleggen wel als normaal
gezien wordt in onze cultuur. Wanneer je er geen raad mee weet wat betreft culturele
ontwikkelingen.
• Cultuurdrager: In principe ieder persoon, iedereen draagt immers een cultuur met zich mee.
• Cultuuroverdracht: (macro sociologisch) Socialisatie = (micro sociologisch) Komt terug in tijd,
geografische ruimte en sociale ruimte
• Cultuur lag: Het zich in ongelijk tempo ontwikkelen van vroeger samenhangende
cultuurelementen
• Cultureel relativisme: De opvatting dat cultuur gebonden is aan een bepaalde samenleving en
daarom niet zonder meer algemeen geldig kan worden geacht. Cultuur worden als gelijkwaardig
gezien, andere culturen worden gerespecteerd en andere mensen krijgen de ruimte om hun
cultuur te behouden.
• Discriminatie: Het ongelijk behandelen van leden van een groepering op basis van een criterium
dat voor de gegeven situatie niet relevant is.
• Dubbele moraal: eigenschap bij de in-group positief labelen, bij de out-group negatief eenzelfde
persoon (of instelling) dezelfde handeling, uitgevoerd door twee verschillende auteurs, anders
beoordeelt.
• Dwang: Wat je doet om iemand iets te laten doen wat hij of zij niet wil
• Enculturatie: Het aanleren van cultuurkenmerken in de samenleving of het milieu waar je
geboren bent (hoort bij acculturatie).