SWK 7 Orthopedagogiek
Alles wat rood is, is het meest belangrijk.
Inhoud
Hoorcollege 1 Normaal of niet normaal?...............................................................................................2
Hoorcollege 2 Ontwikkelingsniveau.......................................................................................................8
Hoorcollege 3 Zelfregulatie en ADHD...................................................................................................13
Hoorcollege 4 Gedragsproblemen........................................................................................................17
Hoorcollege 5 Autisme.........................................................................................................................21
Hoorcollege 6 Autisme.........................................................................................................................26
1
,Hoorcollege 1 Normaal of niet normaal?
Hoofdstuk 1 & 2 van ‘ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdige’ en collegestof.
Een theoretische reflectie> om onderzoek te kunnen beoordelen.
- Enige kennis van statistiek is nodig om onderzoek op waarde te schatten.
- We proberen evidence based te werken, maar het bewijs is soms flinterdun. > hoe dik/groot
is de evidence?
- Empirische cyclus: je ziet, denkt, voorspelt, voert uit en evalueert.
Een methodische reflectie
- Om te bepalen of iets klopt of niet, gebruik je de empirische cyclus.
- Dat is dé wetenschappelijke methode voor het nemen van een onderbouwd besluit.
Een theoretische reflectie
- In wetenschappelijke toetsing speelt logica altijd een rol.
- De interpretatie van resultaten staat daarmee nooit 100% los van de denkwereld (incl. de
cultuur)van de onderzoeker.
Onderzoek is dus: hypothesen toetsen
1. Je neemt wat waar: observatie
2. Formuleren van een idee over wat je ziet: induceert een hypothese vanuit je
observatie, interpreteren van je observatie.
3. Maakt een voorspelling en kiest instrumenten: operationalisatie
4. Je voert je onderzoek uit: toetsing
5. Je koppelt de gevonden gegevens terug naar je hypothese: evaluatie
Hypothesen toetsen vraagt kritisch denken> logica, kunde en kennis speelt een rol
- Is mijn inductie logisch, op grond van wat we al weten?: Kun je autistisch worden van een
afstandelijke opvoeding?
- Is mijn deductie wel logisch, op grond van wat weten?: Zie je bij een misbruikt kind altijd
concentratieproblemen op school?
- Heb ik juiste en deugdelijke instrumenten gekozen?: Kan ik gedragsproblemen
onderzoeken met alleen een observatie? & Kan ik een angststoornis goed vaststellen met de
DSM?
- Heb ik m’n instrumenten wel goed gebruikt?: Heb ik onbewust suggestieve vragen gesteld?
- Heb ik de gegevens goed verwerkt?: Heb ik de leeftijd van het kind wel goed uitgerekend?
- Volgen mijn conclusies logisch uit de gegevens?: Of heb ik over- of onder geïnterpreteerd?
Hypothesen toetsen
- Doe je om de volgende stap in het zorgproces te onderbouwen: Diagnostiek staat in de
praktijk ten dienste van de hulpverlening.
- Je onderzoekt hypothesen die verschil maken voor je handelen: Bijvoorbeeld: moet ik wel
of geen hulp aanbieden? & Of: is er wel of niet sprake van kindermishandeling?
- Bij complexere vragen doe je een beroep op specialisten: Bijvoorbeeld: is er wel of niet
sprake van autisme?
- Ook als er specialisten aan het werk zijn, lever je je bijdrage: Iedereen in het systeem heeft
zijn eigen perspectief. & Alleen als dat samenkomt, wordt de problematiek begrepen.
Definitie psychodiagnostiek
- Ontwikkelingspsychopathologie (volgens boek)= de wetenschappelijke discipline die
onderzoekt hoe psychische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
- Geschiedenis beïnvloedt de ervaringen en ervaringen beïnvloeden de geschiedenis.
2
, - Of de ontwikkeling van een kind goed verloopt hangt af van het kind, de omgeving en de
opvoeding.
- (volgens docent) Alle activiteiten die erop gericht zijn om een persoon, gezin of ander
systeem te onderzoeken met het oog op het verkrijgen van inzicht in de situatie en/of het
kunnen beslissen hoe te
handelen. Psychodiagnostiek betreft alle diagnostiek in het domein van psychosociale
problematiek, inclusief de neuropsychologische en psychosomatische aspecten daarvan –
onafhankelijk van discipline of referentiekader. Het verwijst dus niet naar activiteiten specifiek
door psychologen of op grond van kennis uit het domein van de ontwikkelingspsychologie.
Dynamisch gezichtspunt
- Bepaald gedrag wordt bekeken aan de hand van de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het
kind.
- Verschillende factoren beïnvloeden op verschillende momenten zowel het ontstaan als het
beloop van gedrag:
1. Kind gebonden factoren: sekse, leeftijd, intelligentie, impulsbeheersing.
2. Ouder- en gezin gebonden factoren: opleiding, inkomen,
opvoedingsvaardigheden, inkomen.
3. Maatschappij- en omgeving gebonden factoren: sociale ongelijkheid,
welvaart, onderwijs, televisie, sociale media, culturele normen en waarden.
Definitie diagnose
Beschrijving of definitie van een probleem of situatie met het oog op het nemen van een
beslissing die relevant is voor de handeling voor het oplossen van het probleem.
Persoonlijke- professionele reflectie
- Iedere discipline kan z’n eigen bijdrage leveren aan diagnostiek: van de kleuterjuf tot en
met de psychiater: durf je iets en hoe integreer je dat.
- Verantwoord werken vraagt doorlopende reflectie: kan je samenwerken, hoe ga je om met
stress etc.
Een kwantitatieve manier van beoordelen
- Frequentie: het gebeurt buitensporig vaak (een statistisch criterium)
- Duur: hoe langer een probleem bestaat, hoe lastiger te veranderen
- Ontwikkelingsverloop: grote disharmonie, of een ‘knik’ in de ontwikkeling, of langdurige
terugval
- Intensiteit: het is opvallend heftig, met grote gevolgen (afwijking ideaal)
- Omvang: het komt in meerdere situaties voor
- On-gebruikelijkheid: het komt op deze leeftijd, op dit ontwikkelingsniveau, in deze fase, of
bij deze sekse, of in deze groep maar weinig voor: een statistisch criterium
(ontwikkelingspsychologisch, sociologisch, sociaal-cultureel)
- Lijden: iemand (of zijn omgeving!) voelt zich erg ongelukkig
(afwijking van het ideaal)
- Onvrijheid: iemand is de macht over zichtzelf kwijt
- On-invoelbaarheid: je kan je er niet in inleven; je raakt het contact kwijt
- Sterke afwijking van het maatschappelijk ideaal, verbonden aan risico’s voor lichamelijke,
geestelijke en sociale ontwikkeling
- Een herkenbaar beeld: er is een samenhangend patroon van verschijnselen (symptomen)
dat verbonden is met problemen in de ontwikkeling (proces) waarvan bekend is dat het niet
vanzelf over gaat (prognose)
3