Samenvatting materieel
strafrecht
Week 1 – Inleiding
Materieel strafrecht = geeft aan welke gedragingen strafbaar zijn en welke straf daarop staat ->
bestaat uit strafbaarstellingen (delictsomschrijving+sanctienorm), algemene leerstukken van
strafrechtelijke aansprakelijkheid en sanctierecht.
Materieel strafrecht komt tot uiting in formele strafrecht, want dan wordt bepaald of bevoegdheden
worden ingezet -> opportuniteitsbeginsel = het besluit om wel of niet te vervolgen, vormt
corrigerende werking op materieel strafrecht.
Verschillende bronnen binnen het materiële strafrecht:
Internationale verdragen (hoogste gezag)
EU-regelgeving
De wet
(inter)nationale rechtspraak
Codificatieverbod (art. 107 GW) = strafrecht moet in algemene wetten zijn geregeld.
Wetboek van strafrecht ontwikkeling sinds 1886: Moderne richting kwam op (door
verenigingstheorie meer aandacht voor persoon van de dader en strafdoelen), aandacht voor
nieuwe vormen van criminaliteit dmv technische ontwikkelingen,
internationalisering/europeanisering, nadruk op veiligheid -> maar nog steeds eenvoudig, veel
rechterlijke interpretatie- en straftoemetingsvrijheid (dus liberaal/terughoudend).
Criteria strafbaarstelling: schadebeginsel + schending van rechtsbelangen.
Legaliteitsbeginsel (komt terug in week 2) = het handelen van de overheid moet een basis in de wet
hebben en wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast.
Lex certa = duidelijke wetgeving, geen open termen
Lex scripta = plaats in Nederlandse wet
Verbod van terugwerkende kracht = niet vervolgen voor een delict dat nu strafbaar is, maar
op het moment van plegen nog niet strafbaar was
Verbod van analogie = rechter mag de wet niet te ruim interpreteren (geen gebruik maken
van een andere bepaling die lijkt op het delict).
Er zijn verschillende soorten delicten:
1. Formeel omschreven delict = de gedraging is strafbaar gesteld.
Materieel omschreven delict = het gevolg staat omschreven in de delictsomschrijving en dat
is dus strafbaar gesteld.
2. Gekwalificeerd delict = de straf ligt hoger dan die van het gronddelict door strafverzwarende
omstandigheden.
Geprivilegieerd delict = de straf ligt lager dan die van het gronddelict door verzachtende
omstandigheden.
3. Commissiedelict = het handelen veroorzaak het delict.
Omissiedelict = het nalaten veroorzaakt het delict.
Oneigenlijk omissie/commissiedelict = de delictsomschrijving kan vervuld worden door
handelen en nalaten.
Culpoze delicten in de wet: schuld, onachtzaamheid, gebrek aan nodige omzichtigheid/voorzorg,
redelijkerwijze moetende vermoeden, ernstige reden hebbende om te vermoeden.
,Doleuze delicten in de wet: opzettelijk, wetende dat, oogmerk, ingeblikt opzet (opzet zit in het
woord, bv. verzet, mishandeling, opruiing, seksueel binnendringen).
Delictsomschrijving: bestanddelen + elementen
Bestanddeel: moeten worden bewezen
Elementen: verondersteld, kunnen worden aangetast door strafuitsluitingsgronden (dan
OVAR) verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid
Absoluut ondeugdelijke poging = gedraging kan niet zorgen voor een strafbaar gevolg en is dus ook
niet strafbaar.
Relatief ondeugdelijke poging = gedraging kan door omstandigheden niet zorgen voor een strafbaar
gevolg en is dus wel strafbaar.
Literatuur
Ius puniendi = het recht van de overheid om burgers te straffen op grond van normschendingen.
Strafrecht probeert ongerichte wraak/eigenrichting te voorkomen en heeft als belangrijke functie om
de veiligheid en het ordelijk verloop van de samenleving te bewaken door bepaalde
schadelijke/gevaarlijke menselijke gedragingen tegen te gaan dmv vervolging en bestraffing.
Materiële strafrecht: 1) welke gedragingen zijn onder welke omstandigheden strafbaar (de algemeen
geldende bepalingen), 2) waaruit bestaan de straffen (het sanctiestelsel) en 3) onder welke
voorwaarden mag het strafrecht worden toegepast.
Formele strafrecht/strafprocesrecht bevat voorschriften die bepalen langs welke wet het materiële
strafrecht zich dient te verwezenlijken.
Nieuwe wetboek van strafrecht in 1886 (daarvoor Franse Code Pénal): rekent af met zeer
onvaderlandse sancties zoals levenslange dwangarbeid en deportatie, eenvoud in tweedeling van
strafbare feiten, vrijheidsstraf belangrijkste strafsoort, rechtvaardigheid dienen door straf aan te
laten sluiten bij zwaarte delict en andere veroordeelden, grote vrijheid aan de rechter,
kernbegrippen ontwikkeld door jurisprudentie (allemaal passend bij Klassieke Richting).
Tegenwoordig: strafrecht compromis tussen Klassieke Richting en Moderne Richting ->
verenigingstheorie = vergelding is grondslag voor straf en bepaalt proportionaliteit, maar straf wordt
ook bepaald door gedragskundige doelen.
Bijzonder strafrecht = indien wettelijk wordt afgeweken van het Algemeen Deel vanwege het
bijzondere karakter van een bepaald strafrechtelijk gebied (bv. militaire strafrecht en de Wet
Economische Delicten).
Commune strafrecht = alles wat zonder meer onder de werking van het Algemeen Deel van het
wetboek valt.
Ultimum remedium-karakter = strafrecht wordt bestempeld als uiterste redmiddel (past goed bij de
terughoudendheid van de strafrechtscultuur)
Strafrecht exorbitant, want volgt na de feiten en kan slecht beperkt bijdragen aan het herstel
daarvan
Opportuniteitsbeginsel = strafrechter kan ten aanzien van elk strafbaar feit afzien van het opleggen
van een straf of maatregel of volstaan met een uiterst lage straf.
Rechtsdelict = strafbaarstelling omvat de schending van normen die de bescherming van onze meest
essentiële rechtsgoederen (integriteit leven en lichaam, zedelijkheid, eigendom, persoonlijkheid etc.)
Wetsdelict = strafbaarstelling van de schendingen van normen die de ordening van de samenleving
ondersteunen en niet zo diep ingrijpen op de gewetensfunctie van de mens (veel oppervlakkiger).
Dit onderscheid valt min of meer samen met het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen.
Dit heeft consequenties op het gebied van absolute competentie en materieelrechtelijk. De
, omschrijving van misdrijven (zeker klassieke misdrijven) bevatten een bestanddeel dat opzet of
schuld uitdrukt, wat juist bij overtredingen ontbreekt.
Strafbepaling bestaat uit delictsomschrijving + sanctienorm -> Karl Binding maakt scherpe
tegenstelling tussen gedragsnorm (materiële norm) en de norm betreffende de sanctie (richt zich
niet tot de burger maar tot de autoriteiten).
Absolute vergeldingstheorieën: misdrijf vormt grondslag van de straf, dus het doel is ondergeschikt.
Klassieke Richting: wederom het beginsel van vergelding als grondslag van straf, maar essentieel
uitgangspunt is de gedachte van het sociale contract. Straf is zowel vergeldend als proportioneel.
Relatieve of doeltheorieën: rechtvaardiging van de straf ligt in het doel daarvan (rechtsgrond
bepaald door het doel in plaats van het doel door de rechtsgrond).
Moderne Richting: speciale preventie is doorslaggevend bij de strafmaat, dus straffen zo veel
mogelijk toesnijden op persoon van de dader en gepleegde delict.
Verenigingstheorieën: vergelding vormt grondslag/rechtvaardiging voor straf, maar biedt
bescherming aan verdachte vanwege proportionaliteit.
Paternalistisch-humaan strafrecht (na WOII): meer nadruk op maatschappelijke doelgerichtheid,
maar verschillende thema’s (uiting van de geest van de tijd)
Utrechtse school: geïntegreerde strafrechtwetenschappen met voorwaarde voor een op de
persoon des daders toegesneden geïndividualiseerd strafrecht. Weerspiegelen het concept
van een verenigingstheorie.
De school van M.P. Vrij: subsocialiteit staat centraal = dader eigent zich beschikking over de
gelding van het recht toe, zodat hij zich moet verantwoorden, maar veroorzaakt ook een
verstoring van de maatschappelijke gesteldheid. Er zijn 4 subsociale gevolgen:
herhalingsgedrag delinquent, onvoldaanheid slachtoffer, neiging tot navolging van derden en
ontdaanheid van vierden. Grondslag voor opleggen van maatregelen wanneer straf niet
mogelijk is, maar wel maatschappelijk wenselijk is.
Juridisering en welzijn: belangrijk hoe de wraak- en vergeldingsgevoelens onder elkaar vorm
worden gegeven. Reductie van strafrecht, helde over naar abolitionisme.
Nieuwere ontwikkelingen: meer aandacht voor de positie, rechten en belangen van het slachtoffer
(emotionele wens om serieus genomen te worden, behoefte aan informatie en aan
schadevergoeding), verzakelijking van strafrecht waarbij nadruk weer meer op vergelding kwam,
nieuwe wetgeving door internationaal georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit,
ontstaan bestuursstrafrecht als tussenvorm van strafrecht en bestuursrecht, invloed van Europees
strafrecht neemt toe.
Materiele harmonisatie = recht van een lidstaat wordt dusdanig afgestemd op Europese normen, dat
deze normen adequaat gehandhaafd kunnen worden.
Formeel harmonisatie = afstemming met betrekking tot politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken (wederzijdse erkenning).
Week 2 – Legaliteit en wederrechtelijkheid
Drie dimensies voor het begrip strafbaar feit
1. Historische strafbare feit = vaststaande wettelijke definities van strafbare feiten, dus
gedraging van iemand binnen bepaalde context is strafbaar omdat de wet dit zo omschrijft.
2. Wettelijk strafbare feit = inhoud van de delictsomschrijving in de strafbepaling inclusief de
algemene bepalingen uit het eerste boek.
3. Juridisch strafbare feit = als het historische feit dat de delictsomschrijving vervult
daadwerkelijk voldoet aan de andere eisen van de strafrechtsdogmatiek.